In deze zaak vordert de eiseres, een huurder van een sociale huurwoning, ontruiming van haar woning door de gedaagden, die de woning onderhuren. De eiseres heeft de woning sinds februari 2021 gehuurd van Woningstichting De Alliantie en heeft toestemming gekregen om de woning tijdelijk aan een derde in huisbewaring te geven. Echter, de eiseres heeft de woning tegen betaling aan de gedaagden verhuurd, wat leidt tot een geschil over de kwalificatie van de overeenkomst als onderhuurovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een onderhuurovereenkomst en dat de eiseres de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik. De belangenafweging valt in het voordeel van de eiseres uit, omdat zij de woning nodig heeft om te voldoen aan de voorwaarden van de woningcorporatie voor een woningruil. De rechtbank wijst de vordering tot ontruiming toe, met een ontruimingstermijn tot 1 oktober 2025, en legt een dwangsom op voor het geval de gedaagden niet voldoen aan de ontruimingsverplichting.