ECLI:NL:RBMNE:2025:4118

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
16.355364.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld gepleegd door verdachte en medeverdachten

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met twee anderen een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats in de nacht van 14 augustus 2024 in Almere, waarbij geweld is gebruikt tegen het slachtoffer, een 73-jarige man. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de overval, maar heeft betwist dat er met een mes is gedreigd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de verdachte gewogen, evenals forensisch bewijs, waaronder DNA-mengprofielen op tape die bij de overval zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade heeft vastgesteld op €6.000,- en de materiële schade op €177,93. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandeling voor verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.355364.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. S.K. Lanning – Stein en van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van wat door mr. I.L.A. Kamphuijs, advocaat in Almere, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 14 augustus 2024 in Almere met anderen in de nacht in/uit een woning, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , goederen heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte (partieel) moet worden vrijgesproken van het gewelddadig binnentreden van de woning en het tonen van een mes (eerste en tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft de ten laste gelegde woningoverval bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 januari 2025, genummerd MD2R024117-414, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 14 augustus 2024, genummerd PL0900-2024255839-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [3] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2024, genummerd MD2R024117-314, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland. [4]
Bewijsoverwegingen
Verklaringen
Aangever heeft verklaard dat een man, die voor de deur van de woning van aangever om hulp vroeg, met kracht deze deur heeft opengeduwd. Bij binnenkomst van de woning hield de man direct een mes voor de keel van aangever. Nadat aangever werd gedwongen de eerste verdieping op te lopen, duwde de man hem op de grond en dreigde hem te steken met zijn mes. Vervolgens plakte de man tape over de mond van aangever en trok hij de ketting van zijn nek. Aangever, die met deze overvaller op de eerste verdieping was, hoorde geluiden op de begane grond.
Hierdoor kreeg aangever de indruk dat de man die hem had overvallen niet alleen was. Uiteindelijk zijn er meerdere goederen, waaronder sieraden en horloges, uit de woning gestolen.
Verdachte bekent dat hij de woningoverval heeft gepleegd. Hij had het plan hiervoor samen met een medeverdachte bedacht en is vervolgens samen met twee andere personen de woning van aangever binnengegaan. Aangever zou verdachte en de twee anderen hebben binnengelaten. Volgens verdachte is de deur van aangever niet met kracht opengeduwd. Ook is er geen mes getoond en is hier ook niet mee gedreigd, aldus verdachte. Wel is aangever door één van de andere overvallers op de grond geduwd en is er tape op zijn mond geplakt. Ook verdachte zelf heeft geprobeerd tape over de mond van aangever te plakken. Verdachte heeft niet gezien dat er een ketting van de nek van aangever is getrokken. Wel zijn er andere goederen uit de woning weggenomen.
Forensisch bewijs
De rechtbank overweegt dat uit forensisch onderzoek is gebleken dat op de aangetroffen stukken tape op de eerste verdieping meerdere DNA-mengprofielen zijn aangetroffen. Op één stuk tape is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. Op een ander stuk tape dat is aangetroffen in de slaapkamer is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van medeverdachte [medeverdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. Daarnaast is op het midden van de rugzijde (buitenkant) van het overhemd van het slachtoffer een DNA-mengprofiel aangetroffen en onderzocht. Hieruit volgt dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat van aangever en medeverdachte [medeverdachte 2] , dan wanneer het DNA afkomstig is van aangever en een willekeurige onbekende persoon.
Conclusie
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de verklaring van aangever niet geheel past in de objectieve onderzoeksresultaten van het DNA-onderzoek. Aangever heeft immers verklaard dat slechts één persoon hem in de woning (agressief) benaderde en dat hij geen andere personen heeft gezien. Op grond hiervan zou het in de rede liggen dat enkel het DNA van één van de verdachten zou worden aangetroffen op de stukken tape en het overhemd van aangever. Aangever verklaart immers dat hij boven aan de trap is geduwd en dat er door diezelfde persoon op de eerste verdieping tape over zijn mond is geplakt.
Er wordt echter van drie verdachten DNA aangetroffen op goederen die op de eerste verdieping zijn gevonden, waaronder op twee verschillende stukken tape. Aangezien de verklaring van aangever niet (geheel) overeenkomt met dit objectieve bewijs, zal de rechtbank terughoudend omgaan met de verklaring van aangever en zal zij voor de ten laste gelegde geweldsgedragingen beoordelen of er in het dossier steunbewijs aanwezig is.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever dat hij op de grond is geduwd en dat er stukken tape over zijn mond zijn geplakt, wordt ondersteund door de verklaring van verdachte zelf en door de resultaten van het DNA-onderzoek. Voor de andere ten laste gelegde geweldshandelingen, te weten het met kracht openen van de deur, het tonen van een mes (en hiermee te dreigen) en een ketting van de nek van aangever trekken, waarover aangever heeft verklaard, is geen steunbewijs. Hiervan zal de rechtbank verdachte daarom partieel vrijspreken. Voor het overige kan het tenlastegelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 augustus 2024 te [woonplaats] tussen omstreeks 00:35 uur en 00:50 uur tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan de [adres] een telefoon, autosleutel, scootersleutel, horloges, sieraden, laptops, een babyfoon, cadeaubonnen, een pasjeshouder, pasjes en kentekenbewijzen, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- die [slachtoffer] op de grond te duwen;
- stukken tape op/over de mond van die [slachtoffer] te plakken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening;
- een vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr): een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en een locatieverbod ten aanzien van de straat waarin het slachtoffer woont, te weten de [straat] in [woonplaats] , met per overtreding drie dagen hechtenis, met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen
toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de
vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het gegeven dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het gepleegde feit vindt zijn oorzaak in gokschulden. Verder heeft verdachte zijn leven op orde. De kans op recidive is laag, maar het gevaar dat verdachte terugvalt in zijn gokverslaving blijft een risico.
Verder moet er rekening mee worden gehouden dat verdachte verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en spijt heeft. Verdachte is bereid zijn persoonlijke problemen aan te pakken en zijn gedrag te veranderen. Hij kan na zijn detentie aan de slag als kapper.
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan vijftien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (met uitzondering van het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 2] , de neef van verdachte), op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich met twee andere personen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Verdachte en zijn mededaders hebben dit slachtoffer bewust uitgekozen vanwege zijn kwetsbaarheid en hebben met hem via een datingapp onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt. Vol vertrouwen heeft het slachtoffer de deur geopend en vervolgens is hij overvallen. Het slachtoffer, destijds drieënzeventig jaar, is bij deze nachtelijke overval op de grond geduwd en kreeg door de overvallers tape op zijn mond aangebracht. Bij de woningoverval zijn veel waardevolle goederen, waaronder sieraden, horloges en laptops, weggenomen. De weggenomen sieraden hadden, naast materiële waarde, ook een grote emotionele waarde voor het slachtoffer. Zo waren veel sieraden van zijn overleden partner. Deze sieraden en andere weggenomen goederen zijn door de verdachten verkocht dan wel weggegooid en kunnen dus niet meer worden achterhaald. Het slachtoffer zal deze tastbare herinnering aan een overleden dierbare dus nooit meer terug krijgen.
Door aldus te handelen heeft verdachte veel leed en verdriet veroorzaakt bij het slachtoffer, wat onder meer blijkt uit de verklaring die in het kader van het spreekrecht naar voren is gebracht en zoals ook blijkt uit de toelichting die is gegeven op de vordering tot schadevergoeding. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank heeft ter terechtzitting vernomen dat de gebeurtenis tot op de dag van vandaag hevige emoties bij het slachtoffer oproept en nog steeds van grote invloed is op zijn leven. Verdachte en zijn medeverdachten hebben in het geheel niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat zij bij het slachtoffer hebben teweeggebracht en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Bovendien veroorzaken dit soort feiten onrust in de directe omgeving van een slachtoffer, maar ook binnen de gehele maatschappij, waarbij het gevoel van veiligheid wordt aangetast. Een woning is immers bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen.
Op te leggen straf
Uitgangspunt
Gelet op de aard en ernst van het feit, kan in beginsel niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt hierbij rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor een woningoverval met licht geweld/bedreiging, waar in deze zaak sprake van is, uit van een gevangenisstraf van drie jaar.
Strafverzwarende omstandigheden
Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte mede de initiator van de woningoverval was en dat hij deze met twee anderen heeft gepleegd. Hierdoor hadden de overvallers in elk geval in aantal een groot overwicht op het oudere slachtoffer. Daarnaast is de overval in de nachtelijke uren gepleegd. Dit zijn allemaal strafverzwarende omstandigheden.
Proceshouding
Nadat verdachte zich in november 2024 nog op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft hij in januari 2025 een verklaring afgelegd over wat er volgens hem is gebeurd. Ook ter terechtzitting heeft verdachte opening van zaken gegeven over zijn handelen. Hiermee heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn acties. Daarnaast heeft verdachte spijt betuigd. Deze spijtbetuiging kwam oprecht over op de rechtbank. De rechtbank zal de proceshouding van verdachte daarom enigszins in strafmatigende zin meewegen.
Blanco strafblad
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 januari 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank weegt het strafblad van verdachte daarom niet in strafverzwarende, maar ook niet in strafmatigende zin mee.
Reclasseringsadvies
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 30 juni 2025 staat onder meer het volgende:
Betrokkene is iemand die vrij jeugdig overkomt. Op zijn twintigste kreeg hij de beschikking over een ruim inkomen omdat hij een goed draaiende [zaak] had. Hij had nog onvoldoende geleerd hoe hij op een verstandige manier met dat geld kon omgaan en ging ermee gokken. Dit werd een verslaving en hij ontwikkelde schulden. De druk van deze schulden samen met zijn trots waardoor hij geen hulp zocht, hield het gokken in stand en raakte hij verder in de problemen. Vanuit die druk ontstond het idee voor de overval. (…) Betrokkene heeft, buiten het gokprobleem en de daarmee samenhangende financiële problemen, zijn leven op orde. Hij kan weer bij zijn ouders wonen en heeft uitzicht op werk. Hij wordt gesteund door zijn gezin en vriendin.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een meldplicht, ambulante behandeling door een forensische verslavingskliniek en een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten als bijzondere voorwaarden.
Ter zitting heeft verdachte verklaard te willen meewerken aan de eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
Conclusie
Alles overwegende doet de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht aan de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Gelet op de proceshouding van verdachte, zal de rechtbank verdachte in vergelijking met zijn medeverdachten evenwel de laagste straf opleggen.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van zesendertig maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden en zal dit aan verdachte opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank staan bij de straftoemeting een juiste normbevestiging en genoegdoening aan het slachtoffer op de voorgrond als strafdoelen, naast (algemene en speciale) preventie.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient om verdachte de noodzakelijke begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen om het risico dat verdachte in de toekomst opnieuw de fout in gaat te verminderen. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, met uitzondering van het geadviseerde contactverbod met de medeverdachten (wel een contactverbod met het slachtoffer). De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank wordt immers niet voldaan aan het wettelijke vereiste van artikel 14e Sr.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v Sr, bestaande uit een contact- en locatieverbod, niet opleggen. Ook in dit geval is de rechtbank van oordeel dat niet wordt voldaan aan het wettelijke vereiste, zoals neergelegd in lid 4 van artikel 38v Sr. Wel zal de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, een contactverbod met aangever in de vorm van een bijzondere voorwaarde opleggen.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen stukken tape verbeurd verklaren.
Met behulp van deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen mobiele telefoons en laptops.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.677,93. Dit bedrag bestaat uit € 177,93 materiële schade (aanschaf camera’s en lampen ter beveiliging van zijn woning) en € 8.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en volledig toewijsbaar (hoofdelijk), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (hoofdelijk) met bijhorende dagen gijzeling.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de materiële schade. Verdachte heeft aangegeven dat hij deze schade wil vergoeden.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht het te betalen bedrag te matigen naar € 5.000,-. De aangehaalde uitspraken door de advocaat van de benadeelde partij zijn dusdanig anders dat die niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. Deze schade is onderbouwd, niet betwist en het gevorderde bedrag van € 177,93 is daarom toewijsbaar.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de woningoverval nog altijd een forse impact heeft op het leven van de benadeelde partij. Bij de benadeelde partij zijn naar aanleiding van het incident psychische klachten, zoals PTSS, geconstateerd. Hiervoor is hij in behandeling bij een psycholoog en volgt hij onder meer EMDR-therapie.
Dat de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast en daar psychische schade aan heeft overgehouden blijkt uit de bij de vordering overgelegde stukken, maar ligt – gelet op de aard en de ernst van de normschending – ook voor de hand. De benadeelde partij komt dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van
€ 6.000,-. Daarbij heeft zij gelet op beslissingen in soortgelijke zaken. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de (hoofdelijke) verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.177,93. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 65 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat door verdachte en/of zijn mededaders wordt op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Wettelijke rente
Ten aanzien van de toegewezen schadevergoeding zal ook de wettelijke rente worden toegewezen. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op de datum waarop de schade is geleden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland (088-8041401). Hij houdt zich aan de daar gemaakte afspraken rondom meldplichten. In de meldplichtgesprekken zal gesproken worden over de mogelijkheid van herstelbemiddeling. Zo mogelijk zal betrokkene daarbij begeleid worden;
* zich laat behandelen door een forensische verslavingskliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering in afstemming met de behandelaar nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1951] in [geboorteplaats] . De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- geeft de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van het contactverbod;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Plakband (Omschrijving: PL0900-2024255839-3388794);
  • 1 STK Plakband (Omschrijving: PL0900-2024255839-3388799);
  • 1 STK Plakband (Omschrijving:PL0900-2024255839-3388801);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2024255839-3435571, Wit, merk: Samsung);
  • 1 STK Computer (Omschrijving: PL0900-2024255839-3435580, Grijs, merk: Hp Elitebook 2540p);
  • 1 STK Computer (Omschrijving: PL0900-2024255839-3435584, Zwart, merk: Hp Probook);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2024255839-3435598, Zwart, merk: Iphone 13);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2024255839-3435622, Zwart, merk: Iphone 8);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2024255839-3435627, Grijs, merk: Iphone 11 pro max);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag € 6.177,93 bestaande uit € 177,93 materiële schade en € 6.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 augustus 2024 over een bedrag van € 6.000,-;
  • vanaf 25 augustus 2024 over een bedrag van € 37,98;
  • vanaf 30 augustus 2024 over een bedrag van € 139,95,
tot de dag van de algehele voldoening;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 6.177,93 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 augustus 2024 over een bedrag van € 6.000,-;
  • vanaf 25 augustus 2024 over een bedrag van € 37,98;
  • vanaf 30 augustus 2024 over een bedrag van € 139,95,
tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 65 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, en mrs. N. van Esch en R.W. Nederveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2025.
De voorzitter is buiten staat het vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 augustus 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland, tussen
omstreeks 00:35 uur en 00:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) een telefoon, autosleutel,
scootersleutel, een of meer horloges, een of meer sieraden, een of meer laptops, een
babyfoon, een of meer cadeaubonnen, een pasjeshouder, een of meer pasjes, een of
meer kentekenbewijzen en/of een printer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- de deur van voornoemde woning (met kracht) open te duwen en/of die [slachtoffer]

(met kracht) naar achteren te duwen,

- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, dreigend aan die [slachtoffer] te

tonen en/of nabij de keel van die [slachtoffer] te houden,

- die [slachtoffer] op de grond te duwen en/of een of meermalen te zeggen: “stil of ik

steek”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,

- een of meer stukken tape op/over de mond van die [slachtoffer] te plakken en/of
- de ketting van de nek van die [slachtoffer] te trekken.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2025, genummerd MD2R024117 / GLADIOOL, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 524 (procesdossier deel 1 en deel 2) en het proces-verbaal van 24 maart 2025 met hetzelfde onderzoeksnummer, doorgenummerde pagina’s 525 t/m 531 (aanvullend procesdossier). Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 83 t/m 89.
3.Pagina’s 119 t/m 123.
4.Pagina’s 226 t/m 233.