ECLI:NL:RBMNE:2025:4119

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
16.318052.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld door verdachte en medeverdachten

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats in de nacht van 14 augustus 2024 in Almere, waarbij geweld is gebruikt tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer hebben geduwd, tape op zijn mond hebben geplakt en goederen uit de woning hebben gestolen, waaronder sieraden en elektronica. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die het slachtoffer heeft geleden. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.318052.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. S.K. Lanning – Stein en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat in Almere, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft verder kennis genomen van wat door mr. I.L.A. Kamphuijs, advocaat in Almere, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 14 augustus 2024 in Almere met anderen in de nacht in/uit een woning, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , goederen heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een
proces-verbaal van aangifte (met bijlage)door [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 augustus 2024 omstreeks 00:30 uur bevond ik mij in mijn woning. Ik woon in een rijtjeswoning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik hoorde dat er werd aangebeld. De persoon die voor de deur stond kwam mijn woning binnen. Op de eerste etage werd ik door de persoon op de grond geduwd. Ik zag en voelde dat er een stuk tape op mijn mond werd geplakt door de persoon. Ik zag en voelde dat er een tweede stuk tape over mijn mond werd geplakt. Ik heb de persoon verteld waar de juwelen lagen. Ik zag dat de persoon de slaapkamer inliep en lades begon open te trekken. Ik zag dat de persoon naar mijn kast toeliep in de slaapkamer en ook hier alle kasten open trok. Ik hoorde dat de persoon in de woonkamer ook alle deuren en kastjes opentrok. Ik hoorde de personen vragen waar de sleutel van de achterdeur was. Ik heb de persoon verteld waar deze sleutel lag. Ik had het gevoel dat er meerdere personen in mijn woning waren. Dit omdat ik op de begane grond geluiden hoorde terwijl de persoon nog op de eerste etage bij de trap stond. Ik zag dat het in de woonkamer een grote puinhoop was en dat alle lades en deuren opengetrokken waren. In de woonkamer zag ik dat mijn twee laptops, portemonnee en mijn telefoon weg waren genomen. Ik ben de logeerkamer in gelopen en zag hier dat de camera van de babyfoon weg was genomen. Ook zag ik dat mijn autosleutel en mijn scootersleutel waren weggenomen. [2]
De informatie in de bijlagen van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende tekst:
Bijlage goederen:
- horloge, twee stuks;
- computer (notebook), twee stuks;
- telefoon, Samsung;
- tweemaal gouden ring heren en damesring 18 karaats;
- ring gebouwd uit 9 gouden buisjes elke buisje met diamant;
- gouden damesring met diamantje;
- ring heren 18 karaats met diamantje;
- gouden trouwring vader;
- gouden ring met verhoging + twee diamantjes;
- gouden ketting 18 karaats;
- gouden trouwring moeder;
- gouden bedel met diamantje;
- diverse juwelen goud en zilver;
- babyfoon;
- scooter- en autosleutel;
- cadeaubon, twee stuks. [3]
Een
proces-verbaal van aanvullend verhoorvan aangever [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: U gaf aan dat ook uw portemonnee met inhoud was gestolen. Wat zat hier zoal in?
A: Het was eigenlijk geen portemonnee het was meer een pasjes houder. Hierin zaten de volgende passen: bankpas van de ING, creditcard van de ING, mijn rijbewijs, kentekenbewijs van de scooter [kenteken] , kentekenbewijs van de auto [kenteken] , (oude) vispas en pasje van de jeu de boules club. [4]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het slachtoffer [slachtoffer] gaf aan dat hij bovenaan de trap een duw in zijn rug gekregen had. Het slachtoffer kwam op zijn zij terecht en werd toen door de overvaller op zijn rug geduwd waardoor hij op zijn buik kwam te liggen. De overvaller ging vervolgens op zijn billen/onderrug zitten en hield zo het slachtoffer in bedwang. [5]
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De medeverdachte en ik hebben dit eigenlijk samen bedacht. Dit kun je ook zien in de chats.
We zijn met z’n drieën binnengelaten. We zijn naar boven gegaan. We hebben sieraden meegenomen. De medeverdachte vroeg de sleutel van de achtertuin. Ik had die tape meegenomen. De derde verdachte deed heel veel tape op zijn hoofd. Een medeverdachte heeft het slachtoffer geduwd. De overval heeft tien tot twaalf minuten geduurd. [6]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij verdachte [medeverdachte 1] werd in zijn slaapkamer onder zijn matras een Iphone 11 Pro Max aangetroffen. In deze telefoon zijn verschillende chatberichten, foto’s en overige gebruikersgegevens aangetroffen, waaruit vastgesteld kan worden dat de gebruiker van de telefoon verdachte [medeverdachte 1] betreft.
Ik zag in de telefoon dat er op 12-08-2024 vanaf 12:41 uur een zeer opvallend gesprek gevoerd was tussen twee contactpersonen, welke na onderzoek verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] betroffen. Ik zag dat een chatgesprek was gevoerd tussen onderstaande telefoonnummers / namen van de verdachten:
• [telefoonnummer] Mijn nummer (owner) [e-mail adres] @outlook.com
• [telefoonnummer] [verdachte]
Resumé gesprek:
Ik zag dat er in het gesprek van 12 augustus 2024 gesproken werd over dat [medeverdachte 1] een plan zou hebben. Ze bespreken dat het op een afgelegen plek moet. [verdachte] stuurt om 13:13 uur: “Ik zit nu op die site". (…) [verdachte] vervolgt wederom met de woorden: “Ik moet vandaag wat slaan". Ik zag dat er vanuit [medeverdachte 1] twee afbeeldingen waren gestuurd waar een profiel op www. [website] .nl werd weergegeven. (…) Te zien was dat er een chatgesprek was gevoerd met
een profiel met de naam “ [profielnaam] ” en een ander profiel. (…) Het gesprek gaat verder met dat [medeverdachte 1] vraagt waar in Arnhem waarop [verdachte] zegt: “ [straat] ". [verdachte] reageert hierop: "dat is heet man, is naast mijn huis”. Ze overleggen vervolgens nog waarna [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] : “Bro wat gaan we nu doen. Gays of die osso”. [medeverdachte 1] reageert hierop dat het allebei gaat worden. (…) Er wordt meerdere keren benoemd dat “ze iets moeten slaan”. [medeverdachte 1] benoemt daarna: “We moeten die man van gister mee lokke”. Kort daarna stuurt [medeverdachte 1] het volgende: “Die man wil weer, van gister”. [verdachte] vraag: “Is goed. Van Ally?". [medeverdachte 1] reageert daarop: “Kijk app”.
Opmerking verbalisant: ambtshalve ben ik bekend met de afkorting “Ally”. Dit zou mogelijk
gaan om Almere. Slachtoffer [slachtoffer] werd in de nacht van 13 op 14 augustus 2024
overvallen in zijn woning in [woonplaats] . En was voordat hij overvallen werd benaderd door een
profiel op [website] met de naam “ [profielnaam] ”. [7]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2025, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben in de nacht van 14 augustus 2024 naar de woning aan de [adres] in [woonplaats] gereden.
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de camerabeelden bekeken en zag het volgende:
Ik zag dat er om 00:45:37 twee personen de achtertuin van [adres] in renden. Ik zag dat er eerst iets over de schutting werd gegooid.
Hierna zag ik dat een manspersoon, NN1, over de schutting klom, terwijl een ander manspersoon, NN2, achter NN1 stond. Tegelijkertijd kwam een derde manspersoon aanrennen. Ik zag dat NN2 over de schutting klom. Ik zag dat NN3 over de schutting wilde klimmen. Ik zag dat NN3 niet over de schutting kwam. [8]
Een
proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb het overhemd van het slachtoffer veiliggesteld, omdat het slachtoffer aangaf dat een dader op zijn rug had gezeten om tape op zijn gezicht te plakken. Overhemd slachtoffer: SIN AARL0004NL​​​​​​​. [9]
Een
rapport forensisch DNA-onderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaten, interpretatie en conclusie van het DNA-onderzoek: overhemd slachtoffer, door dader op rug gezeten AARL0004NL. (…) AARL0004NL#02 midden van het achterpand. DNA kan afkomstig zijn van minimaal twee personen: slachtoffer [slachtoffer] en [verdachte] . DNA-mengprofiel AARL0004NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] en [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige onbekende persoon. [10]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft verklaard dat hij niets te maken had met de woningoverval en dat hij slechts als chauffeur diende voor het ‘exposen’ van een ‘pedo’, althans dat dacht hij. Verdachte was naar eigen zeggen niet op de hoogte van het feit dat het een woningoverval betrof en voert aan dat hij niet in de woning van aangever is geweest. Dat zijn DNA is aangetroffen op het overhemd van aangever kan zijn doordat verdachte een handschoen die in zijn auto lag aan één van de daders heeft aangereikt. Die handschoen kan dan tijdens de woningoverval in aanraking zijn gekomen met het overhemd van aangever, aldus verdachte.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het aangetroffen DNA-spoor geen daderspoor betreft. Een handschoen is een verplaatsbaar voorwerp. Er kan sprake zijn van secundaire overdracht, aldus de raadsman. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de tekstberichten tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte onvoldoende redengevend zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de woningoverval.
Betrokkenheid van verdachte
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat één van de medeverdachten aangever heeft geduwd. Aangever heeft verklaard dat één van de overvallers tegen zijn rug heeft geduwd, waardoor hij op zijn buik terecht kwam. Vervolgens is de overvaller op zijn billen dan wel onderrug gaan zitten en hield hij aangever op die manier in bedwang.
De rechtbank overweegt dat op de achterkant in het midden van het overhemd van aangever een DNA-spoor is aangetroffen waarbij het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en aangever, dan wanneer het DNA afkomstig is van aangever en een willekeurig onbekende persoon. Gelet op het aangetroffen DNA-spoor op de achterzijde van het overhemd in combinatie met de verklaringen van aangever en [medeverdachte 1] , is het naar het oordeel van de rechtbank onaannemelijk dat een medeverdachte met een handschoen waarop DNA van verdachte zou zitten aangever van achteren heeft geduwd en op hem heeft gezeten. Er is immers geen DNA van één van de medeverdachten op het overhemd van aangever aangetroffen. Verder zijn er geen aanwijzingen dat er naast verdachte en de medeverdachten nog andere personen bij de woningoverval betrokken zijn geweest. De rechtbank merkt het aangetroffen DNA-spoor op het overhemd van aangever daarom aan als een daderspoor van verdachte.
De betrokkenheid van verdachte bij de woningoverval volgt verder uit wat medeverdachte [medeverdachte 1] verder heeft verklaard, in combinatie met de aangetroffen tekstberichten tussen [medeverdachte 1] en verdachte. [medeverdachte 1] heeft over de overval verklaard dat hij dit samen met zijn medeverdachte heeft bedacht en dat je dit kunt zien in de chats. De rechtbank begrijpt de verklaring van [medeverdachte 1] zo dat hij de chats bedoelt die kunnen worden toegeschreven aan hemzelf en verdachte, omdat dit de enige chatberichten in het dossier zijn. Uit de chats kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] en verdachte twee dagen voorafgaand aan de woningoverval een plan beraamden om een afspraak te maken met een persoon via [website] .nl omdat zij naar eigen zeggen wat moesten ‘slaan’. De politie ziet op de door [medeverdachte 1] toegestuurde afbeeldingen dat er op [website] .nl een chatgesprek wordt gevoerd door een profiel met de naam “ [profielnaam] ”. Aangever heeft verklaard dat, voordat hij werd overvallen, hij via [website] .nl werd benaderd door een profiel met de naam “ [profielnaam] ”. Verder kan uit de chats worden afgeleid dat [medeverdachte 1] en verdachte een man op het oog hebben die in “Ally” woont. De rechtbank stelt vast dat aangever in [woonplaats] woont.
Desgevraagd heeft verdachte ter zitting over de chats verklaard dat deze niet over een woningoverval gingen. Verder wilde verdachte niets over de chats verklaren en hij heeft dus ook niet verklaard waar deze chats volgens hem dan wel over gingen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen aannemelijke verklaring over de chats heeft afgelegd, gelet op de hiervoor genoemde specifieke details die daarin terugkomen.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte als dader betrokken is geweest bij de woningoverval.
Medeplegen
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet is of verdachte als medepleger aan de woningoverval kan worden aangemerkt.
Uit de hiervoor genoemde chatberichten volgt dat verdachte met [medeverdachte 1] het plan tot het plegen van de woningoverval heeft gemaakt. Gelet op het aangetroffen DNA-spoor van verdachte op het overhemd van aangever, dat zoals hiervoor is overwogen kan worden aangemerkt als daderspoor, kan verdachte in de woning worden geplaatst en kan hem bovendien het duwen van aangever worden toegeschreven. Verdachte was samen met [medeverdachte 1] en een andere verdachte in de woning en zij hebben de woning na de overval ook weer samen verlaten. Gelet op het hiervoor overwogene is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Aangezien verdachte ook een aandeel heeft in het maken van het plan voor de woningoverval en hij een geweldshandeling heeft gepleegd in de woning, heeft verdachte een significante bijdrage aan het tenlastegelegde geleverd. De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
Partiële vrijspraken
De rechtbank zal verdachte van bepaalde ten laste gelegde gedragingen vrijspreken en overweegt hiertoe als volgt.
Verklaringen
Aangever heeft verklaard dat een man, die voor de deur van de woning van aangever om hulp vroeg, met kracht deze deur heeft opengeduwd. Bij binnenkomst van de woning hield de man direct een mes voor de keel van aangever. Nadat aangever werd gedwongen de eerste verdieping op te lopen, duwde de man hem op de grond en dreigde hem te steken met zijn mes. Vervolgens plakte de man tape over de mond van aangever en trok hij de ketting van zijn nek. Aangever, die met deze overvaller op de eerste verdieping was, hoorde geluiden op de begane grond. Hierdoor kreeg aangever de indruk dat de man die hem had overvallen niet
alleen was. Uiteindelijk zijn er meerdere goederen, waaronder sieraden en horloges, uit de woning gestolen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] bekent dat hij de woningoverval heeft gepleegd. Hij is samen met twee andere personen de woning van aangever binnengegaan. Aangever zou [medeverdachte 1] en de twee anderen hebben binnengelaten. Volgens [medeverdachte 1] is de deur van aangever niet met kracht opengeduwd. Ook is er geen mes getoond en is hier ook niet mee gedreigd, aldus [medeverdachte 1] . Wel is aangever door één van de andere overvallers op de grond geduwd en is er tape op zijn mond geplakt. [medeverdachte 1] heeft niet gezien dat er een ketting van de nek van aangever is getrokken. Wel zijn er andere goederen uit de woning weggenomen.
Forensisch bewijs
De rechtbank overweegt dat uit forensisch onderzoek is gebleken dat op de aangetroffen stukken tape op de eerste verdieping meerdere DNA-mengprofielen zijn aangetroffen. Zoals reeds hiervoor vermeld is op het midden van de rugzijde (buitenkant) van het overhemd van het slachtoffer een DNA-mengprofiel aangetroffen en onderzocht. Hieruit volgt dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat van aangever en verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van aangever en een willekeurige onbekende persoon. Daarnaast zijn op de aangetroffen stukken tape op de eerste verdieping meerdere DNA-mengprofielen aangetroffen. Op één stuk aangetroffen tape in de slaapkamer is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van medeverdachte [medeverdachte 2] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. Op een ander stuk tape dat is aangetroffen in de slaapkamer is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.
Conclusie
De rechtbank concludeert uit het voorafgaande dat de verklaring van aangever niet geheel past in de objectieve onderzoeksresultaten van het DNA-onderzoek. Aangever heeft immers verklaard dat slechts één persoon hem in de woning (agressief) benaderde en dat hij geen andere personen heeft gezien. Op grond hiervan zou het in de rede liggen dat enkel het DNA van één van de verdachten zou worden aangetroffen op de stukken tape en het overhemd van aangever. Aangever verklaart immers dat hij boven aan de trap is geduwd en dat er door diezelfde persoon op de eerste verdieping tape over zijn mond is geplakt. Er wordt echter van drie verdachten DNA aangetroffen op goederen die op de eerste verdieping zijn gevonden, waaronder op twee verschillende stukken tape. Aangezien de verklaring van aangever niet (geheel) overeenkomt met dit objectieve bewijs, zal de rechtbank terughoudend omgaan met de verklaring van aangever en zal zij voor de ten laste gelegde geweldsgedragingen beoordelen of er in het dossier steunbewijs aanwezig is.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever dat hij op de grond is geduwd en dat er stukken tape over zijn mond zijn geplakt, mede wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] en door de resultaten van het DNA-onderzoek. Voor de andere ten laste gelegde geweldshandelingen, te weten het met kracht openen van de deur, het tonen van een mes (en hiermee te dreigen) en een ketting van de nek van aangever trekken, waarover aangever heeft verklaard, is geen steunbewijs. Hiervan zal de rechtbank verdachte daarom partieel vrijspreken. Voor het overige kan het tenlastegelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 augustus 2024 te [woonplaats] tussen omstreeks 00:35 uur en 00:50 uur tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan de [adres] een telefoon, autosleutel, scootersleutel, horloges, sieraden, laptops, een babyfoon, cadeaubonnen, een pasjeshouder, pasjes en kentekenbewijzen, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- die [slachtoffer] op de grond te duwen;
- stukken tape op/over de mond van die [slachtoffer] te plakken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening als bijzondere voorwaarden;
- een vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr): een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en een locatieverbod ten aanzien van de straat waarin het slachtoffer woont, te weten de [straat] in [woonplaats] , met per overtreding drie dagen hechtenis, met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen
toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de
vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor een woningoverval met licht geweld/bedreiging, waar bij een bewezenverklaring sprake van is, uit van een gevangenisstraf van drie jaar. Verder dient er rekening mee te worden gehouden dat er geen sprake is van relevante recidive, aangezien de laatste veroordeling van verdachte reeds meer dan vijf jaar geleden is. Daarnaast dient er rekening mee te worden gehouden met wat er door de reclassering over verdachte is gerapporteerd. Tot slot is verdachte bereid mee te werken aan de gevorderde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich met twee andere personen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Verdachte en zijn mededaders hebben dit slachtoffer bewust uitgekozen vanwege zijn kwetsbaarheid en hebben met hem via een datingapp onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt. Vol vertrouwen heeft het slachtoffer de deur geopend en vervolgens is hij overvallen. Het slachtoffer, destijds drieënzeventig jaar, is bij deze nachtelijke overval op de grond geduwd en kreeg door de overvallers tape op zijn mond aangebracht. Bij de woningoverval zijn veel waardevolle goederen, waaronder sieraden, horloges en laptops, weggenomen. De weggenomen sieraden hadden, naast materiële waarde, ook een grote emotionele waarde voor het slachtoffer. Zo waren veel sieraden van zijn overleden partner. Deze sieraden en andere weggenomen goederen zijn door de verdachten verkocht dan wel weggegooid en kunnen dus niet meer worden achterhaald. Het slachtoffer zal deze tastbare herinnering aan een overleden dierbare dus nooit meer terug krijgen.
Door aldus te handelen heeft verdachte veel leed en verdriet veroorzaakt bij het slachtoffer, wat onder meer blijkt uit de verklaring die in het kader van het spreekrecht naar voren is gebracht en zoals ook blijkt uit de toelichting die is gegeven op de vordering tot schadevergoeding. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank heeft ter terechtzitting vernomen dat de gebeurtenis tot op de dag van vandaag hevige emoties bij het slachtoffer oproept en nog steeds van grote invloed is op zijn leven. Verdachte en zijn medeverdachten hebben in het geheel niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat zij bij het slachtoffer hebben teweeggebracht en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Bovendien veroorzaken dit soort feiten onrust in de directe omgeving van een slachtoffer, maar ook binnen de gehele maatschappij, waarbij het gevoel van veiligheid wordt aangetast. Een woning is immers bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen.
Op te leggen straf
Uitgangspunt
Gelet op de aard en ernst van het feit, kan in beginsel niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt hierbij rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor een woningoverval met licht geweld/bedreiging, waar in deze zaak sprake van is, uit van een gevangenisstraf van drie jaar.
Strafverzwarende omstandigheden
Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte de woningoverval met twee anderen heeft gepleegd. Hierdoor hadden de overvallers in elk geval in aantal een groot overwicht op het oudere slachtoffer. Daarnaast is de overval in de nachtelijke uren gepleegd. Dit zijn allemaal strafverzwarende omstandigheden.
Daarnaast acht de rechtbank het strafverzwarend en bovendien verontrustend dat verdachte, ondanks de nodige feiten en omstandigheden volgend uit het dossier die schreeuwen om een verklaring, het feit stellig is blijven ontkennen. Hiermee geeft verdachte geen opening van zaken en neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Strafblad
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 januari 2025. Hieruit volgt dat verdachte op 3 september 2019 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank onherroepelijk is veroordeeld tot een jeugddetentie van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, wegens onder meer meerdere woninginbraken. Binnen vijf jaar heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan een soortgelijk feit en is hij dus gerecidiveerd. Dit acht de rechtbank eveneens een strafverzwarende factor.
Reclasseringsadvies
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 18 juni 2025 staat onder meer het volgende:
Er zijn problemen geconstateerd op het gebied van financiën, huisvesting, sociaal netwerk en psychosociaal functioneren. Betrokkene geeft in het gesprek met de reclassering er geen blijk van dat hij in staat is om op dit moment op legale wijze een vast inkomen te genereren. Hij verdiende voorafgaande aan zijn arrestatie zijn geld als snorder, een illegale taxichauffeur. Mogelijk dat zijn werk een rechtstreeks verband heeft met onderhavig delict. In hoeverre zijn sociale netwerk hierbij van invloed is geweest kunnen wij niet goed inschatten. Echter, omdat hij in het verleden meerdere keren is veroordeeld wegens delicten die in vereniging zijn gepleegd, achten wij in geval van een schuldigverklaring zijn sociale omgeving als een belangrijke criminogene factor.
Betrokkene beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats. Dit zou een negatief effect hebben gehad op zijn financiële situatie. Tevens zou hij financiële verplichtingen zijn aangegaan die hij zich met zijn inkomen niet kon veroorloven. Indien schuldig bevonden zien wij zijn financiën eveneens als een criminogene factor. Betrokkene kampt al langere tijd met deze problemen maar geeft er geen blijk van in staat te zijn om tot een structurele oplossing te kunnen komen en stabiliteit in zijn leven aan te brengen. Zijn keuzes zijn eerder gericht op de korte termijn, waarbij hij geen rekening houdt met de langetermijngevolgen. Gelet op het recidiverisico achten wij een reclasseringstraject gericht op desbetreffende leefgebieden geïndiceerd.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening als bijzondere voorwaarden.
Conclusie
Alles overwegende doet de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht aan de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van vijfenveertig maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de gevorderde bijzondere voorwaarden, passend en geboden en zal dit aan verdachte opleggen. De rechtbank zal als additionele bijzondere voorwaarden ook een contactverbod met het slachtoffer opleggen, waarbij de politie is aangewezen om hier toezicht op uit te oefenen.
Naar het oordeel van de rechtbank staan bij de straftoemeting een juiste normbevestiging en genoegdoening aan het slachtoffer op de voorgrond als strafdoelen, naast (algemene en speciale) preventie.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient om verdachte de noodzakelijke begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen om het risico dat verdachte in de toekomst opnieuw de fout in gaat te verminderen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het contactverbod met het slachtoffer dient om het gevoel van veiligheid van aangever te (laten) herstellen, waarbij vanuit verdachte geen bezwaar is aangetekend tegen een dergelijke bijzondere voorwaarde. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank wordt immers niet voldaan aan het wettelijke vereiste van artikel 14e Sr.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v Sr, bestaande uit een contact- en locatieverbod, niet opleggen. Ook in dit geval is de rechtbank van oordeel dat niet wordt voldaan aan het wettelijke vereiste, neergelegd in lid 4 van artikel 38v Sr.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, gelet op de bepleite vrijspraak. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen gezien het feit dat de rechtbank tot een veroordeling komt.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.677,93. Dit bedrag bestaat uit € 177,93 materiële schade (aanschaf camera’s en lampen ter beveiliging van zijn woning) en € 8.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en volledig toewijsbaar (hoofdelijk), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (hoofdelijk) met bijhorende dagen gijzeling.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het te betalen bedrag te matigen naar € 5.000,-. De aangehaalde uitspraken door de advocaat van de benadeelde partij zijn dusdanig anders dat die niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. Deze schade is onderbouwd, niet betwist en het gevorderde bedrag van € 177,93 is daarom toewijsbaar.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de woningoverval nog altijd een forse impact heeft op het leven van de benadeelde partij. Bij de benadeelde partij zijn naar aanleiding van het incident psychische klachten, zoals PTSS, geconstateerd. Hiervoor is hij in behandeling bij een psycholoog en volgt hij onder meer EMDR-therapie.
Dat de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast en daar psychische schade aan heeft overgehouden blijkt uit de bij de vordering overgelegde stukken, maar ligt – gelet op de aard en de ernst van de normschending – ook voor de hand. De benadeelde partij komt dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van
€ 6.000,-. Daarbij heeft zij gelet op beslissingen in soortgelijke zaken. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de (hoofdelijke) verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.177,93. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 65 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat door verdachte en/of zijn mededaders wordt op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Wettelijke rente
Ten aanzien van de toegewezen schadevergoeding zal ook de wettelijke rente worden toegewezen. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op de datum waarop de schade is geleden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* binnen twee werkdagen na het beëindigen van zijn detentieperiode meldt bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door ForFACT of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening al dan niet in het kader
van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1951] in [geboorteplaats] . De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- geeft de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van het contactverbod;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag € 6.177,93 bestaande uit € 177,93 materiële schade en € 6.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 augustus 2024 over een bedrag van € 6.000,-;
  • vanaf 25 augustus 2024 over een bedrag van € 37,98;
  • vanaf 30 augustus 2024 over een bedrag van € 139,95,
tot de dag van de algehele voldoening;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 6.177,93 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 augustus 2024 over een bedrag van € 6.000,-;
  • vanaf 25 augustus 2024 over een bedrag van € 37,98;
  • vanaf 30 augustus 2024 over een bedrag van € 139,95,
tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 65 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, en mrs. N. van Esch en R.W. Nederveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2025.
De voorzitter is buiten staat het vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 augustus 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland, tussen
omstreeks 00:35 uur en 00:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) een telefoon, autosleutel,
scootersleutel, een of meer horloges, een of meer sieraden, een of meer laptops, een
babyfoon, een of meer cadeaubonnen, een pasjeshouder, een of meer pasjes, een of
meer kentekenbewijzen en/of een printer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- de deur van voornoemde woning (met kracht) open te duwen en/of die [slachtoffer]

(met kracht) naar achteren te duwen,

- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, dreigend aan die [slachtoffer] te

tonen en/of nabij de keel van die [slachtoffer] te houden,

- die [slachtoffer] op de grond te duwen en/of een of meermalen te zeggen: “stil of ik

steek”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,

- een of meer stukken tape op/over de mond van die [slachtoffer] te plakken en/of
- de ketting van de nek van die [slachtoffer] te trekken.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2025, genummerd MD2R024117 / GLADIOOL, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 524 (procesdossier deel 1 en deel 2) en het proces-verbaal van 24 maart 2025 met hetzelfde onderzoeksnummer, doorgenummerde pagina’s 525 t/m 531 (aanvullend procesdossier). Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 119 t/m 123.
3.Pagina’s 124 t/m 126.
4.Pagina’s 127 en 129.
5.Pagina 133.
6.Pagina’s 83 t/m 89.
7.Pagina’s 226 t/m 231.
8.Pagina’s 153 t/m 155.
9.Pagina’s 340 en 342.
10.Pagina’s 415 en 417.