ECLI:NL:RBMNE:2025:4120

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
16.283129.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld door meerdere verdachten

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats in de nacht van 14 augustus 2024 in Almere, waarbij geweld is gebruikt tegen het slachtoffer, een 73-jarige man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de woning binnengingen, het slachtoffer op de grond duwden en tape op zijn mond plakken. Tijdens de overval zijn diverse waardevolle goederen, waaronder sieraden en elektronica, gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade heeft vastgesteld op €6.000,- en de materiële schade op €177,93. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.283129.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. S.K. Lanning – Stein en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.J. Brahm, advocaat in Rotterdam, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft verder kennis genomen van wat door mr. I.L.A. Kamphuijs, advocaat in Almere, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 14 augustus 2024 in Almere met anderen in de nacht in/uit een woning, met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , goederen heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een
proces-verbaal van aangifte (met bijlage)door [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 augustus 2024 omstreeks 00:30 uur bevond ik mij in mijn woning. Ik woon in een rijtjeswoning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik hoorde dat er werd aangebeld. De persoon die voor de deur stond kwam mijn woning binnen. Op de eerste etage werd ik door de persoon op de grond geduwd. Ik zag en voelde dat er een stuk tape op mijn mond werd geplakt door de persoon. Ik zag en voelde dat er een tweede stuk tape over mijn mond werd geplakt. Ik heb de persoon verteld waar de juwelen lagen. Ik zag dat de persoon de slaapkamer inliep en lades begon open te trekken. Ik zag dat de persoon naar mijn kast toeliep in de slaapkamer en ook hier alle kasten open trok. Ik hoorde dat de persoon in de woonkamer ook alle deuren en kastjes opentrok. Ik hoorde de personen vragen waar de sleutel van de achterdeur was. Ik heb de persoon verteld waar deze sleutel lag. Ik had het gevoel dat er meerdere personen in mijn woning waren. Dit omdat ik op de begane grond geluiden hoorde terwijl de persoon nog op de eerste etage bij de trap stond. Ik zag dat het in de woonkamer een grote puinhoop was en dat alle lades en deuren opengetrokken waren. In de woonkamer zag ik dat mijn twee laptops, portemonnee en mijn telefoon weg waren genomen. Ik ben de logeerkamer in gelopen en zag hier dat de camera van de babyfoon weg was genomen. Ook zag ik dat mijn autosleutel en mijn scootersleutel waren weggenomen. [2]
De informatie in de bijlagen van het hiervoor genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende tekst:
Bijlage goederen:
- horloge, twee stuks;
- computer (notebook), twee stuks;
- telefoon, Samsung;
- tweemaal gouden ring heren en damesring 18 karaats;
- ring gebouwd uit 9 gouden buisjes elke buisje met diamant;
- gouden damesring met diamantje;
- ring heren 18 karaats met diamantje;
- gouden trouwring vader;
- gouden ring met verhoging + twee diamantjes;
- gouden ketting 18 karaats;
- gouden trouwring moeder;
- gouden bedel met diamantje;
- diverse juwelen goud en zilver;
- babyfoon;
- scooter- en autosleutel;
- cadeaubon, twee stuks. [3]
Een
proces-verbaal van aanvullend verhoorvan aangever [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: U gaf aan dat ook uw portemonnee met inhoud was gestolen. Wat zat hier zoal in?
A: Het was eigenlijk geen portemonnee het was meer een pasjes houder. Hierin zaten de volgende passen: bankpas van de ING, creditcard van de ING, mijn rijbewijs, kentekenbewijs van de scooter [kenteken] , kentekenbewijs van de auto [kenteken] , (oude) vispas en pasje van de jeu de boules club. [4]
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
We zijn met z’n drieën binnengelaten. We zijn naar boven gegaan. We hebben sieraden meegenomen. De medeverdachte vroeg de sleutel van de achtertuin. Ik was de derde verdachte die niet over de schutting kwam. Ik ben daarna weer naar binnen gegaan en via de voorkant weggegaan. Ik had die tape meegenomen. De derde verdachte deed heel veel tape op zijn hoofd. Een medeverdachte heeft het slachtoffer geduwd. De overval heeft tien tot twaalf minuten geduurd. [5]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de camerabeelden bekeken en zag het volgende:
Ik zag dat er om 00:45:37 twee personen de achtertuin van [adres] in renden. Ik zag dat er eerst iets over de schutting werd gegooid.
Hierna zag ik dat een manspersoon, NN1, over de schutting klom, terwijl een ander manspersoon, NN2, achter NN1 stond. Tegelijkertijd kwam een derde manspersoon aanrennen. Ik zag dat NN2 over de schutting klom. Ik zag dat NN3 over de schutting wilde klimmen. Ik zag dat NN3 niet over de schutting kwam. [6]
Een
proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was in de woning aan de [adres] voor forensisch onderzoek. Ik zag twee rollen tape in de slaapkamer. Ik heb deze rollen tape veiliggesteld. (…) SIN rol tape:​​​AAQT4042NL.​​​​​​​ [7]
Een
rapport forensisch DNA-onderzoek, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaten, interpretatie en conclusie van het DNA-onderzoek:
AAQT4042NL#01 (randen van de rol): DNA kan afkomstig zijn van minimaal drie personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA van het slachtoffer [slachtoffer] . Een relatief kleine hoeveelheid DNA van [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte] en minimaal één onbekende persoon.
DNA-mengprofiel AAQT4042NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. [8]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte [verdachte] was aangehouden in een onderzoek in België. Hierbij is zijn telefoon in beslag genomen. Middels een Europees Onderzoeksbevel heeft het onderzoeksteam de beschikking gekregen over de telefoon die onder [verdachte] in beslag is genomen.
Type: Iphone 13. Naam: Iphone van [verdachte] . IMEI: [IMEI nummer] .
Ik zag dat er in de telefoon meerdere GPS-locaties beschikbaar waren. Ik zag dat er op 14 augustus 2024 om 00:01:17 een GPS-locatie was die de locatie aangaf van de woning van [verdachte] aan [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat de telefoon om 00:11:06 in de richting bewoog van de woning van een van de andere verdachten in dit onderzoek, [medeverdachte 2] . Ik zag dat de telefoon tussen 00:11 uur en 00:24 uur verplaatste richting de woning aan de [straat] te [woonplaats] . Ik zag dat het laatste GPS-punt in de directe omgeving van de [adres] op 14 augustus 2024 om 00:24 uur was. Uit onderzoek bleek dat omstreeks 00:35 uur de overval had plaats gevonden. Ik zag dat het volgende (correcte) GPS-punt daarna om 00:53 uur op de A27 was. [9]
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resumé:
Het IMEI-nummer [IMEI nummer] van verdachte [verdachte] maakte van 14 augustus 2024 tussen 00:00 en 01:30 uur een reisbeweging van de omgeving van de woning van verdachte [medeverdachte 2] naar de omgeving van de woning van het slachtoffer en weer terug. Dit komt overeen met de reisbeweging van de telefoons van verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . En na de overval met
de telefoon van het slachtoffer. [10]
Bewijsoverwegingen
Verdachte ontkent iets met de woningoverval te maken te hebben gehad.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op basis van het dossier geen uitvoeringshandelingen kunnen worden toegeschreven aan verdachte. Het aangetroffen DNA-spoor van verdachte kan niet worden aangemerkt als een daderspoor. Wat betreft de reisbewegingen van de telefoon van verdachte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit op zichzelf nog geen bewijs oplevert van betrokkenheid, laat staan medeplegen. Dit geldt temeer nu de telefoon van verdachte niet op het moment van de overval actief gebruikt is voor communicatie, niet blijkt dat verdachte het toestel zelf bediende of überhaupt bij zich had.
Betrokkenheid van verdachte
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsvrouw en overweegt hiertoe als volgt.
Tijdens de woningoverval is er tape op de mond van aangever gedaan. De politie heeft ter plaatse op de eerste verdieping van de woning ook meerdere stukken tape aangetroffen.
De politie is verdachte op het spoor gekomen, omdat op de randen van een in de slaapkamer aangetroffen stuk rol tape een DNA-spoor is aangetroffen waarbij het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in een bouwmarkt in Almere Buiten werkte en dat mogelijk daardoor zijn DNA op de rol tape is gekomen. De politie heeft hier onderzoek naar gedaan en daaruit is gebleken dat de Praxis bouwmarkt in Lelystad verschillende rollen tape verkoopt, die allemaal afgedekt zijn met folie.
Hieruit concludeert de rechtbank dat verdachte zijn DNA dus niet op de zijkant van de rol tape heeft kunnen achterlaten tijdens zijn werk in de bouwmarkt. De raadsvrouw heeft in dit verband nog aangevoerd dat er geen onderzoek is gedaan naar de bouwmarkt in Almere Buiten maar die in Lelystad. Naar het oordeel van de rechtbank is het evenwel onaannemelijk dat de rollen tape in de bouwmarkt in Almere Buiten anders worden verpakt dan in de bouwmarkt in Lelystad. Daar komt bij dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de rol tape heeft meegenomen. Medeverdachte [medeverdachte 1] is vanuit [woonplaats] , waar hij woont, voor de woningoverval naar [woonplaats] gekomen.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, vindt de rechtbank het scenario dat door verdachte is geschetst, namelijk dat hij de tape heeft aangeraakt in de bouwmarkt waar hij heeft gewerkt, onaannemelijk en ongeloofwaardig. De rechtbank zal de verklaring van verdachte dan ook terzijde schuiven.
Ten aanzien van het andere objectieve bewijs, te weten de reisbewegingen van de telefoon van verdachte, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de GPS-locaties van de telefoon van verdachte kan worden afgelezen dat ongeveer twintig minuten voorafgaand aan de overval de telefoon van verdachte zich in de buurt van de woning van de medeverdachte [medeverdachte 2] bevond. Vervolgens is de telefoon van verdachte met de telefoons van verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] meegereisd naar de directe omgeving van de woning van aangever. Blijkens de GPS-locaties verlaten de telefoons van verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] én de telefoon van aangever, nadat de woningoverval is gepleegd, ongeveer gelijktijdig de woning van aangever. Deze telefoons verplaatsen zich vervolgens weer naar de omgeving van de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn telefoon mogelijk in een auto heeft laten liggen. Ter zitting heeft verdachte hier verder geen verklaring meer over willen geven.
De rechtbank overweegt dat verdachte ook tijdens zijn verhoor bij de politie geen handen en voeten heeft gegeven aan deze verklaring. Zo heeft verdachte bijvoorbeeld niet duidelijk kunnen maken hoe zijn mobiele telefoon in de desbetreffende auto (de auto van [medeverdachte 2] ) kan zijn beland. Ook ter zitting heeft verdachte hierover geen duidelijkheid verschaft.
De rechtbank is van oordeel dat de reisbewegingen van de telefoon van verdachte, in combinatie met het aangetroffen DNA-spoor, voldoende redengevend zijn voor de vaststelling van betrokkenheid van verdachte bij de woningoverval. Het hiervoor genoemde objectieve bewijs schreeuwt om een nadere uitleg. De rechtbank is van oordeel dat wanneer verdachte een alternatief scenario schetst, dit alternatieve scenario voldoende concreet moet zijn om een aannemelijke verklaring te kunnen vormen voor de objectieve onderzoeksresultaten. De door verdachte gegeven verklaringen zijn daarvoor ongeloofwaardig (ten aanzien van het aangetroffen DNA-spoor) en te vaag en te algemeen (ten aanzien van de reisbewegingen van de telefoon van verdachte). De rechtbank acht het mogelijke alternatieve scenario daarom niet aannemelijk geworden. Gelet op het hiervoor overwogene, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als dader betrokken is geweest bij de woningoverval.
Medeplegen
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet is of verdachte als medepleger aan de woningoverval kan worden aangemerkt.
De rechtbank leidt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachten af dat tussen hen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Er is sprake geweest van een gezamenlijke gang naar de woning waar de overval heeft plaatsgevonden en alle drie de verdachten zijn ook daadwerkelijk in de woning geweest, waar zij hebben gezocht naar spullen van aangever die zij konden meenemen. De verdachten hebben de woning gelijktijdig verlaten, waarbij ook daadwerkelijk meerdere goederen zijn meegenomen. Zij hebben na de overval dezelfde reisbeweging gemaakt, waaruit de rechtbank afleidt dat zij ook na de overval nog samen waren. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte bij de woningoverval een aandeel van voldoende gewicht heeft gehad en dat medeplegen is bewezen. Dat niet ten aanzien van alle (gewelds)handeling(en) kan worden vastgesteld wie van de verdachten deze heeft verricht, doet daaraan niet af.
Partiële vrijspraken
De rechtbank zal verdachte van bepaalde ten laste gelegde gedragingen vrijspreken en overweegt hiertoe als volgt.
Verklaringen
Aangever heeft verklaard dat een man, die voor de deur van de woning van aangever om hulp vroeg, met kracht deze deur heeft opengeduwd. Bij binnenkomst van de woning hield de man direct een mes voor de keel van aangever. Nadat aangever werd gedwongen de eerste verdieping op te lopen, duwde de man hem op de grond en dreigde hem te steken met zijn mes. Vervolgens plakte de man tape over de mond van aangever en trok hij de ketting van zijn nek. Aangever, die met deze overvaller op de eerste verdieping was, hoorde geluiden op de begane grond. Hierdoor kreeg aangever de indruk dat de man die hem had overvallen niet
alleen was. Uiteindelijk zijn er meerdere goederen, waaronder sieraden en horloges, uit de woning gestolen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] bekent dat hij de woningoverval heeft gepleegd. Hij is samen met twee andere personen de woning van aangever binnengegaan. Aangever zou [medeverdachte 1] en de twee anderen hebben binnengelaten. Volgens [medeverdachte 1] is de deur van aangever niet met kracht opengeduwd. Ook is er geen mes getoond en is hier ook niet mee gedreigd, aldus [medeverdachte 1] . Wel is aangever door één van de andere overvallers op de grond geduwd en is er tape op zijn mond geplakt. [medeverdachte 1] heeft niet gezien dat er een ketting van de nek van aangever is getrokken. Wel zijn er andere goederen uit de woning weggenomen.
Forensisch bewijs
De rechtbank overweegt dat uit forensisch onderzoek is gebleken dat op de aangetroffen stukken tape op de eerste verdieping meerdere DNA-mengprofielen zijn aangetroffen. Zoals reeds hiervoor vermeld is het op één stuk tape meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. Op een ander stuk tape dat is aangetroffen in de slaapkamer is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. Daarnaast is op het midden van de rugzijde (buitenkant) van het overhemd van het slachtoffer een DNA-mengprofiel aangetroffen en onderzocht. Hieruit volgt dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat van aangever en medeverdachte [medeverdachte 2] , dan wanneer het DNA afkomstig is van aangever en een willekeurige onbekende persoon.
Conclusie
De rechtbank concludeert uit het voorafgaande dat de verklaring van aangever niet geheel past in de objectieve onderzoeksresultaten van het DNA-onderzoek. Aangever heeft immers verklaard dat slechts één persoon hem in de woning (agressief) benaderde en dat hij geen andere personen heeft gezien. Op grond hiervan zou het in de rede liggen dat enkel het DNA van één van de verdachten zou worden aangetroffen op de stukken tape en het overhemd van aangever. Aangever verklaart immers dat hij boven aan de trap is geduwd en dat er door diezelfde persoon op de eerste verdieping tape over zijn mond is geplakt. Er wordt echter van drie verdachten DNA aangetroffen op goederen die op de eerste verdieping zijn gevonden, waaronder op twee verschillende stukken tape. Aangezien de verklaring van aangever niet (geheel) overeenkomt met dit objectieve bewijs, zal de rechtbank terughoudend omgaan met de verklaring van aangever en zal zij voor de ten laste gelegde geweldsgedragingen beoordelen of er in het dossier steunbewijs aanwezig is.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever dat hij op de grond is geduwd en dat er stukken tape over zijn mond zijn geplakt, mede wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] en door de resultaten van het DNA-onderzoek. Voor de andere ten laste gelegde geweldshandelingen, te weten het met kracht openen van de deur, het tonen van een mes (en hiermee te dreigen) en een ketting van de nek van aangever trekken, waarover aangever heeft verklaard, is geen steunbewijs. Hiervan zal de rechtbank verdachte daarom partieel vrijspreken. Voor het overige kan het tenlastegelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 augustus 2024 te [woonplaats] tussen omstreeks 00:35 uur en 00:50 uur tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan de [adres] een telefoon, autosleutel, scootersleutel, horloges, sieraden, laptops, een babyfoon, cadeaubonnen, een pasjeshouder, pasjes en kentekenbewijzen, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- die [slachtoffer] op de grond te duwen;
- stukken tape op/over de mond van die [slachtoffer] te plakken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de
voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr): een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en een locatieverbod ten aanzien van de straat waarin het slachtoffer woont, te weten de [straat] in [woonplaats] , met per overtreding drie dagen hechtenis, met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk
uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat geen opmerkingen gemaakt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich met twee andere personen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Verdachte en zijn mededaders hebben dit slachtoffer bewust uitgekozen vanwege zijn kwetsbaarheid en hebben met hem via een datingapp onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt. Vol vertrouwen heeft het slachtoffer de deur geopend en vervolgens is hij overvallen. Het slachtoffer, destijds drieënzeventig jaar, is bij deze nachtelijke overval op de grond geduwd en kreeg door de overvallers tape op zijn mond aangebracht. Bij de woningoverval zijn veel waardevolle goederen, waaronder sieraden, horloges en laptops, weggenomen. De weggenomen sieraden hadden, naast materiële waarde, ook een grote emotionele waarde voor het slachtoffer. Zo waren veel sieraden van zijn overleden partner. Deze sieraden en andere weggenomen goederen zijn door de verdachten verkocht dan wel weggegooid en kunnen dus niet meer worden achterhaald. Het slachtoffer zal deze tastbare herinnering aan een overleden dierbare dus nooit meer terug krijgen.
Door aldus te handelen heeft verdachte veel leed en verdriet veroorzaakt bij het slachtoffer, wat onder meer blijkt uit de verklaring die in het kader van het spreekrecht naar voren is gebracht en zoals ook blijkt uit de toelichting die is gegeven op de vordering tot schadevergoeding. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank heeft ter terechtzitting vernomen dat de gebeurtenis tot op de dag van vandaag hevige emoties bij het slachtoffer oproept en nog steeds van grote invloed is op zijn leven. Verdachte en zijn medeverdachten hebben in het geheel niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat zij bij het slachtoffer hebben teweeggebracht en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Bovendien veroorzaken dit soort feiten onrust in de directe omgeving van een slachtoffer, maar ook binnen de gehele maatschappij, waarbij het gevoel van veiligheid wordt aangetast. Een woning is immers bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie van 1 juli 2025. Hieruit volgt dat verdachte vóór het bewezen verklaarde feit is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarop ziet ook de vordering tenuitvoerlegging, die hierna nog zal worden besproken.
De rechtbank heeft verder ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van een reclasseringsadvies van 24 juni 2025.
Reclasseringsadvies
In het hiervoor genoemde reclasseringsadvies staat onder meer het volgende:
Wij hebben niet inhoudelijk op het delict in kunnen gaan doordat de heer [verdachte] zegt niet te hebben geweten wat er in de woning zou zijn gebeurd, waardoor wij op basis van zijn vertellen over zijn dagelijks leven, de informatie vanuit zijn moeder en in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming tot het advies zijn gekomen.
Gezien de heer [verdachte] de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, hebben wij gebruik gemaakt van het ASR-wegingskader. Op basis van zijn handelingsvaardigheden hebben wij enige twijfels over zijn zelfstandigheid. Vanuit zijn moeder vernemen wij dat hij moeite heeft met het maken van keuzes, anderzijds lijkt hij zich wel bewust van de gevolgen van de keuzes die hij maakt. Zo moest hij bijvoorbeeld op zoek naar een stage, waarbij hij een hoge drempel ervaarde om zich ertoe zetten om tot acties te komen. Ook maakt zijn moeder afspraken indien nodig. Dit lijkt eerder voort te komen uit gewenning, dan het niet beheersen van de vaardigheden om het zelfstandig te doen Er is geen noodzaak voor het voortzetten van onderwijs omdat betrokkene is gestopt met school. Recent zou hij zijn begonnen met een nieuwe baan. Of hij hier mag terugkeren na zijn detentie is onzeker. Hij is voornemens om snel weer betaald werk te vinden en lijkt hier in tegenstelling tot bij het vinden van een stageplek wel proactief in te zijn. Hij zegt veel na te denken over keuzes en handelingen. Dit maakt dat wij geen aanwijzingen zien voor impulsief gedrag, hetgeen ook wordt bevestigd door zijn moeder. Ons inziens handelt betrokkene leeftijdsadequaat. De afname van de SCIL
(Screener voor Intelligentie en Licht verstandelijke beperking) wijst uit dat er geen vermoedens zijn van LVB-problematiek. Er is geen noodzaak tot het adviseren van een maatregel vanuit het jeugdstrafrecht. Wij hebben het ASR-wegingskader doorgenomen met de Raad voor de Kinderbescherming. Zij zijn het eens dat er geen aanknopingspunten zijn voor het adviseren van het jeugdstrafrecht. Het volwassenenstrafrecht zou volgens hen juist bevorderd kunnen zijn in het creëren van meer zelfstandigheid. Alles overwegend, komen wij tot de conclusie dat het volwassenenstrafrecht het meest passend is.
Op te leggen straf
Uitgangspunt
De rechtbank zal, in overeenstemming met het advies, het volwassenenstrafrecht toepassen. De rechtbank ziet onvoldoende redenen om het jeugdstafrecht toe te passen. Dit is ook niet verzocht door de raadsvrouw. Wel zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met de jonge leeftijd van verdachte.
Gelet op de aard en ernst van het feit, kan in beginsel niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt hierbij rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor een woningoverval met licht geweld/bedreiging, waar in deze zaak sprake van is, uit van een gevangenisstraf van drie jaar.
Strafverzwarende omstandigheden
Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte de woningoverval met twee anderen heeft gepleegd. Hierdoor hadden de overvallers in elk geval in aantal een groot overwicht op het oudere slachtoffer. Daarnaast is de overval in de nachtelijke uren gepleegd. Dit zijn allemaal strafverzwarende omstandigheden.
Daarnaast acht de rechtbank het strafverzwarend en bovendien verontrustend dat verdachte, ondanks de nodige feiten en omstandigheden volgend uit het dossier die schreeuwen om een verklaring, het feit stellig is blijven ontkennen. Hiermee geeft verdachte geen opening van zaken en neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Conclusie
Alles overwegende doet de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht aan de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Voorts ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Dit gelet op zijn proceshouding en zijn justitiële documentatie, waarbij het voor de rechtbank bij deze stand van zaken onduidelijk is welk doel een voorwaardelijke straf zou dienen.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van tweeënveertig maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden en zal dit aan verdachte opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank staan bij de straftoemeting een juiste normbevestiging en genoegdoening aan het slachtoffer op de voorgrond als strafdoelen, naast (algemene en speciale) preventie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v Sr, bestaande uit een contact- en locatieverbod, niet opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt immers niet voldaan aan het wettelijke vereiste, neergelegd in lid 4 van artikel 38v Sr.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.677,93. Dit bedrag bestaat uit € 177,93 materiële schade (aanschaf camera’s en lampen ter beveiliging van zijn woning) en € 8.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en volledig toewijsbaar (hoofdelijk), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (hoofdelijk) met bijhorende dagen gijzeling.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsvrouw primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het te betalen bedrag te matigen naar € 5.000,-. De aangehaalde uitspraken door de advocaat van de benadeelde partij zijn dusdanig anders dat die niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. Deze schade is onderbouwd, niet betwist en het gevorderde bedrag van € 177,93 is daarom toewijsbaar.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de woningoverval nog altijd een forse impact heeft op het leven van de benadeelde partij. Bij de benadeelde partij zijn naar aanleiding van het incident psychische klachten, zoals PTSS, geconstateerd. Hiervoor is hij in behandeling bij een psycholoog en volgt hij onder meer EMDR-therapie.
Dat de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast en daar psychische schade aan heeft overgehouden blijkt uit de bij de vordering overgelegde stukken, maar ligt - gelet op de aard en de ernst van de normschending - ook voor de hand. De benadeelde partij komt dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van
€ 6.000,-. Daarbij heeft zij gelet op beslissingen in soortgelijke zaken. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de (hoofdelijke) verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.177,93. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 65 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat door verdachte en/of zijn mededaders wordt op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Wettelijke rente
Ten aanzien van de toegewezen schadevergoeding zal ook de wettelijke rente worden toegewezen. De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op de datum waarop de schade is geleden.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf moet worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat het onderhavige feit een geheel ander feit betreft dan het feit waarvoor verdachte eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 9 februari 2024 van de politierechter in de rechtbank Rotterdam (parketnummer 10.318207.23) is verdachte een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dat dit feit een ander soort feit betreft dan het feit waarvoor verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen, is geen reden om de voorwaardelijke gevangenisstraf niet alsnog te gelasten. De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging toewijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag € 6.177,93 bestaande uit € 177,93 materiële schade en € 6.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 augustus 2024 over een bedrag van € 6.000,-;
  • vanaf 25 augustus 2024 over een bedrag van € 37,98;
  • vanaf 30 augustus 2024 over een bedrag van € 139,95,
tot de dag van de algehele voldoening;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 6.177,93 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • vanaf 14 augustus 2024 over een bedrag van € 6.000,-;
  • vanaf 25 augustus 2024 over een bedrag van € 37,98;
  • vanaf 30 augustus 2024 over een bedrag van € 139,95,
tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 65 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10.318207.23
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 9 februari 2024 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, en mrs. N. van Esch en R.W. Nederveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2025.
De voorzitter is buiten staat het vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 augustus 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland, tussen
omstreeks 00:35 uur en 00:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) een telefoon, autosleutel,
scootersleutel, een of meer horloges, een of meer sieraden, een of meer laptops, een
babyfoon, een of meer cadeaubonnen, een pasjeshouder, een of meer pasjes, een of
meer kentekenbewijzen en/of een printer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- de deur van voornoemde woning (met kracht) open te duwen en/of die [slachtoffer]

(met kracht) naar achteren te duwen,

- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, dreigend aan die [slachtoffer] te

tonen en/of nabij de keel van die [slachtoffer] te houden,

- die [slachtoffer] op de grond te duwen en/of een of meermalen te zeggen: “stil of ik

steek”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,

- een of meer stukken tape op/over de mond van die [slachtoffer] te plakken en/of
- de ketting van de nek van die [slachtoffer] te trekken.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2025, genummerd MD2R024117 / GLADIOOL, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 524 (procesdossier deel 1 en deel 2) en het proces-verbaal van 24 maart 2025 met hetzelfde onderzoeksnummer, doorgenummerde pagina’s 525 t/m 531 (aanvullend procesdossier). Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 119 t/m 123.
3.Pagina’s 124 t/m 126.
4.Pagina’s 127 en 129.
5.Pagina’s 83 t/m 89.
6.Pagina’s 153 t/m 155.
7.Pagina’s 339 t/m 343.
8.Pagina’s 372 t/m 383.
9.Pagina’s 267 t/m 278.
10.Pagina 279 t/m 286.