Uitspraak
[eiseres],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de eiser, een energieleverancier, van de gedaagde, een bakkerij in Utrecht, een bedrag van € 15.209,47 voor geleverde energie in de periode van 1 januari 2023 tot 1 april 2023. De vordering is gebaseerd op een eindafrekening die is opgesteld op basis van geschatte meterstanden, aangezien de beginstand van de energiemeter op 1 januari 2023 niet bekend was. De gedaagde betwist de hoogte van het in rekening gebrachte verbruik en stelt dat de geschatte meterstand te hoog is. De kantonrechter heeft in een tussenuitspraak de eiser gevraagd om nadere toelichting over de beginmeterstand. Na de reactie van de eiser heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van de eiser toewijsbaar is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de beginmeterstand van 116.943 m3 en de eindmeterstand van 125.634 m3 correct zijn vastgesteld. De gedaagde heeft onvoldoende onderbouwd dat de geschatte meterstand niet klopt. De kantonrechter overweegt dat het risico van een geschatte beginmeterstand voor rekening van de gedaagde komt, omdat hij deze niet heeft doorgegeven bij de aanvang van de energieovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.