In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Maachi, op 14 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Centrum Indicatiestelling Zorg. Op 9 april 2025 heeft de verweerder een besluit genomen, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en een verzoek om vergoeding van proceskosten heeft ingediend. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen.
De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat de verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen. Dit is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker, berekend op basis van de bijstand door de gemachtigde. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41, zevende lid, Awb. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.