Voetnoten
1.Zie over de verschillende fases 3.18.van dit vonnis en in het bijzonder voetnoot 12.
2.Artikel 7.7 van de Samenwerkingsovereenkomst.
3.In een mail van 3 oktober 2023 heeft [eiser] de optie om een addendum te sluiten voor het eerst geopperd. Ook in latere brieven van 8 december 2023 en 22 januari 2024 (en dus nadat de Gemeente kenbaar had gemaakt vast te houden aan haar recht tot opzegging) heeft zij hierom verzocht.
4.Op 27 november 2023 liet de Gemeente per brief weten dat zij vast wilde houden aan haar recht tot opzegging als partijen op 31 januari 2024 niet tot een koopovereenkomst waren gekomen.
5.In een e-mail van 24 januari 2024 schrijft de Gemeente dat de gronden uiterlijk 31 december 2025 volledig door [eiser] moeten zijn afgenomen met daarbij de opmerking: ‘
6.De Provincie Utrecht had kort gezegd laten weten (i) geen aanleiding te zien om het programma Hart van de Heuvelrug en in het bijzonder het project [landgoed] te wijzigen en (ii) door te gaan met de integrale uitvoering van het programma.
7.In artikel 6 van de Samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat [eiser] in overleg met de Gemeente opdracht geeft voor het uitwerken van het Beeldkwaliteitsplan, het Stevenbouwkundig plan en het Inrichtingsplan en het Bosbeheerplan. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser] de opdrachten niet heeft gegeven en de plannen dus niet zijn opgesteld.
8.Zie voetnoot 6: de opdracht tot uitwerking van de plannen moest in overleg met de Gemeente gebeuren. De rechtbank volgt de Gemeente niet in haar standpunt dat [eiser] de opschorting van de planvorming had moeten melden, omdat de Gemeente het overleg zelf had stopgezet en die conclusie dus zelf al kon trekken.
9.De rechtbank volgt de Gemeente niet in haar standpunt dat de dassenburcht niet als onvoorziene omstandigheid kan worden aangemerkt, omdat in de Wnb-ontheffing een procedure staat voor het geval een das, dat een beschermde diersoort is, wordt ontdekt. Het feit dat in de ontheffing een procedure staat voor deze situatie, betekent nog niet dat partijen bij het aangaan van de Samenwerkingsovereenkomst rekening hadden moeten houden met de daadwerkelijke ontdekking van de dassenburcht en de gevolgen daarvan voor het bouwplan en de samenwerking.
10.In een e-mail van 24 januari 2024 schrijft de Gemeente dat de gronden uiterlijk 31 december 2025 volledig door [eiser] moeten zijn afgenomen. En merkt daarbij op: ‘
11.De Gemeente wijst op het gunningsdocument zelf en de concept koopovereenkomst bij het gunningsdocument. In het gunningsdocument staat dat de afdracht aan de provincie is vastgesteld op 31 december 2025 en wordt verzocht om een realistische planning van de ontwikkeling. In de concept koopovereenkomst wordt opgemerkt dat de termijn voor de laatste fase uiterlijk 31 december 2025 dient te zijn ontvangen. Door een aanbieding te doen, is [eiser] akkoord gegaan met de uiterlijke afnamedatum, aldus de Gemeente. Verder wijst de Gemeente op de bieding van [eiser] en de planning bij de Samenwerkingsovereenkomst (zie voetnoot hierna).
12.Bij de Samenwerkingsovereenkomst zit als bijlage (met hieraan gekoppeld een inspanningsverplichting) een tijdsbalk waarin de gefaseerde grondlevering schematisch is ingepland met ruitjes. De eerste ruit staat helemaal links in de balk in het jaar 2025, de tweede ruit halverwege 2025 en de laatste ruit helemaal links in de balk in het jaar 2026. Hieruit maakt de rechtbank op dat de beoogde planning was dat de gronden van de derde fase op 1 januari 2026 werden geleverd en betaald. Deze datum sluit ook aan bij de oorspronkelijke planning van [eiser] in haar bieding, waarin de afdracht van de gronden op die datum gepland stond.
13.Dat de Gemeente wel bereid zou zijn een latere afnamedatum af te spreken, blijkt volgens de Gemeente ook uit haar brief van 2 februari 2024. Hierin staat de zin: ‘
14.Volgens [eiser] is de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar op grond van artikel 6:248 lid 2 BW en de voorwaarde uit artikel 19 van de Samenwerkingsovereenkomst niet is vervuld, met verwijzing naar artikel 6:23 lid 2 BW.
15.Tijdens de zitting heeft de Gemeente verklaard dat het op persoonlijk vlak tussen partijen had gebotst, waardoor het onderlinge vertrouwen is geschaad. Verder was duidelijk dat er meer sociale huurwoningen zouden komen om daarmee het maatschappelijk draagvlak van het project te vergroten. In het plan dat de Gemeente na beëindiging van de samenwerking zelfstandig heeft ontwikkeld, worden 38% minder woningen gerealiseerd dan in het oorspronkelijke plan van [eiser] . Daarnaast bevat het plan ook meer vrije kavels die de Gemeente zelf zal uitgeven, en zijn de planning en fasering aangepast.