Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,
1.De procedure
- akte overlegging producties 31 t/m 34 van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een vordering ingesteld tegen [gedaagde], de bestuurder van de Stichting ter behoud van [stichtingsnaam]. De eisers hebben een appartement gekocht van de Stichting en stellen dat zij schade hebben geleden door lekkages in hun appartement. De Stichting was eerder veroordeeld om deze schade te vergoeden, maar volgens eisers biedt de Stichting geen verhaal. Daarom vorderen zij betaling van de schade door [gedaagde] in zijn hoedanigheid als bestuurder, omdat zij menen dat hij persoonlijk ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
De rechtbank heeft op 30 juli 2025 uitspraak gedaan. De rechter heeft vastgesteld dat er geen persoonlijk ernstig verwijt aan [gedaagde] kan worden gemaakt. De rechtbank oordeelt dat, zelfs als de lekkage bij de verkoop van het appartement niet was verholpen, [gedaagde] niet kon weten dat de eisers schade zouden lijden. De Stichting had immers nog de mogelijkheid om de lekkage te herstellen. Bovendien was er op het moment van de verkoop nog perspectief op het verhalen van kosten op de aannemer, wat de kans op verhaal voor de eisers vergrootte. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] af en veroordeelt hen in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.931,00.
De uitspraak benadrukt de hoge drempel voor persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders en de noodzaak van een ernstig verwijt om tot aansprakelijkheid te komen. De rechtbank verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten direct moeten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.