ECLI:NL:RBMNE:2025:4161

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
11741586 MV EXPL 25-91 RD/960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over plaatsing van camera’s en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een burengeschil over de plaatsing van camera’s door de gedaagde partij aan zijn woning. De eisende partijen, buren van de gedaagde, hebben in kort geding gevorderd dat de gedaagde de camera’s verwijdert, omdat deze een inbreuk maken op hun persoonlijke levenssfeer. De eisende partijen hebben aangevoerd dat de camera’s, die zowel geluid kunnen opnemen als een groot gebied kunnen bestrijken, hen voortdurend in hun privacy schenden. De gedaagde heeft de camera’s opgehangen ter bescherming van zijn gezin en bezittingen, maar heeft de camera’s inmiddels vastgezet zodat ze niet meer draaibaar zijn. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er sprake is van een onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de eisende partijen, ondanks de maatregelen die de gedaagde heeft genomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de eisende partijen zwaarder wegen dan die van de gedaagde en heeft de vorderingen van de eisende partijen toegewezen. De gedaagde is veroordeeld om de camera’s te verwijderen en een dwangsom is opgelegd voor het geval hij hier niet aan voldoet. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eisende partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11741586 MV EXPL 25-91 RD/960
Kort geding vonnis van 7 augustus 2025
inzake

1.[eisende partij sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
en

2.[eisende partij sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
gezamenlijk verder ook te noemen [eisende partij c.s.] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. S. van Wamelen (Achmea Rechtsbijstand),
tegen:
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding, met producties, van 2 juli 2025 heeft [eisende partij c.s.] [gedaagde partij] opgeroepen voor de terechtzitting van 24 juli 2025.
1.2.
Op de terechtzitting in Lelystad is [eisende partij sub 1] verschenen voor [eisende partij c.s.] met de gemachtigde. [gedaagde partij] is in persoon verschenen met zijn echtgenote. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Pattipeilohy en [gedaagde partij] zijn buren van elkaar. Hun percelen grenzen aan elkaar.
2.2.
[gedaagde partij] heeft aan de achtergevel van zijn woning een camera gehangen. Aan de voorkant van zijn woning heeft hij twee camera’s gehangen.
3. Het geschil
3.1.
[eisende partij c.s.] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde partij] te gebieden om binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis de camera’s te verwijderen en verwijderd te houden, althans op een zodanige wijze te verplaatsen/verlagen dat deze aantoonbaar niet (meer) gericht zijn of kunnen worden op het perceel van de woning van [eisende partij c.s.] en ook niet op de openbare weg en die positie in de toekomst ook te behouden;
II. het voorgaande op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde partij] na betekening van het vonnis, met het voldoen aan deze veroordeling in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00 dan wel een door de kantonrechter te bepalen maatregel;
III. [gedaagde partij] te veroordelen in de kosten van de procedure, de kosten van de gemachtigde van [eisende partij c.s.] daaronder begrepen, en indien betekening van het te wijzen vonnis nodig blijkt te zijn, de daarmee gepaard gaande nakosten.
3.2.
[eisende partij c.s.] voert aan dat [gedaagde partij] door de plaatsing van de camera’s een onaanvaardbare en voortdurende inbreuk maakt op haar persoonlijke levenssfeer. De camera’s hebben meerdere lenzen en zijn horizontaal en verticaal draaibaar. [gedaagde partij] kan daarmee de openbare weg en het perceel van [eisende partij c.s.] in beeld brengen. De camera’s volgen [eisende partij c.s.] bij haar bewegingen op en naar hun perceel. [gedaagde partij] handelt hiermee onrechtmatig. Overleg heeft niet tot een blijvende oplossing geleid. [gedaagde partij] heeft aanvankelijk een gedeelte van de camera’s afgeplakt, maar hij heeft dat later weer ongedaan gemaakt. Verder heeft [gedaagde partij] de camera’s (tijdelijk) offline gehaald, maar dit is ook geen blijvende oplossing.
3.3.
[gedaagde partij] brengt naar voren dat hij de camera’s heeft opgehangen ter bescherming van zijn gezin en zijn bezittingen. Hij heeft de camera’s inmiddels vastgezet met een schroef, waardoor deze niet meer horizontaal en verticaal draaibaar zijn. Hij brengt nu alleen zijn eigen perceel in beeld.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of partijen ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
Het spoedeisend belang
4.2.
[eisende partij c.s.] heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. De vorderingen strekken er immers toe om een einde te maken aan een (vermeende) onrechtmatige toestand dan wel het voorkomen van (verder) onrechtmatig handelen door [gedaagde partij] . Dit is naar zijn aard spoedeisend.
De camera’s
4.3.
Bij de beantwoording van de vraag of [gedaagde partij] met het gebruik van de camera’s onrechtmatig inbreuk maakt op het recht van [eisende partij c.s.] op bescherming van haar privacy, heeft als uitgangspunt te gelden dat een inbreuk op een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moeten tegen elkaar worden afgewogen de ernst van die inbreuk en de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. Ook dient te worden bezien of het gebruik van de camera voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
4.4.
[eisende partij c.s.] heeft bij haar dagvaarding foto’s overgelegd van de door [gedaagde partij] geplaatste camera’s. [gedaagde partij] heeft de plaatsing van de camera’s niet weersproken. Uit deze foto’s blijkt dat zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde van de woning van [gedaagde partij] een camera ter hoogte van de eerste verdieping hangt. De camera’s zijn naar voren gericht. Verder hangt er een camera naast de voordeur van de woning van [gedaagde partij] .
4.5.
[gedaagde partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling aan de kantonrechter de werking van de camera’s beschreven en op zijn telefoon met beelden van de livestream laten zien wat de camera’s filmen.
4.6.
De kantonrechter heeft ter zitting vastgesteld dat de door [gedaagde partij] geplaatste camera’s onafhankelijk van elkaar draaibare lenzen hebben. Dit betekent dat [gedaagde partij] , mede gelet op de hoogte waarop de camera’s aan de voor- en achterzijde van zijn woning zijn geplaatst, (in theorie) beelden in een groot gebied rondom zijn perceel kan bekijken. Dit blijkt ook uit de door [eisende partij c.s.] overgelegde foto’s waarop de camera’s offline zijn, maar nog wel is te zien welk gebied zij bestrijken. Daarnaast is ter zitting gebleken dat de camera’s geluid kunnen registreren. [gedaagde partij] heeft met betrekking tot deze mogelijkheid weliswaar gesteld dat hij daar geen gebruik van maakt, maar de kantonrechter zal desondanks de mogelijkheid tot een geluidsopname in zijn afweging moeten betrekken. Ook de camera bij de voordeur is draaibaar en kan over de erfafscheiding opnames van de voortuin van [eisende partij c.s.] maken.
4.7.
Op de ter zitting bekeken beelden van de camera’s is te zien dat deze thans beelden van het perceel van [gedaagde partij] registreren en een kleine strook van het voetpad daarbuiten. De camera bij de voordeur registreert alleen de voortuin van [gedaagde partij] . Er zijn geen beelden te zien van de voortuin van [eisende partij c.s.] De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de camera’s op dit moment niet draaibaar zijn. [gedaagde partij] heeft foto’s getoond waarop te zien is dat hij de camera’s met een schroef heeft vastgezet.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat, ondanks de door [gedaagde partij] genomen maatregelen, door de huidige plaatsing en aard van de camera’s sprake is van een inbreuk op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eisende partij c.s.] Het blijft immers mogelijk dat [gedaagde partij] met zijn camera’s een ruim gebied buiten zijn perceel bestrijkt. De camera’s zijn nu weliswaar vastgezet, maar dit is geen garantie dat [gedaagde partij] dat zo houdt. Het afplakken van de camera’s is immers ook na enige tijd door hem teruggedraaid. Dat [eisende partij c.s.] geen vertrouwen heeft in de blijvende medewerking van [gedaagde partij] is daarom voorstelbaar.
4.9.
De op zichzelf legitieme wens van [gedaagde partij] om zijn eigendommen en gezin te beveiligen vormt onvoldoende rechtvaardiging voor een dergelijke inbreuk. Dit doel kan immers ook bereikt worden met camera’s die lager hangen, een enkele lens hebben en niet draaibaar zijn.
4.10.
Dit alles betekent dat er geen rechtvaardigingsgrond aanwezig is voor het plaatsen van de camera’s aan de voor- en achtergevel van de woning van [gedaagde partij] . Op de plek waar deze nu hangen voldoen zij niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het belang van [eisende partij c.s.] bij verwijdering van de camera’s weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde partij] bij het behoud daarvan op de huidige locatie. Dit betekent dat de vordering van [eisende partij c.s.] tot verwijdering van deze camera’s toegewezen zal worden. Voor de camera bij de voordeur geldt dat deze mag blijven hangen, mits deze, zoals nu het geval is, alleen de voortuin van [gedaagde partij] in beeld brengt.
4.11.
Gelet op de onderlinge verhouding tussen partijen ziet de kantonrechter aanleiding om aan de veroordelingen een dwangsom te verbinden. Deze zal als onderstaand vastgesteld en gemaximeerd worden.
4.12.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, inclusief de nakosten, worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisende partij c.s.] worden begroot op:
- dagvaarding € 146,14
- griffierecht € 90,00
- nakosten € 135,00
- salaris gemachtigde €
543,00
totaal € 914,14

5.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de camera’s aan de voor- en achterzijde van zijn woning ter hoogte van de eerste verdieping te verwijderen en verwijderd te houden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de camera naast de voordeur van zijn woning zo in te stellen of te plaatsen dat deze blijvend alleen zijn perceel in beeld brengt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van een dwangsom van € 50,00 per dag, met een maximum van € 3.000,00, voor iedere dag dat hij niet aan de veroordelingen onder 5.1 en 5.2 voldoet;
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eisende partij c.s.] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 914,14, waarin begrepen € 543,00 aan salaris gemachtigde. De proceskosten moeten betaald worden binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend moet hij ook de kosten van betekening betalen;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025.