Op 20 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2023, in een pleeggezin. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft geen geschikte woonruimte en kan daardoor niet voor de minderjarige zorgen. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, en deze zijn nu opnieuw beoordeeld. De moeder heeft aangegeven dat zij graag de machtiging tot uithuisplaatsing beëindigd zou zien, maar begrijpt dat dit momenteel niet mogelijk is. De vader heeft goed contact met de pleegouders en hoopt op verbetering van de communicatie met de moeder.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder heeft momenteel geen vaste woonplek en verblijft afwisselend bij vrienden en in een daklozenopvang. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de gemeente de moeder geen urgentieverklaring voor een sociale huurwoning kan geven vanwege het verblijf van de minderjarige in een pleeggezin. Dit bemoeilijkt de situatie van de moeder en haar rol als ouder. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de moeder voor het einde van de machtiging een geschikte woning kan vinden en dat de benodigde hulpverlening kan starten.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Tegen deze eindbeslissing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarvoor een advocaat nodig is. Belanghebbenden kunnen binnen drie maanden na de uitspraak of betekening van de beschikking hoger beroep instellen.