ECLI:NL:RBMNE:2025:4168

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
11785656 UV EXPL 25-165
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering na onterechte opschorting loondoorbetaling tijdens ziekte

In deze zaak heeft [eiser] een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. vanwege de onterechte opschorting van zijn loonbetaling tijdens ziekte. [eiser] is sinds 22 mei 2000 in dienst bij [gedaagde] en is op 8 april 2025 door ziekte uitgevallen. [gedaagde] heeft per 1 juni 2025 de loonbetaling opgeschort, met als reden dat [eiser] veelvuldig afwezig was en zich niet correct gedroeg tijdens zijn ziekte. Na een dagvaarding heeft [gedaagde] het loon over juni 2025 pas op 17 juli 2025 betaald, maar de jubileumuitkering bleef uit. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] onterecht het loon heeft opgeschort en heeft [gedaagde] veroordeeld tot hervatting van de loonbetalingen met terugwerkende kracht, betaling van de jubileumuitkering, wettelijke verhoging, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat hij zijn loon nodig heeft om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. De rechter heeft de vorderingen van [eiser] grotendeels toegewezen, met uitzondering van het meer of anders gevorderde.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11785656 \ UV EXPL 25-165 MS/1270
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. van Wijk-van den Berg (CNV),
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door [A] .

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft een dagvaarding met producties uitgebracht.
1.2.
Op 23 juli 2025 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde mr. M. van Wijk-van den Berg. Namens [gedaagde] is verschenen de heer [A] , (middellijk) bestuurder van [gedaagde] . Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaar kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

[eiser] heeft deze zaak aanhangig gemaakt omdat [gedaagde] de doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte per 1 juni 2025 heeft opgeschort. [gedaagde] heeft dit loon na de dagvaarding betaald, maar moet ook nog een jubileumuitkering betalen. [gedaagde] wordt veroordeeld dit alsnog te doen en wordt ook veroordeeld tot betaling van wettelijke verhoging, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

3.De beoordeling

Inleiding
3.1.
[eiser] , geboren op [1962] , is sinds 22 mei 2000 in dienst bij [gedaagde] als voorbewerker. Hij is op 8 april 2025 door ziekte uitgevallen. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal en Techniek van toepassing.
3.2.
[gedaagde] heeft [eiser] met een brief van 11 juni 2025 laten weten dat de betaling van zijn loon per 1 juni 2025 wordt opgeschort. [gedaagde] geeft hiervoor de volgende reden:
“U bent vanwege ‘ziek zijn’, ook mede door uw gedrag, veelvuldig afwezig op uw werk. Doet wazig over uw ziekte en blijkt zonder overleg motor/scooter te rijden en daardoor letsel op te lopen aan uw handen.”
3.3.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] met een brief van 20 juni 2025 laten weten dat er geen juridische basis is voor een loonopschorting en heeft [gedaagde] gesommeerd om zoals te doen gebruikelijk op of omstreeks 25 juni 2025 het loon tijdens ziekte over de maand juni 2025 te betalen.
3.4.
[gedaagde] heeft niet aan deze sommatie voldaan, ook niet na ontvangst van een concept dagvaarding. Zij heeft pas op 17 juli 2025, na betekening van de dagvaarding, het loon over de maand juni 2025 aan [eiser] betaald.
De vordering en de onderbouwing daarvan
3.5.
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen:
tot hervatting van de loonbetalingen aan [eiser] met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2025, zijnde een bedrag van € 4.089,00 bruto per maand exclusief emolumenten waaronder ook begrepen een jubileumuitkering, onder gelijktijdige afgifte van de bijbehorende loonstrook en de loonstrook van mei 2025, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft om de loonstroken te overleggen;
tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging over het onder A. gevorderde bedrag, tot en met 7 juli 2025 begroot op € 817,80 bruto;
tot vergoeding aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten, tot en met 7 juli 2025 begroot op € 533,90;
tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de onder A. en B. gevorderde bedragen vanaf 25 juni 2025 tot aan de dag van algehele voldoening;
tot betaling van de kosten van het geding, waaronder de nakosten.
3.6.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij door de bedrijfsarts arbeidsongeschikt is verklaard en dat [gedaagde] daarom op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn loon moet doorbetalen. Het feit dat hij, terwijl hij ziek is, op 25 april 2025 met een MP3 scooter heeft gereden, daarbij buiten zijn schuld door een derde is aangereden en zijn duimen heeft geblesseerd, is geen grond voor het opschorten van de loonbetaling. [eiser] heeft verder toegelicht dat hij in mei 2025 25 jaar in dienst was en daarom nog recht heeft op een jubileumuitkering.
De reactie van [gedaagde]
3.7.
[A] heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat [gedaagde] de betaling van het loon heeft opgeschort omdat hij niet snapte dat [eiser] op een motor is gaan zitten terwijl hij ziek was en hem pas vier à vijf weken later van het ongeluk in kennis heeft gesteld. [A] heeft toegezegd dat [gedaagde] ook de jubileumuitkering zal betalen.
Spoedeisendheid
3.8.
[eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat hij zijn loon nodig heeft om zelf aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.
Toewijzing vordering tot betaling jubileumuitkering
3.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] eind mei 2025 het recht heeft verkregen op een uitkering vanwege zijn 25-jarig jubileum en dat deze uitkering nog moet worden betaald. [gedaagde] zal ook worden veroordeeld die uitkering te betalen. [gedaagde] heeft het loon over juni 2025 inmiddels op 17 juli 2025 betaald. De vordering tot hervatting van de reguliere loonbetalingen vanaf 1 juni 2025 wordt daarom toegewezen met ingang van 1 juli 2025.
Toewijzing vordering tot betaling loonstroken
3.10.
[gedaagde] zal ook worden veroordeeld om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de loonstroken over mei en juni 2025 aan [eiser] te overleggen. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden van € 50,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt.
Toewijzing wettelijke verhoging
3.11.
[eiser] maakt aanspraak op de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon van € 4.089,00 bruto over de maand juni 2025. De gemachtigde van [eiser] heeft in haar brief van 20 juni 2025 gesteld dat het loon op of omstreeks 25 juni 2025 had moeten worden betaald. Dit is tussen partijen ook niet in geschil en de kantonrechter hanteert daarom 25 juni 2025 als datum waarop [gedaagde] het loon over juni 2025 had moeten betalen. Omdat [gedaagde] dit loon pas op 17 juli 2025, dus 22 dagen te laat, heeft betaald, is hij hierover op grond van artikel 7:625 BW de wettelijke verhoging verschuldigd van 35%. De kantonrechter ziet geen aanleiding dit percentage te matigen omdat [gedaagde] geen goede reden had om de loonbetaling per 1 juni 2025 op te schorten. [eiser] heeft er terecht op gewezen dat hij heeft meegewerkt aan onderzoek door de bedrijfsarts en dat de bedrijfsarts voor het laatst nog op 16 juni 2025 heeft geconcludeerd dat hij nog niet kon werken. [A] had kennelijk zijn twijfels over de arbeidsongeschiktheid van [eiser] maar het was niet aan hem om hier een oordeel over te vellen. Dit had hij moeten overlaten aan de bedrijfsarts. Daarom wordt een bedrag van € 1.431,15 bruto aan wettelijke verhoging toegewezen.
Toewijzing wettelijke rente
3.12.
[gedaagde] wordt ook veroordeeld om de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het achterstallige salaris over juni 2025 van € 4.089,00 bruto te betalen vanaf 25 juni 2025 tot 17 juli 2025. Dit is een bedrag van € 14,79. De vordering tot betaling van de wettelijke rente over de wettelijke verhoging van € 1.431,15 bruto wordt toegewezen met ingang van 5 juli 2025, de datum waarop [eiser] de concept dagvaarding aan [gedaagde] heeft gestuurd.. Niet is gebleken dat [gedaagde] op een eerder moment met het betalen van de wettelijke verhoging in verzuim is geraakt.
Toewijzing buitengerechtelijke incassokosten
3.13.
[eiser] vordert een bedrag van € 533,90 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in redelijkheid buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken om zijn vordering op [gedaagde] voldaan te krijgen en dat het gevorderde bedrag ook redelijk is. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
Kosten
3.14.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.079,47

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] de jubileumuitkering te betalen en de reguliere loonbetalingen met ingang van 1 juli 2025 te hervatten;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de loonstroken over mei en juni 2025 aan [eiser] te overleggen, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] de wettelijke verhoging van € 1.431,15 bruto over het te laat betaalde loon over de maand juni 2025 te betalen;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 14,79 aan wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te betalen over het te laat betaalde loon over de maand juni 2025 en de wettelijke rente over de wettelijke verhoging van € 1.431,15 bruto vanaf 5 juli 2025 tot de dag van volledige voldoening;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € 533,90 aan buitengerechtelijke kosten te betalen;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.079,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.