ECLI:NL:RBMNE:2025:4185

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
595891 KG ZA 25-310
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op merkenrecht door verkoop van namaak sjaals met logo van Bylima B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Bylima B.V. en een gedaagde partij die betrokken was bij de verkoop van namaak sjaals met het logo van Bylima. Bylima B.V. heeft in de procedure gesteld dat de gedaagde inbreuk maakt op haar merken- en auteursrechten door sjaals aan te bieden die sterk lijken op de door Bylima ontworpen producten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien Bylima c.s. herhaaldelijk geconfronteerd is met inbreuken op haar intellectuele eigendomsrechten. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde betrokken is bij de inbreuk en heeft hem veroordeeld om te stoppen met deze activiteiten. Tevens is de gedaagde verplicht om bekend te maken wie de inbreukmakende producten produceert of aan hem heeft verkocht. De rechter heeft een dwangsom opgelegd van € 500 per dag voor iedere dag dat de gedaagde zich niet aan de veroordelingen houdt, met een maximum van € 25.000. De proceskosten zijn toegewezen aan Bylima c.s. en de gedaagde moet deze vergoeden. De uitspraak benadrukt de bescherming van intellectuele eigendomsrechten en de noodzaak om inbreuken hierop te staken.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/595891 / KG ZA 25-310
Vonnis in kort geding van 5 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
BYLIMA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Bylima c.s.,
advocaat: mr. D.H.S. Donk,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter beschikt over de dagvaarding en 25 producties en de pleitnota van Bylima c.s.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 22 juli 2025 plaatsgevonden. Bylima c.s. heeft een pleitnota voorgedragen. Partijen hebben op vragen van de voorzieningenrechter en op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft gezegd dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

Bylima c.s. ontwerpt, vervaardigt en verkoopt kleding, waaronder sjaals. Via verschillende media worden er sjaals verkocht die op die van Bylima lijken en ook het logo van Bylima dragen. In geschil is of [gedaagde] daarbij betrokken is en of hij daarmee inbreuk maakt op de merk- en auteursrechten van Bylima c.s. Wat betreft het merkenrecht is er sprake van een inbreuk. [gedaagde] is betrokken bij de inbreuk en wordt veroordeeld om daarmee te stoppen. Ook wordt [gedaagde] veroordeeld om bekend te maken wie de inbreukmakende producten produceert of wie ze aan hem levert.

3.Achtergrond

3.1.
De producten van Bylima c.s. zijn de afgelopen10 jaar steeds bekender geworden en worden inmiddels onder andere verkocht in de Bijenkorf. Sinds enkele jaren (volgens [eiseres sub 1] sinds haar scheiding) wordt Bylima c.s. herhaaldelijk geconfronteerd met partijen die sjaals en/of kleding verkopen die sterk lijken op de door haar ontworpen sjaals en kleding en het logo van Bylima dragen. Dit gaat via steeds wisselende anonieme websites en social media platforms. Met name via Tik Tok, Instagram, Snapchat en Vinted. Om dit te stoppen heeft Bylima c.s. al meerdere procedures gevoerd bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Die heeft ook al meerdere keren geoordeeld dat er sprake was van een inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Bylima c.s. en dat die gestaakt moest worden [1] .
3.2.
Toch worden er nog steeds producten te koop aangeboden met het logo van Bylima. Zo werden er tot begin 2025 namaak Bylima sjaals aangeboden onder de domeinnamen ‘ [domeinnaam 1] ’ en ‘ [domeinnaam 2] ”. Bylima c.s. heeft ontdekt dat deze domeinnamen geregistreerd stonden op naam van [gedaagde] en zij heeft hem gesommeerd om te stoppen met zijn inbreukmakende activiteiten. Via zijn advocaat heeft [gedaagde] erkend dat hij verantwoordelijk was voor de exploitatie van de webshop [domeinnaam 1] en toegezegd dat hij zou stoppen met de inbreuk op de merkenrechten van Bylima c.s.. Hij heeft de website van [domeinnaam 1] offline gehaald en de domeinnamen staan sindsdien niet meer op zijn naam. [domeinnaam 2] is echter blijven bestaan en is via de webshop [webshop] doorgegaan met de verkoop van sjaals met het logo van Bylima.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
In een kortgedingprocedure is het nodig dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat de eisende partij op korte termijn een beslissing nodig heeft van de voorzieningenrechter en de beslissing in een bodemprocedure niet kan afwachten. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang van Bylima c.s. voldoende aannemelijk is gemaakt. Als er daadwerkelijk sprake is van een herhaalde en voortdurende inbreuk op het merk- en auteursrecht van Bylima c.s. dan heeft zij er belang bij dat daar zo spoedig mogelijk een einde aan komt.
Merkenrecht
4.2.
Bylima c.s. heeft drie beeldmerken geregistreerd bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (Boip) en het woordmerk Bylima bij de European Union Intellectual property Office (EUIPO). Het gaat om de volgende merken:
4.3.
Bylima c.s. heeft met de door haar overgelegde screenshots van Snapchat, Instagram, Vinted en de webshop [webshop] aangetoond dat er sjaals met haar logo te koop worden of werden aangeboden. Het is evident dat hiermee de merkenrechten van Bylima c.s. zijn geschonden. Dat heeft zij nog eens extra bewezen door recent een aantal testaankopen te doen via de webshop [webshop] .
4.4.
Vast staat dat [gedaagde] tot begin 2025 namaak Bylima sjaals heeft verkocht onder de namen [domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] . Bylima c.s. heeft voldoende aangetoond dat [gedaagde] ook betrokken is bij de verkoop van namaak Bylima sjaals door [webshop] . Via screenshots heeft zij laten zien dat de naam [domeinnaam 2] is gekoppeld aan het Vinted account van [webshop] . Zij heeft dat laten verifiëren door de deurwaarder. Verder heeft zij met productie 8 aangetoond dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] door het Instagramaccount van [webshop] wordt gebruikt. Via dat telefoonnummer wordt de klant die een bestelling heeft geplaatst gevraagd om te betalen op het Revolut bankrekeningnummer van [gedaagde] . Dat blijkt uit de screenshots van de whatsappgesprekken die de testinkopers met [webshop] hebben gevoerd.
4.5.
Verder heeft [eiseres sub 1] tijdens de zitting verteld dat zij van een bekende te horen heeft gekregen dat er namaak Bylima producten werden verkocht op de beurs van mevrouw [A] . [gedaagde] was op die beurs aanwezig, dat heeft hij erkend. Hij zou daar meerdere stands hebben gehuurd waar hij broodjes en suikerspinnen verkocht. Volgens de bekende van [eiseres sub 1] was één van de verkopers van de inbreukmakende producten een familielid van [gedaagde] . Die zou met de spullen zijn weggerend toen de politie was ingeschakeld. De enige aangeouden verdachte was een meisje dat ook namaak Bylima producten verkocht. Zij zou hetzelfde verhaal verteld hebben als [gedaagde] op zitting heeft verteld. Namelijk dat ze in Utrecht door een onbekende persoon was benaderd voor de verkoop van namaak Bylima producten. Ook dit verhaal lijkt de betrokkenheid van [gedaagde] te bevestigen.
4.6.
De conclusie is dan ook dat voldoende duidelijk is dat [gedaagde] betrokken is bij de inbreuk op de merkenrechten van Bylima c.s. Dat daar waarschijnlijk ook andere personen bij betrokken zijn, betekent niet dat [gedaagde] niet geheel verantwoordelijk gehouden kan worden voor de inbreuk. Omdat Bylima c.s. de identiteit van de andere betrokken (nog) niet heeft kunnen achterhalen, is de enige mogelijkheid om ook andere betrokkenen op de inbreuk aan te spreken dat [gedaagde] de identiteit van die persoon of personen kenbaar maakt. Hij heeft er tot nu toe voor gekozen om dat niet te doen. Daarom kan op dit moment alleen [gedaagde] verantwoordelijk gehouden worden voor de inbreuk. De vordering om die inbreuk te staken wordt dan ook toegewezen.
Auteursrecht
4.7.
Bylima c.s. stelt dat [gedaagde] met de webshop [webshop] inbreuk maakt op haar auteursrecht, doordat deze webshop ter promotie van de inbreukmakende producten audiovisuele opnamen en foto’s gebruikt die gekopieerd zijn van de website van Bylima c.s. Kijkend naar de websites van [webshop] en van Bylima is duidelijk dat [webshop] de website van Bylima heeft gekopieerd. Maar, wat Bylima c.s. niet voldoende duidelijk heeft gemaakt, is dat zij auteursrechthebbende is van de opnamen, foto’s en vormgeving van haar website, oftewel of zij maker is van de website in de zin van de Auteurswet. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
Bekendmaken wie de inbreukmakende producten produceert of aan [gedaagde] heeft verkocht
4.8.
Deze vordering wordt toegewezen. Bylima c.s. heeft er belang bij om te weten wie de inbreukmakende producten produceert of verkoopt, zodat zij diegene daarop kan aanspreken en eventueel via een gerechtelijke procedure kan afdwingen om de inbreuk te staken. Op basis van de stukken en de toelichting tijdens de zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat Bylima c.s. er terecht van uitgaat dat er behalve [gedaagde] één of meerdere andere personen betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van de inbreukmakende producten. Het feit dat Bylima c.s. al meerdere keren procedures heeft gevoerd tegen steeds wisselende personen wijst erop dat er meer personen betrokken zijn bij de verkoop van namaak Bylima producten. Ook de verklaring van [gedaagde] tijdens de zitting dat hij door iemand is benaderd om zijn bankrekening ter beschikking te stellen voor aankopen via [webshop] wijst daarop.
Dwangsom
4.9.
Bylima c.s. vordert dat aan de veroordelingen een dwangsom wordt gekoppeld van € 10.000 per dag. Die vordering wordt in zoverre toegewezen dat een dwangsom van € 500 wordt verbeurd voor iedere dag dat [gedaagde] zich niet aan de veroordelingen houdt totdat een maximum is bereikt van € 25.000.
Termijn van artikel 1019i
4.10.
De voorzieningenrechter bepaalt dat binnen zes maanden na de datum van dit vonnis een bodemprocedure ex artikel 1019 i Rv moet worden ingesteld. De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en [gedaagde] een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient. Is de verklaring ingediend na het verstrijken van de gestelde termijn, dan verliest de voorlopige voorziening haar kracht met de indiening van de verklaring.
De proceskosten
4.11.
Bylima c.s. krijgt in deze procedure gelijk en [gedaagde] moet daarom haar proceskosten betalen. Bylima c.s. vordert met toepassing van artikel 1019h Rechtsvordering (Rv) vergoeding van de volledige proceskosten ter hoogte van € 14.285,18 (productie 16 dagvaarding). Omdat dit bedrag onder het maximum blijft dat geldt voor een gemiddelde zaak en [gedaagde] de gemaakte kosten niet heeft betwist, wordt dat bedrag toegewezen. Bylima c.s. stelt terecht dat, hoewel het hier inhoudelijk een eenvoudige zaak betreft, de tijd en moeite die de advocaten hebben moeten steken in het onderzoek naar de inbreukmaker toepassing van het tarief voor een gemiddelde zaak rechtvaardigt. De proceskosten aan de kant van Bylima c.s. worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 121,21
- salaris advocaat € 14.285,18
- nakosten
€ 178,00(plus eventueel de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 14.584,39
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de merkrechten van Bylima c.s. te staken en gestaakt te houden, waaronder ieder gebruik van tekens die identiek zijn aan of overeenstemmen met de merken van Bylima c.s. zoals omschreven in de dagvaarding,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis
aan de advocaat van Bylima c.s. een schriftelijke door een onafhankelijke registeraccountant op juistheid en volledigheid gecontroleerde middels alle relevante bescheiden gestaafde opgave te verstrekken van de volledige NAW-gegevens van degene(n) die de inbreukmakende BYLIMA producten (zoals omschreven in de dagvaarding) heeft geproduceerd, danwel van degene(n) - en alle
daarbij betrokken (rechts-)personen - bij wie gedaagde de inbreukmakende Bylima producten (zoals omschreven in de dagvaarding) heeft ingekocht,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 500 voor elke dag hij in strijd handelt met de veroordelingen onder 4.1 en 4.2 van dit vonnis, dan wel niet volledig voldoet aan (een van) )de daarin vermelde verplichtingen, tot een maximum van € 25.000 is bereikt,
5.4.
stelt de termijn, als bedoeld in artikel 1019i RV, voor het instellen van een eis in de hoofdzaak op zes maanden nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 14.584,39, te betalen binnen veertien dagen na betekening. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren als voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.