ECLI:NL:RBMNE:2025:4225

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11597891 / AC EXPL 25-707
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen eiseres wegens niet voldoen aan stelplicht en verzoek tot doorhaling

In deze zaak heeft eiseres, [eiseres] B.V., verzocht om doorhaling van de procedure, maar gedaagde, [gedaagde], heeft zich hiertegen verzet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiseres worden afgewezen omdat zij niet heeft voldaan aan haar stelplicht. De procedure vond plaats op 31 juli 2025, waarbij eiseres niet aanwezig was, terwijl gedaagde met haar gemachtigde wel aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst een bedrag dat voor eiseres bedoeld was, naar Stichting [naam] heeft overgemaakt. Eiseres vorderde dit bedrag van gedaagde als bestuurder van de stichting, maar de rechtbank oordeelde dat gedaagde niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld zonder dat eiseres feiten en omstandigheden heeft gesteld die een ernstig verwijt aan gedaagde rechtvaardigen. De vorderingen van eiseres tot betaling van € 20.839,00 zijn afgewezen, evenals de vordering tot rente en buitengerechtelijke kosten. Eiseres is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde betalen, die zijn begroot op € 1.221,00. Het vonnis is uitgesproken op 6 augustus 2025 door mr. F.H. Charbon.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11597891 \ AC EXPL 25-707
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] BV,
gemachtigde: W.B. Kelderman van A & A, Advies en Administratie B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.J.M. Groen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord.
1.2.
[eiseres] BV heeft op 28 juli 2025 om uitstel van de zitting verzocht, omdat er sprake zou zijn van belangenverstrengeling. [gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft de kantonrechter besloten dat de zitting op 31 juli 2025 door zou gaan.
1.3.
De zitting heeft op 31 juli 2025 plaatsgevonden. [eiseres] BV is niet verschenen. [gedaagde] is met haar gemachtigde wel op de zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting is besproken. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
De Belastingdienst heeft een bedrag dat voor [eiseres] BV bedoeld was naar Stichting [naam] overgemaakt. [eiseres] BV vordert dit bedrag van [gedaagde] als bestuurder van Stichting [naam] . [eiseres] BV heeft daags voor de zitting doorhaling van de procedure gevraagd maar daartegen heeft [gedaagde] zich verzet. De zaak wordt daarom niet doorgehaald en de vorderingen van [eiseres] BV worden afgewezen.

3.De beoordeling

De procedure wordt niet doorgehaald
3.1.
In een e-mail van 29 juli 2025 heeft [eiseres] BV verzocht om royement van de procedure. Dit verzoek merkt de rechtbank aan als een verzoek tot doorhaling van de procedure. [gedaagde] heeft zich tegen de doorhaling van de procedure verzet en heeft verzocht om een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eiseres] BV. De kantonrechter heeft partijen vervolgens nogmaals laten weten dat de zitting doorgang zal vinden. Het verzoek tot doorhaling herhaalt [eiseres] BV nog eens in haar e-mail aan de rechtbank van 30 juli 2025, waarin zij tegelijkertijd laat weten niet op de zitting te zullen verschijnen.
3.2.
Voor doorhaling van de procedure is instemming van beide partijen nodig. [1] Het verzoek tot doorhaling van [eiseres] BV kan, gelet op het bezwaar van [gedaagde] , niet worden gehonoreerd.
3.3.
Bovendien heeft [gedaagde] ook voldoende belang bij voortzetting van de procedure. Volgens [gedaagde] is haar belang bij voortzetting van de procedure gelegen in het voorkomen dat [eiseres] BV de procedure op een later moment alsnog doorzet of haar nogmaals dagvaardt voor hetzelfde geschil of dezelfde eis. Zij wil over hierover nu duidelijkheid. Bovendien heeft [gedaagde] tijdens de zitting toegelicht dat er meerdere procedures en geschillen tussen [gedaagde] en [eiseres] BV zijn. Zij stelt dat het ook in de andere geschillen van belang is dat komt vast te staan dat [gedaagde] het door [eiseres] BV in deze procedure gevorderde bedrag niet verschuldigd is. Zodra het vonnis gezag van gewijsde heeft, zal [gedaagde] niet opnieuw gedagvaard worden voor hetzelfde geschil, en als [eiseres] BV dat wel zou doen, zou een eventueel reeds gewezen inhoudelijk vonnis hierover bindende kracht hebben.
3.4.
Weliswaar heeft [eiseres] BV in de e-mail van 30 juli 2025 aan de rechtbank toegezegd dat zij [gedaagde] in het kader van de vordering van het vennootschapsrecht niet opnieuw zal dagvaarden, maar in dezelfde e-mail zegt [eiseres] BV dat zij haar recht niet prijsgeeft. Zo staat er in de e-mail: “
Naar aanleiding van de opmerkingen van mr Groen hechten cliënten er waarde aan op te merken dat het uitblijven van (verdere) verdediging in deze procedure niet mag worden uitgelegd als een erkenning van de juistheid van het gestelde door de wederpartij, noch als het prijsgeven van rechten, verweren of bevoegdheden.”. Uit deze e-mail kan dan ook niet ondubbelzinnig worden afgeleid dat [eiseres] BV [gedaagde] niet voor hetzelfde geschil opnieuw zal dagvaarden.
3.5.
[eiseres] BV is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om uitleg hierover te geven en te reageren op de standpunten van [gedaagde] door naar de zitting te komen. Hiervan heeft [eiseres] BV geen gebruik gemaakt.
3.6.
Nu de zaak niet wordt doorgehaald, zal de rechter hierna de vorderingen van [eiseres] BV inhoudelijk beoordelen.
De vorderingen van [eiseres] BV worden afgewezen
3.7.
De Belastingdienst heeft een definitieve aanslag aan [eiseres] BV opgelegd, waaruit volgt dat [eiseres] BV een bedrag van € 21.111,00 terugkrijgt. Vervolgens heeft de Belastingdienst een bedrag van € 20.846,00 overgemaakt naar de verkeerde rechtspersoon, namelijk naar Stichting [naam] . [eiseres] BV vordert € 20.839,00 op grond van onverschuldigde betaling. [2] Maar in plaats van Stichting [naam] te dagvaarden, heeft zij [gedaagde] als bestuurder van Stichting [naam] gedagvaard.
3.8.
[gedaagde] stelt zich terecht op het standpunt dat een bestuurder slechts in uitzonderlijke gevallen persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor verplichtingen van de stichting. Stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid. [3] Dit betekent dat zij zelfstandig, als dragers van eigen rechten en verplichtingen, aan het rechtsverkeer deelnemen. Voor aansprakelijkheid van een bestuurder is vereist dat de eisende partij stelt dat de bestuurder ten opzichte van haar onrechtmatig heeft gehandeld en dat de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval kan vaststellen dat de gedaagde heeft gehandeld in hoedanigheid van bestuurder en dat hem van dat handelen een ernstig verwijt kan worden gemaakt. [eiseres] BV heeft niet aan deze stelplicht voldaan. Zij heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit de kantonrechter kan afleiden dat [gedaagde] een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De vordering van [eiseres] BV tot betaling van € 20.839,00 wordt daarom afgewezen.
3.9.
[eiseres] BV heeft dan ook geen recht op de door haar gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten over het door haar gevorderde bedrag.
[eiseres] BV moet de proceskosten van [gedaagde] betalen
3.10.
[eiseres] B.V. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] B.V. af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] B.V. in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] B.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
MvD5633

Voetnoten

1.Artikel 246 Rv.
2.Artikel 6:203 BW.
3.Artikel 2:3 BW.