ECLI:NL:RBMNE:2025:4253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
C/16/586771 / JE RK 25-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in de open residentiële jeugdhulp met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregelen

Op 16 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017, in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming, die verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 28 januari 2026. De moeder van de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat, heeft zich in het verzoek kunnen vinden, maar heeft zorgen geuit over de toegepaste vrijheidsbeperkende maatregelen, die zij als onveilig ervaart voor haar kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel niet terug naar huis kan en dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind. De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan de juridische context van de vrijheidsbeperkende maatregelen die in de open jeugdzorg worden toegepast, en heeft opgemerkt dat er momenteel geen juridische grondslag voor is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd en verklaard dat deze beslissing uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/586771 / JE RK 25-19
Datum uitspraak: 16 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over de (aangehouden) machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Midden-Nederland, Utrecht,
hierna te noemen: de Raad.
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder ],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. H.S.K. Jap A Joe,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 28 januari 2025 een eerdere beschikking gegeven. Voor het verloop van de procedure tot die datum verwijst de kinderrechter naar die beschikking.
1.2.
Daarna is de brief van 3 juli 2025 van de GI ontvangen.
1.3.
De behandeling van het verzoek is voortgezet tijdens de zitting van 16 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [persoon 1] , namens de GI;
  • mevrouw [persoon 2] , namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op de behandelgroep [behandelgroep] in [plaats] .
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 28 januari 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 28 januari 2026.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 28 januari 2025 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend, met ingang van 28 januari 2025 tot 28 juli 2025. De beslissing over het overige deel van het verzoek heeft de kinderrechter toen aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Dat betekent dat de Raad vindt dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd moet worden, te weten tot 28 januari 2026.

4.De standpunten

4.1.
De moeder wil dat [minderjarige] de komende tijd bij [behandelgroep] blijft en dat hij de juiste behandeling krijgt. De moeder begrijpt dat daarvoor een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nodig is en zij kan zich daarom vinden in het verzoek. De moeder hoopt wel dat [minderjarige] meer begeleiding vanuit [stichting] krijgt voor wat betreft zijn schoolgang. Daarnaast maakt de moeder zich zorgen over de ‘zes-posities’ die bij [behandelgroep] worden toegepast om [minderjarige] lichamelijk tegen te kunnen houden. Dit gaat van bij de arm vastpakken van een kind door een medewerker tot het tegen de grond werken door meerdere medewerkers De moeder heeft namelijk gezien hoe dit laatste wordt toegepast en dit heeft haar erg aangegrepen en het was voor [minderjarige] niet fijn. [minderjarige] voelde zich op dat moment onveilig en de moeder kon niet ingrijpen. Dit is niet bevorderlijk voor het band tussen de moeder en [minderjarige] .
4.2.
De GI kan zich vinden in het verzoek van de Raad. De moeder en [minderjarige] zijn aangemeld voor het 2thepoint-traject en vanuit daar zal gekeken worden wat [minderjarige] nodig heeft in de opvoeding. Hierbij wordt er gekeken naar de hechting, de rol van de moeder en de vader en dit zal uiteindelijk gebruikt worden om het perspectief van [minderjarige] te bepalen. Het vermoeden van de GI is dat hiervoor NIKA ingezet zal worden en de verwachting is dat dit elk moment kan starten. In de tussentijd zal de GI ook kijken of de uren die [minderjarige] begeleid wordt door [stichting] met betrekking tot zijn schoolgang, uitgebreid kunnen worden. Over de ‘zes-posities’ vertelt de GI dat dit een standaardmethode is die de groep [behandelgroep] toepast. Dit wordt alleen ingezet als het niet anders kan en elke keer moet er een melding gemaakt worden bij de inspectie.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen tot 28 januari 2026. De kinderrechter zal deze beslissing hierna toelichten.
De toelichting
5.2.
Uit de stukken en het gesprek dat is gevoerd tijdens de zitting volgt dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.3.
Op dit moment kan [minderjarige] niet terug naar huis. [minderjarige] verblijft sinds april 2025 op de behandelgroep [behandelgroep] in [plaats] . In het begin van zijn verblijf liet [minderjarige] destructief gedrag zien en vonden er flinke incidenten plaats. Dit lijkt de laatste weken enigszins te stabiliseren, maar [minderjarige] laat de afgelopen twee weken een terugval in zijn gedrag zien. Volgens de GI is [minderjarige] op momenten angstig en dan kan hij om zich heen slaan en weet hij niet wat hij met zichzelf moet en dit leidt uiteindelijk tot een ontploffing van zijn gedrag. Daarnaast zoekt hij regelmatig de grenzen op. Hierdoor is het voor de groep regelmatig zoeken hoe zij het beste met zijn gedrag om kunnen gaan.
5.4.
De GI heeft naar voren gebracht dat binnenkort het 2thepoint-traject zal starten en dat aan de hand van dit traject gekeken wordt wat [minderjarige] nodig heeft en waar uiteindelijk zijn perspectief komt te liggen. Hierbij wordt er ook naar de rol van de ouders gekeken. De kinderrechter vindt het belangrijk dat dit doorgang vindt en goed gemonitord wordt. Net als de moeder van [minderjarige] vindt de kinderrechter het belangrijk dat [minderjarige] de juiste behandeling krijgt en dat zijn schoolgang uitgebreid wordt. Om dit te bewerkstelligen is een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 28 januari 2026.
Vrijheidsbeperkende maatregelen in de open residentiële jeugdhulp
5.5.
Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat op de groep [behandelgroep] een methode wordt gebruikt waarbij [minderjarige] lichamelijk gefixeerd kan worden, de moeder verwijst hiernaar als de ‘zes-posities’. Waarbij positie één het vastpakken van de arm is en positie zes het fixeren van de minderjarige is. De kinderrechter wil onder de aandacht brengen dat toepassing wat dit soort middelen c.q. maatregelen op dit moment juridisch niet geregeld is in de context van open jeugdzorg instellingen. Dit houdt in dat zij geen juridische grondslag vinden in de wet. Uit de kamerbrief van 13 juni 2025 van staatsecretarissen [persoon 3] en [persoon 4] blijkt wel dat de bewindspersonen van plan zijn om de Jeugdwet te wijzigen om toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de open jeugdhulp mogelijk te maken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 28 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitsproken op 16 juli 2025 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van I. Stooker als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025