ECLI:NL:RBMNE:2025:4285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
11651685
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van een huurovereenkomst wegens huurachterstand met betrekking tot een opslagruimte

In deze zaak vordert de vennootschap onder firma [eiser] V.O.F. ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een opslagruimte vanwege een huurachterstand van € 20.157,86, die is ontstaan doordat [gedaagde sub 1] sinds mei 2024 de huur niet meer heeft betaald. De huurachterstand is opgelopen tot en met juli 2025. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2025 waren zowel de eisende partij als de gedaagde partijen aanwezig. Gedaagde sub 2, de enige erfgenaam van een overleden vennoot, heeft erkend dat er een betalingsachterstand is, maar kan de ontruiming niet voldoen vanwege haar financiële situatie en deelname aan een schuldhulpverleningstraject. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand niet betwist is en heeft de ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen. De ontruiming van de opslagruimte moet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis plaatsvinden. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. I.L. Rijnbout op 13 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11651685 \ UC EXPL 25-3366
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiser] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: DKV Deurwaarderskantoor Visser,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] IN LIQUIDATIE,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2] ,voormalige vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagden sub 3] ,
voormalige vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
procederend in persoon.
Gedaagde partijen zullen hierna samen genoemd worden: [gedaagde sub 1] . Gedaagde partij sub 2 zal hierna afzonderlijk genoemd worden: [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 5 producties
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de brief van 9 juli 2025 [eiser] met de actuele huurachterstand
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig [eiser] (vennoot) samen met mevrouw [A] , echtgenote tevens medevennoot, bijgestaan door
mr. B.I.M. Goeman, gemachtigde. Ook was aanwezig mr. D.M. van Ralen, kantoorgenoot van mr. Goeman. [gedaagde sub 2] was aanwezig, samen met [B] . Aan het einde van de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[gedaagde sub 1] huurt van [eiser] een opslagruimte aan de [adres] [naam] , te [plaats] (hierna: de opslagruimte) tegen een huurprijs per maand van € 1.125,00 exclusief BTW en variabele stroomkosten van de maand ervoor, bij vooruitbetaling te voldoen. Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Vanaf mei 2024 is de huur niet meer betaald, waardoor een huurachterstand is ontstaan die tot en met juli 2025 is opgelopen tot een bedrag van
€ 20.157,86.
2.2.
[C] , levenspartner van [gedaagde sub 2] , is op [overlijdensdatum] 2024 na een ziekbed overleden. [gedaagde sub 2] , de enige erfgenaam van [C] , is in januari 2025 ernstig ziek geworden. Daardoor heeft zij de onderneming niet kunnen voortzetten en de huur niet kunnen betalen.
2.3.
[eiser] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de opslagruimte, betaling van de huurachterstand met rente en kosten en betaling van een vergoeding tot de ontruiming. Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde sub 1] haar betalingsverplichting die voortvloeit uit de huurovereenkomst, niet is nagekomen.
2.4.
[gedaagde sub 1] voert verweer. De overgebleven vennoot van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , erkent de betalingsachterstand. [gedaagde sub 2] is het niet eens met de gevorderde ontruiming, omdat zij daaraan niet kan voldoen. Zij heeft zich in april 2025 aangemeld voor een schuldhulpverleningstraject voor de schulden die zijn ontstaan vanuit de VOF. [gedaagde sub 2] mag op grond daarvan geen nieuwe schulden maken zodat zij geen bedrijf kan inschakelen om de opslagruimte leeg te halen. Verder weet [gedaagde sub 2] niet wat de waarde is van de spullen, waaronder drie auto’s, in de opslagruimte. Zij weet dus niet of zij deze als vergoeding voor het ontruimen mag meegeven aan een bedrijf of een opkoper, of dat zij dan problemen zal krijgen met andere schuldeisers, waaronder de Belastingdienst.

3.De beoordeling

De huurachterstand
3.1.
Omdat [gedaagde sub 1] de gestelde huurachterstand, namelijk € 20.157,86, berekend tot en met 31 juli 2025, niet betwist, staat deze achterstand vast en kan deze worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming
3.2.
[gedaagde sub 2] heeft tijdens de zitting meegedeeld dat zij geen bezwaar heeft tegen de ontbinding van de huurovereenkomst omdat het bedrijf van [gedaagde sub 1] inmiddels is opgeheven. De ontbinding van de huurovereenkomst kan daarom ook worden toegewezen. Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden moet de opslagruimte aan [eiser] leeg worden opgeleverd. Uit de toelichting van [gedaagde sub 2] tijdens de zitting op haar persoonlijke en financiële situatie blijkt dat zij niet – op korte termijn - in staat is kosten te maken om de opslagruimte te ontruimen en leeg op te leveren. Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden moet [eiser] weer over de opslagruimte kunnen beschikken zodat zij deze opnieuw kan gaan verhuren. De vordering tot ontruiming zal daarom – ondanks de belemmeringen voor [gedaagde sub 1] om de opslagruimte te ontruimen - worden toegewezen. Daarbij wordt de termijn voor de ontruiming bepaald op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
3.3.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [gedaagde sub 1] is aan te raden indien mogelijk de opslagruimte zelf tijdig te (laten) ontruimen om zo de extra kosten van een gedwongen ontruiming door de deurwaarder te voorkomen. De kantonrechter begrijpt uit het verweer van [gedaagde sub 2] dat niet aannemelijk is dat de waarde van de opgeslagen goederen voldoende zal zijn om die kosten te dekken.
Toekomstige huurtermijnen
3.4.
[eiser] vordert betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen de datum van de toewijsbare huurachterstand, 31 juli 2025, en de ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldata. Daartegen is geen verweer is gevoerd, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
3.5.
De gevorderde handelsrente over de huurachterstand bij dagvaarding (€ 16.014,58) zal, als onweersproken, worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.6.
[eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in redelijkheid buitenrechtelijke kosten heeft gemaakt om haar vordering op [gedaagde sub 1] voldaan te krijgen en dat het gevorderde bedrag van € 1.012,61 exclusief btw gelet op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ook redelijk is.
Proceskosten
3.7.
[gedaagde sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
1.461,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.744,04
3.8.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat zowel [gedaagde sub 1] in liquidatie, [gedaagde sub 2] of [gedaagde sub 2] als erfgenaam van [C] afzonderlijk gedwongen kunnen worden het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak (opslagruimte) gelegen aan de [adres] , [naam] , te [plaats] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om deze onroerende zaak met alle zich daarin bevindende personen en zaken binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om hoofdelijk en tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eiser] :
- € 20.157,86 ter zake van opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurschuld tot en met 31 juli 2025, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van € 406,93 tot 1 april 2025 en te vermeerderen met de nadien verschenen wettelijke handelsrente over € 16.014,58 tot de dag van de voldoening;
- de vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten, van € 1.012,61 ex btw;
- voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [gedaagde sub 1] na de ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van [eiser] te stellen, een gebruiksvergoeding te betalen aan [eiser] van
€ 1.322,53 per maand, te betalen voor de eerste dag van iedere maand, met ingang van de maand augustus 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldata;
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.744,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
40160