ECLI:NL:RBMNE:2025:4303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 23/4587
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding en afwijzing immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft eiseres, B. V., beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, die haar bezwaar tegen een aanslag gemeentelijke belastingen niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, die is geregistreerd onder zaaknummer UTR 23/4587. De zitting vond plaats op 23 juni 2025, waarbij alleen de gemachtigde van eiseres, mr. D.A.N. Bartels MRE, aanwezig was. De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting gesloten, maar Bartels verzocht om heropening, wat door de rechtbank is afgewezen.

De rechtbank overweegt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, aangezien het aanslagbiljet op 28 februari 2023 bekend is gemaakt en het bezwaar pas op 13 juli 2023 is ontvangen. De rechtbank stelt vast dat de hoofdregel is dat een te laat ingediend bezwaarschrift niet inhoudelijk behandeld mag worden, tenzij er sprake is van verschoonbare omstandigheden. De gemachtigde van eiseres heeft niet gereageerd op verzoeken om uitleg over de te late indiening, waardoor de rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

Daarnaast heeft eiseres verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met enkele dagen is overschreden, maar dat deze overschrijding te gering is om aanleiding te geven voor schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechter was verhinderd om deze te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B .V. , eiseres,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen, verweerder,

(gemachtigde: dhr. mr. Beek).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat mr. D.A.N. Bartels MRE (hierna: Bartels) heeft ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 30 augustus 2023.
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2025. Bartels is verschenen. Namens verweerder is niemand verschenen.
De rechtbank heeft na afloop van de zitting het onderzoek gesloten. Bartels heeft vervolgens verzocht om heropening van het onderzoek. De rechtbank ziet in wat Bartels aan zijn verzoek om heropening ten grondslag heeft gelegd geen aanleiding voor heropening van het onderzoek.

Overwegingen

1. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen bekendgemaakt op 28 februari 2023. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 11 april 2023 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaar met dagtekening 10 juli 2023 ontvangen op 13 juli 2023. Dat is buiten de wettelijk voorgeschreven termijn. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaarschrift niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
2. Op 17 juli 2023 heeft verweerder aan eiseres een brief gestuurd waarin gevraagd is om de reden van de te late indiening. Daarin staat dat als de reden van de te late indiening niet verschoonbaar is, verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk kan verklaren. Op
8 augustus 2023 is er een reminder gestuurd. Hier is niet op gereageerd.
3. Tijdens de behandeling van het beroep op zitting heeft eiseres gesteld dat zij op tijd bezwaar heeft gemaakt en dat zij wel heeft gereageerd op de termijnoverschrijding.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Anders dan de gemachtigde van eiseres betoogt, is wel degelijk te laat bezwaar gemaakt. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder de gemachtigde van eiseres tweemaal de mogelijkheid heeft geboden om aan te geven wat hiervan de reden is. Er is niet gereageerd op de vraag waarom het bezwaar te laat is ingediend. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
De overschrijding van de redelijke termijn
5. Eiseres heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. In deze zaak is sprake van een opvolgende bezwaar- en beroepsprocedure. De behandeling daarvan mag maximaal twee jaar in beslag nemen. Daarbij is een termijn van zes maanden voor de behandeling van het bezwaar en een termijn van anderhalf jaar voor de behandeling van het beroep redelijk. In deze zaak ving de redelijke termijn aan op 13 juli 2023, toen het bezwaarschrift is ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn met enkele dagen is overschreden. Gelet op deze zeer geringe overschrijding en de aard van de zaak (niet-ontvankelijk bezwaar vanwege termijnoverschrijding), bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat immateriële schadevergoeding voor geleden spanning en frustratie op zijn plaats is. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat tijdens de behandeling van het beroep ook tijd is gemoeid met het opvragen van een juiste machtiging, terwijl de gemachtigde van eiseres deze ook meteen bij het beroepschrift had kunnen voegen. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
De proceskosten
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.