ECLI:NL:RBMNE:2025:4304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 23/5289
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan toereikende machtiging

In deze zaak heeft mr. [eiser] MRE, veronderstellenderwijs handelend namens [naam 1], beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De zitting vond plaats op 23 juni 2025, waarbij zowel [eiser] als de gemachtigde van verweerder, mr. D.J. Koopmans, aanwezig waren. Na de zitting heeft [eiser] verzocht om heropening van het onderzoek, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat bij het beroepschrift geen toereikende machtiging is ingediend. Volgens artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als het niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen, maar de overgelegde machtiging voldeed niet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank concludeert dat [eiser] voldoende tijd heeft gehad om het verzuim te herstellen, maar dat dit niet is gebeurd.

Daarnaast heeft [eiser] verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat [naam 1] daadwerkelijk beroep wenste in te stellen, waardoor ook geen schadevergoeding kan worden toegekend. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5289 en 23/5291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2025 in de zaak tussen

mr. [eiser] MRE , veronderstellenderwijs handelend namens [naam 1], eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht ,verweerder,
(gemachtigde: mr. D.J. Koopmans).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat mr. [eiser] MRE (hierna: [eiser] ) heeft ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 20 oktober 2023.
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2025. [eiser] is verschenen. Namens verweerder is mr. D.J. Koopmans verschenen.
De rechtbank heeft na afloop van de zitting het onderzoek gesloten. [eiser] heeft vervolgens verzocht om heropening van het onderzoek. De rechtbank ziet in wat [eiser] aan zijn verzoek om heropening ten grondslag heeft gelegd geen aanleiding voor heropening van het onderzoek.

Overwegingen

1. Het beroep is veronderstellenderwijs door [eiser] ingesteld namens [naam 1] . Bij het beroepschrift is geen machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
Machtiging
2. De rechtbank heeft [eiser] bij brief van 1 november 2023 en 16 februari 2024
in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een toereikende machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens eiser beroep in te stellen en in beroep op te treden. In deze brief staat dat als [eiser] niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet of uitstel vraagt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. [eiser] heeft op 5 augustus 2024 een volmacht gestuurd die is ondertekend door [naam 2] . Uit de overgelegde machtiging kan niet worden opgemaakt dat [naam 1] [eiser] machtigt om namens hem deze beroepsprocedure te voeren.
3. [eiser] heeft tijdens de zitting aangevoerd dat de machtiging bij verweerder is overgelegd. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de volmacht niet bij de stukken van verweerder zit.
4
.De machtiging voldoet niet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] genoeg tijd heeft gehad om binnen de gestelde termijn het verzuim te herstellen. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd, terwijl [eiser] wel in de gelegenheid is gesteld om dat verzuim te herstellen. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het beroep is niet-ontvankelijk.
De overschrijding van de redelijke termijn
5. [eiser] heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [naam 1] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [naam 1] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.