In deze zaak heeft [eiseres] B.V. beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, welke uitspraak dateert van 12 september 2023. De zitting vond plaats op 23 juni 2025, waarbij mr. D.A.N. Bartels MRE als gemachtigde van [eiseres] B.V. aanwezig was. De verweerder was niet vertegenwoordigd. Na de zitting heeft Bartels verzocht om heropening van het onderzoek, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij voldoende informatie had om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank overweegt dat het beroepschrift van Bartels niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de identiteit van de persoon namens wie het beroep is ingesteld niet bekend is gemaakt binnen de beroepstermijn. De rechtbank stelt vast dat de beroepstermijn liep tot en met 24 oktober 2023, maar dat Bartels geen stukken heeft overgelegd waaruit de identiteit van de eiser(es) blijkt. Dit verzuim kan niet worden hersteld, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Daarnaast heeft Bartels verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens een onredelijk lange procedure. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat niet kan worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. daadwerkelijk beroep heeft willen instellen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en is openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.