ECLI:NL:RBMNE:2025:4309

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 25/2069
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

Op 15 augustus 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. De zaak betreft een verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft besloten om zonder een zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De verzoeker had eerder in beroep gegaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn handhavingsverzoek, maar had dit beroep ingetrokken en vroeg nu om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien de verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld, zijn er geen kosten die vergoed kunnen worden. De rechtbank heeft echter wel bepaald dat verweerder het griffierecht van € 194,- aan verzoeker moet betalen, wat rechtstreeks uit de wet volgt. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/2069

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Op 15 maart 2025 is verzoeker in beroep gegaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het handhavingsverzoek van verzoeker. Verzoeker heeft verweerder op 1 maart 2025 in gebreke gesteld. Verweerder heeft op 8 april 2025 alsnog een besluit genomen en heeft in het besluit het handhavingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft op 17 april 2025 laten weten dat hij het niet eens is met de inhoud van het genomen besluit. Het beroep is daarom van rechtswege gericht tegen het besluit van 8 april 2025. Het beroep is als bezwaarschrift doorgestuurd naar verweerder. Verzoeker heeft wel het beroep, voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit, ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten. De rechtbank doet daarom wel uitspraak over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
3. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
4. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Verweerder heeft op 29 april 2025 gereageerd op het verzoek van verzoeker. Verweerder is bereid om de eventuele griffiekosten die zijn gemaakt te vergoeden. Verweerder stelt verder dat er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen.
5. Alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) of andere kosten die zijn opgenomen in artikel 1 van het Bpb kunnen worden vergoed. Omdat verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft en niet is gebleken van dergelijke andere kosten, zijn er geen kosten die vergoed kunnen worden.
6. Verweerder moet wel het griffierecht van € 194,- aan verzoeker betalen
(artikel 8:41 Awb ). Omdat dit rechtstreeks uit de wet volgt, hoeft verweerder hier niet toe veroordeeld te worden. Verzoeker kan zich hiervoor tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.