ECLI:NL:RBMNE:2025:4311

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
16-190702-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verkrachting van dochter door vader met onvoldoende steunbewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het meermalen verkrachten van zijn dochter in de periode van 1994 tot 2005, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan. De zaak kwam voor de rechtbank na een zitting op 30 juli 2025, waar de officier van justitie, mr. A. Dam, een gevangenisstraf van 48 maanden eiste. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.G.M. Rijkhoff, pleitte voor vrijspraak, wijzend op de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster en het gebrek aan steunbewijs.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat, volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, het bewijs niet uitsluitend mag steunen op de verklaringen van de aangeefster. De rechtbank concludeerde dat het tijdsverloop van 20 tot 30 jaar de betrouwbaarheid van de verklaringen in twijfel trok. De getuigenverklaringen, waaronder die van een maatschappelijk werkster en andere getuigen, werden als onvoldoende steunbewijs beschouwd, omdat ze voornamelijk gebaseerd waren op wat de aangeefster had verteld en niet op eigen waarnemingen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij, omdat de drempel van wettig en overtuigend bewijs niet was gehaald. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende steunbewijs in zedenzaken en de uitdagingen die het tijdsverloop met zich meebrengt voor de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-190702-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 30 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat in Amsterdam, en de benadeelde partij [aangeefster] en haar raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra, advocaat in Amersfoort, naar voren hebben gebracht.
[aangeefster] heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1.
in de periode van 26 april 1994 tot 8 oktober 1996 in Almere/Den Dolder zijn dochter, [aangeefster] , die toen tussen de twaalf en zestien jaar oud was, meermalen heeft verkracht,
subsidiair is dit ten laste gelegd als het plegen van ontucht met zijn dochter;
2.
in de periode van 8 oktober 1996 tot en met 1 maart 2005 in Almere/Den Dolder zijn dochter, [aangeefster] ,, die toen zestien jaar en ouder was, meermalen heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De verklaringen van aangeefster zijn betrouwbaar en worden ondersteund door onder meer de verklaring van de maatschappelijk werkster. Verder is van belang dat bij aangeefster een gedragsverandering heeft plaatsgevonden en dat zij sinds 1 maart 2023 therapie volgt, zoals staat vermeld in de verklaring van Care to Change. Het is niet geloofwaardig dat aangeefster uit jaloezie of wraakgevoelens aangifte heeft gedaan van seksueel misbruik, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 48 maanden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
De verklaringen van aangeefster zijn onbetrouwbaar gelet op het tijdsverloop, het mogelijke motief om verdachte vals te beschuldigen, het gebrek aan details, de ongeloofwaardige punten in die verklaringen en een gesprek bij de maatschappelijk werkster waarin niet is gesproken over seksueel misbruik. Ook is er onvoldoende steunbewijs omdat de getuigenverklaringen tot één bron zijn te herleiden, te weten aangeefster.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aangeefster meerdere belastende verklaringen heeft afgelegd tegen de verdachte, namelijk in het informatief gesprek zeden op 14 juli 2022 en in haar aangifte op 9 januari 2023. Aangeefster heeft – kort samengevat – verklaard dat zij op 26 april 1994 bij de verdachte in huis is gaan wonen en dat de verdachte haar kort daarna is gaan behandelen als zijn vrouw en seksuele handelingen bij haar heeft verricht zoals (tong-) zoenen, betasten en seksueel binnendringen.
De verdachte bevestigt dat aangeefster in april 1994 bij hem is komen wonen maar hij ontkent stellig dat hij seksuele handelingen bij haar heeft verricht.
Dit betekent dat de rechtbank wordt geconfronteerd met twee tegenover elkaar staande verklaringen: de belastende verklaring van aangeefster tegenover de ontkennende verklaring van verdachte.
Juridisch kader
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaringen van aangeefster. Ook niet als de rechtbank deze verklaringen betrouwbaar vindt. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is dus bijkomend bewijs (steunbewijs) nodig uit een andere bron dan aangeefster.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad betekent deze bewijsminimumregel in zedenzaken niet dat vereist is dat het seksueel misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is als de verklaringen van aangeefster op bepaalde punten bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen
.Deze bewijsmiddelen moeten voldoende steun geven aan de verklaringen van aangeefster, in die zin dat het steunbewijs op een relevante manier in verband moet staan met de inhoud van de verklaringen van aangeefster. In ieder geval mag tussen die verklaringen en het andere bewijsmateriaal geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Een verklaring die een weergave is van wat aangeefster aan een ander heeft verteld, levert onvoldoende steun op. Maar als een verklaring van een getuige (ook) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt van de emotionele of fysieke toestand van aangeefster vlak na het moment waarop het ten laste gelegde zou zijn gebeurd, dan kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren.
De vraag die de rechtbank, gelet op het hiervoor geschetste kader, moet beantwoorden, is of de belastende verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Onvoldoende steunbewijs
De rechtbank stelt voorop dat de ten laste gelegde feiten dateren uit de periode van 1994 tot 2005. Het tijdsverloop van 20 tot 30 jaar betekent dat de betrouwbaarheid van verklaringen over wat er destijds is gebeurd behoedzaam moeten worden beoordeeld.
Uit de verklaring van maatschappelijk werkster [getuige 1] blijkt dat aangeefster in 2001 tegenover haar heeft verklaard dat zij met haar vader als man en vrouw samenleefde. De verklaring van [getuige 1] is hoofdzakelijk een weergave van wat aangeefster haar heeft verteld. Haar eigen waarneming beperkt zich tot de mogelijke reactie die zij bij de verdachte heeft waargenomen toen de verdachte in 2001 in haar bijzijn door aangeefster werd geconfronteerd met de beschuldiging. [getuige 1] zegt – in haar verklaring in 2024 - dat zij niet meer weet hoe de verdachte daarop reageerde, maar denkt dat hij ‘een beetje geschokt’ was. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring onvoldoende steunbewijs oplevert voor het ten laste gelegde. De (mogelijke) waarneming van [getuige 1] biedt namelijk ook steun aan het scenario dat de beschuldiging niet juist is. Met andere woorden, iemand kan ook een beetje geschokt reageren bij een onterechte beschuldiging. Daarbij komt dat de verklaring van [getuige 1] ruim 20 jaar na haar (mogelijke) waarneming is afgelegd en de rechtbank hier terughoudend mee om dient te gaan.
De getuigenverklaring van [getuige 2] levert naar het oordeel van de rechtbank geen steunbewijs op dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Hetzelfde geldt voor de verklaring van [getuige 3] , de partner van aangeefster. Uit die verklaringen blijkt namelijk uitsluitend wat aangeefster aan hen heeft verteld. Deze verklaringen bevatten geen eigen, zelfstandige waarnemingen die als steunbewijs zouden kunnen dienen.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft aangegeven, kan een eigen waarneming van de emotionele toestand van aangeefster door een getuige (voldoende) steunbewijs opleveren. De rechtbank overweegt dat getuige [getuige 4] weliswaar heeft verklaard over emoties die hij heeft waargenomen bij aangeefster toen aangeefster in bed lag te huilen. Op dit moment was aangeefster niet meer woonachtig bij de verdachte. Deze waarneming is naar het oordeel van de rechtbank echter ook onvoldoende om als steunbewijs te dienen voor het ten laste gelegde. De rechtbank overweegt dat er in ieder geval tijd is verstreken tussen het ten laste gelegde misbruik en het moment dat [getuige 4] de emoties van aangeefster waarnam. Het ging dus niet om de waarneming van een emotionele reactie direct nadat de seksuele handelingen zouden zijn gebeurd. Gelet op het tijdsverloop kan niet uitgesloten worden dat de gemoedstoestand en emotie bij aangeefster het gevolg zijn geweest van andere factoren.
De rechtbank neemt in aanmerking dat uit de dossierstukken blijkt dat aangeefster in 2001, 2002 en 2016 bij de huisarts is geweest, waarbij zij onder meer heeft aangegeven dat zij een incestverleden met haar vader had. Ook deze bezoeken aan de huisarts leveren onvoldoende steunbewijs op voor de tenlastegelegde feiten. Daarbij weegt mee dat de arts slechts heeft genoteerd wat aangeefster tijdens het spreekuur heeft verteld. Hetzelfde geldt voor de stappen die aangeefster in 2001 heeft gezet om aangifte te doen bij de politie in Apeldoorn en in Almere. Omdat de oude dossierstukken en onderzoeksgegevens inmiddels helaas zijn vernietigd, kunnen ook die niet meer van betekenis zijn in deze strafzaak.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de dossierstukken onvoldoende aanknopingspunten geven voor een bij aangeefster waargenomen gedragsverandering gedurende de periode waarin zij seksueel zou zijn misbruikt of kort daarna.
De drempel van wettig en overtuigend bewijs wordt, naar het oordeel van de rechtbank, in deze zaak dan ook niet gehaald. Het gevolg daarvan is dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 23.838,60. Dit bedrag bestaat uit € 3.838,60 materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feiten.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is vanwege de bepleite vrijspraak.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte zal worden vrijgesproken.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreektverdachte daarvan
vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [aangeefster]
niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. S.M. van Lieshout en S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 augustus 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 1994 tot 8
oktober 1996 te Almere en/of Den Dolder, althans in Nederland,
(telkens) door geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
andere feitelijkhe(i)d(en)
zijn dochter, [aangeefster] , geboren [1980] , die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster]
[aangeefster] ,
te weten door meermalen, althans eenmaal,
- zijn tong in de mond van die [aangeefster] te brengen en/of te houden,
- de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [aangeefster] te betasten,
- een of meer vingers in de vagina van die [aangeefster] te duwen/brengen en/of
die [aangeefster] te vingeren,
- zijn, verdachtes, penis tussen de borsten van die [aangeefster] te brengen en/of te
houden,
- zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina en/of de anus van die [aangeefster]
[aangeefster] te brengen en/of te houden en/of
- zich te laten aftrekken door die [aangeefster] ,
het geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
- die [aangeefster] de woorden toe te voegen dat hij op een brug kon/ging staan
en/of dat het de schuld van [aangeefster] was dat hij er dan af zou springen en/of
die [aangeefster] de woorden toe te voegen: "Maak geen ruzie met mij, want je weet
niet wie je tegenover je hebt”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (aldus) die [aangeefster] emotioneel te chanteren en/of
- (aldus) misbruik te maken van zijn fysieke en/of feitelijke overwicht op die [aangeefster]
[aangeefster] ,
- (aldus) die [aangeefster] in een ongelijkwaardige en/of afhankelijke relatie met
hem, verdachte, te brengen en/of te houden, gelet op de kwetsbaarheid en/of de
jonge leeftijd van die [aangeefster] en/of
- het (aldus) - ook door het leeftijdsverschil en/of het feitelijk overwicht - doen
opleveren, althans doen ontstaan van een zodanige psychische druk dat zij geen
weerstand kon bieden, in ieder geval
het doen ontstaan van een situatie waarin zij geen 'nee' kon zeggen;
( art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 1994 tot 8
oktober 1996 te Almere en/of Den Dolder, althans in Nederland,
met zijn dochter, [aangeefster] , geboren [1980] , die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster]
[aangeefster] ,
te weten door meermalen, althans eenmaal,
- zijn tong in de mond van die [aangeefster] te brengen en/of te houden,
- de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [aangeefster] te betasten,
- een of meer vingers in de vagina van die [aangeefster] te duwen/brengen en/of
die [aangeefster] te vingeren,
- zijn, verdachtes, penis tussen de borsten van die [aangeefster] te brengen en/of te
houden,
- zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina en/of de anus van die [aangeefster]
[aangeefster] te brengen en/of te houden en/of
- zich te laten aftrekken door die [aangeefster] ;
( art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 1996 tot
en met 1 maart 2005 te Almere en/of Den Dolder, althans in Nederland,
door geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of andere
feitelijkhe(i)d(en)
zijn dochter, [aangeefster] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of
meerdere handelingen die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] ,
te weten door meermalen, althans eenmaal,
- zijn tong in de mond van die [aangeefster] te brengen en/of te houden,
- de borsten en/of de billen en/of de vagina van die [aangeefster] te betasten,
- een of meer vingers in de vagina van die [aangeefster] te duwen/brengen en/of
die [aangeefster] te vingeren,
- zijn, verdachtes, penis tussen de borsten van die [aangeefster] te brengen en/of te
houden,
- zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina en/of de anus van die [aangeefster]
[aangeefster] te brengen en/of te houden en/of
- zich te laten aftrekken door die [aangeefster] ,
het geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
- die [aangeefster] de woorden toe te voegen dat hij op een brug kon/ging staan
en/of dat het de schuld van [aangeefster] was dat hij er dan af zou springen en/of
die [aangeefster] de woorden toe te voegen: "Maak geen ruzie met mij, want je weet
niet wie je tegenover je hebt”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (aldus) die [aangeefster] emotioneel te chanteren en/of
- de omstandigheid dat die [aangeefster] reeds meermalen vóór haar 16e verjaardag
seksuele handelingen van hem, verdachte, heeft moeten dulden en/of waardoor
haar wil gebroken werd en/of (aldus) misbruik te maken van zijn fysieke en/of
feitelijke overwicht op die [aangeefster] en/of (aldus) die [aangeefster] in een
ongelijkwaardige en/of afhankelijke relatie met hem, verdachte, te brengen en/of te
houden, gelet op de kwetsbaarheid van die [aangeefster] en/of
- het (aldus) - ook door het leeftijdsverschil en/of het feitelijk overwicht - doen
opleveren, althans doen ontstaan van een zodanige psychische druk dat zij geen
weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin zij
geen 'nee' kon zeggen;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )