3.3.1.Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich op 16 oktober 2022 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] . De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
Proces-verbaal aangifte
Op 25 oktober 2022 heeft [aangeefster] aangifte gedaan. Zij verklaarde dat haar dochter [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) op zaterdag 15 oktober 2022 bij haar neefje [A] in [woonplaats] ging logeren. Op maandag 17 oktober 2022 vertelde [slachtoffer] haar dat zij in de nacht wakker was geworden en dat [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte) naast haar op het luchtbed lag. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] haar pyjamabroek met twee handen naar beneden had getrokken en dat hij met zijn vingers aan haar poesje had gezeten.
Proces-verbaal voorlopige samenvatting studieverhoor
Op 8 november 2022 werd in de kindvriendelijke studio gehoord de getuige [slachtoffer] , geboren op [2016] te [geboorteplaats] . Na het studioverhoor heb ik een samenvatting van het verhoor gemaakt en hieronder weergegeven. De samenvatting bevat de free recall, zoveel mogelijk weergegeven in de bewoording van [slachtoffer] , alsmede de relevante aspecten van het onderzoek. De getuige verklaarde samengevat het volgende. Dit studioverhoor is opgenomen middels de vraag- en antwoordmethode, waarbij de antwoorden van de getuige zoveel mogelijk in haar eigen bewoordingen zijn weergegeven.
O = opmerking verbalisant.
V = vraag verbalisant.
A = antwoord getuige.
V: Waarom ben jij hier?
A: [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte) ging tegen mijn poes en toen kon ik niet lekker meer slapen. Dat vond ik niet fijn.
V: Vertel mij eens alles over dat [verdachte] aan je poes ging zitten?
A: Ik ging bij mijn neefje [A] slapen en ik werd wakker.
V: Je zei dat je niet kon slapen. Hoe kwam dat?
A: [verdachte] ging bij me slapen en toen ging hij aan mijn poes zitten.
V: Hoe vaak is het gebeurd dat [verdachte] bij jou ging slapen en aan je poes zat?
A: één keer.
V: Waar was dat?
A: In [verdachte] zijn huis.
V: Hoe lag jij toen [verdachte] bij je kwam? Lag je op je buik, rug, zij of anders?
A: Op mijn rug.
V: Hoe lag [verdachte] ?
A: [slachtoffer] gaat op haar zij op de stoel liggen.
V: Wat had jij aan en hoe zag dat er uit?
A: Een pyjama van Peppa Big; een shirt en een lange broek.
V: Wat had je aan onder de pyjamabroek?
A: Een onderbroek.
V: Je zei dat hij aan je poes ging zitten. Wat is dat?
A: [slachtoffer] wijst naar haar vagina.
V: Hoe kon hij daar aan zitten?
A: Hij ging eerst mijn broek omlaag doen en toen aan mijn poes zitten.
V: Welke broek?
A: Mijn hartjesbroek; mijn pyjamabroek.
V: Deed hij je broek helemaal omlaag?
A: Nee, een beetje.
V: En jouw onderbroek?
A: Die was nog aan.
V: [verdachte] lag op zijn zij en keek naar jou. Toen deed hij jouw hartjesbroek omlaag en ging hij aan jouw poes zitten. Waarmee deed hij dat?
A: Met zijn handen.
V: Wat deed hij dan?
A: Zo over mijn poes zitten.
O: [slachtoffer] maakt met haar hand een wrijvende beweging over haar broek ter hoogte van haar vagina.
V: Ging hij over je onderbroek, onder je onderbroek of anders?
A: Tussen mijn pyjamabroek, op mijn onderbroek.
V: Hoe zat [verdachte] aan jouw poes? Deed hij knijpen, wrijven, kietelen of anders?
A: [slachtoffer] maakt een wrijvende beweging over haar broek ter hoogte van haar vagina.
Op 25 oktober 2022 heeft de politie van [slachtoffer] voor onderzoek in beslag genomen:
- 1 stuk ondergoed (goednummer: PL0900-2022308529-3065419),
- 1 stuk pyjama shirt en 1 stuk broek (broek wit met hartjes en shirt roze) (goednummer: PL0900-2022308529-3065409).
De politie heeft een aanvraag opdracht en benoeming deskundige gedaan met betrekking tot de volgende sporendragers:
Goednummer: PL0900-2022308529-3065409
SIN: AAPF0552NL
Goednummer: PL0900-2022308529-3065419
SIN: AAPF0553NL
The Maastricht Forensic Institute B.V. (hierna: TMFI) heeft in opdracht van het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan aan de inbeslaggenomen pyjama (SIN AAPF0552NL) en onderbroek (SINAAPF0553NL).De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in een rapport van 23 juni 2023. Uit het rapport blijkt het volgende.
Van de ongeveer twee centimeter brede broeksrand van de pyjamabroek AAPF0552NL zijn, voor zover van belang, de volgende bemonsteringen veiliggesteld:
- linker binnenzijde van de voorzijde #01
- linker buitenzijde van de voorzijde #03
- linker binnenzijde van de achterzijde #5
Van de onderbroek AAPF0553NL zijn, voor zover van belang, de volgende bemonsteringen veiliggesteld:
linker binnenzijde van de achterzijde #10.
TMFI heeft uit de bemonstering veiliggestelde (autosomale & Y-chromosomale) DNA-profielen vergeleken met het DNA(-profiel) van de verdachte. De resultaten hiervan zijn beschreven in een rapport van 23 februari 2024. Uit het rapport blijkt het volgende.
Op de bemonstering ‘linker- buitenzijde van de voorzijde van de broeksrand AAPF0552NL#03’ is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat overeenkomt met dat van de verdachte.Voor de overeenkomst tussen het DNA-profiel van de verdachte en het DNA in de bemonstering is een bewijskracht berekend. De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van de verdachte en twee onbekende personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie onbekende personen.
Uit de bemonsteringen ‘linker- binnenzijde van de voorzijde broeksrand AAPF0552NL#01’, ‘linker- buitenzijde van de voorzijde van de broeksrand AAPF0552NL#03’, ‘linker- binnenzijde van de achterzijde broeksrand AAPF0552NL#05’ en ‘linker- binnenzijde van de achterzijde AAPF0553NL#10’ (onderbroek) is een enkelvoudig Y-chromosomaal DNA-hoofdprofiel afgeleid.Voor de overeenkomst tussen het aangetroffen Y-chromosomaal DNA-profiel in de bemonsteringen en het Y-chromosomaal DNA-profiel van de verdachte is een bewijskracht berekend. De resultaten van het onderzoek zijn ongeveer 2,5 miljoen waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van de verdachte of een andere man in de mannelijke lijn van de verdachte dan wanneer de bemonstering DNA bevat van een willekeurige niet aan de verdachte verwante man.
3.3.2.Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat een kenmerk van zedenzaken doorgaans is dat slechts twee personen aanwezig zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de verklaring van één getuige (bijvoorbeeld het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Ook niet als de rechtbank deze verklaring betrouwbaar vindt. Voor een bewezenverklaring is bewijs uit een andere bron nodig. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het in dit type zaken niet nodig is dat de ontuchtige handelingen als zodanig bevestiging vinden in het andere bewijs. Het is voldoende dat de verklaring van het veronderstelde slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer over wat er op 16 oktober 2022 is gebeurd. Haar verklaring is spontaan afgelegd, betrouwbaar en authentiek. Bij haar verhoor bij de politie is zij - voor zover van een kind van (toen) zes jaar oud kan en mag worden verwacht - specifiek en duidelijk over de gedragingen van de verdachte en hoe een en ander die nacht is gegaan. Ook tegenover haar vader is het slachtoffer duidelijk over wat er is gebeurd en specifiek in de gedragingen van de verdachte. Zij vertelt beide keren in hoofdlijnen hetzelfde verhaal.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun in het DNA-materiaal van de verdachte, dat is aangetroffen op verschillende plekken (aan de binnen- en buitenzijde aan de voor- en achterzijde) van de broeksrand van haar pyjama en op (de linker binnenzijde van de achterzijde van) haar onderbroek. Dat juist op deze plekken het DNA van de verdachte is aangetroffen, sluit aan bij de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte haar pyjamabroek deels omlaag deed en haar onderbroek liet zitten.
De alternatieve verklaring van de verdachte
De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij met zijn hand op het kruis van het slachtoffer heeft gevoeld en dat hij dit deed om te controleren of het slachtoffer in bed had geplaatst, zonder de pyjamabroek en/of onderbroek uit te trekken. Volgens de advocaat betekent dit dat er geen seksuele bedoeling bij deze handeling was en er dus niet gesproken kan worden van een ontuchtige handeling.
De rechtbank volgt die uitleg niet. Ten eerste verklaart dit namelijk niet de DNA-sporen van de verdachte aan de binnenzijde van de broeksrand van de pyjama en aan de binnenzijde van de achterzijde van de onderbroek van het slachtoffer.
Daarnaast vindt de rechtbank het relevant dat de verdachte pas op de zitting, ruim 27 maanden na de bewuste nacht, voor het eerst heeft verklaard dat hij op deze manier contact zou hebben gehad met het slachtoffer. In het politieverhoor op 12 februari 2024 heeft de politie meermalen gevraagd wat voor contact er die nacht is geweest. De verdachte heeft daarop geantwoord dat hij bij het slachtoffer heeft gecontroleerd of de dekens eraf lagen en wellicht over haar rug heeft gestreeld, ‘maar meer niet’. Ook nadat de politie hem specifiek voorhoudt dat hij met zijn hand bij de vagina van het slachtoffer zou zijn geweest, geeft de verdachte aan dat hij ‘niet weet wat hij moet verklaren’. De verdachte heeft op de zitting aangegeven dat hij destijds ‘in een rollercoaster’ zat en dit vergeten is te zeggen. Omdat hij bijna anderhalf jaar na de gebeurtenis is verhoord, vindt de rechtbank dit echter niet aannemelijk. Ook heeft de partner van de verdachte bij de rechter-commissaris op 17 februari 2025 verklaard niet bekend te zijn met deze uitleg (het voelen of het slachtoffer had geplast) van de verdachte. Zij verklaart dat de verdachte haar niet meer heeft verteld, dan dat hij bij de politie had verklaard. De rechtbank leidt daaruit af dat de verdachte kennelijk een ander scenario met zijn partner heeft besproken. Dit terwijl het slachtoffer het nichtje van zijn partner is.
Het geheel overziend, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en dat er sprake is van voldoende steunbewijs.
De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer] , bestaande uit het over de onderbroek betasten/aanraken van haar vagina.
De rechtbank zal de verdachte gedeeltelijk vrijspreken voor zover hem wordt verweten dat hij ook de billen van [slachtoffer] zou hebben betast of aangeraakt, nu zij zelf hierover niet heeft verklaard.