ECLI:NL:RBMNE:2025:4322

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
11599171
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van periodieke vergoedingen uit overeenkomst voor clouddiensten

In deze zaak vordert eiseres, een B.V., betaling van periodieke vergoedingen van gedaagde, eveneens een B.V., op basis van een overeenkomst voor de levering van clouddiensten. Eiseres stelt dat gedaagde de afgesproken vergoedingen niet heeft betaald, terwijl gedaagde aanvoert dat de overeenkomst op 3 november 2023 is opgezegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst inderdaad op die datum is beëindigd, waardoor de vorderingen van eiseres grotendeels zijn afgewezen. De procedure begon met een dagvaarding op 3 maart 2025, gevolgd door een conclusie van antwoord en repliek. Gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegging van de overeenkomst door gedaagde rechtsgeldig was en dat eiseres geen recht had op de gevorderde bedragen. Eiseres is overwegend in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de periodieke vergoedingen afgewezen en eiseres veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11599171 \ MC EXPL 25-1462
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. A.F. Agenant, werkzaam bij DAS,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
voormalig advocaat: mr. [A] (die zich op 30 mei 2025 heeft onttrokken).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 maart 2025 met producties 1-7;
- de conclusie van antwoord met producties 1-4;
- de conclusie van repliek met producties 8-10.
1.2.
[gedaagde] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een overeenkomst gesloten die ziet op de levering door [eiseres] van clouddiensten. [eiseres] stelt dat [gedaagde] de afgesproken periodieke vergoeding niet heeft betaald. In deze procedure vordert zij betaling daarvan. [gedaagde] is het hier niet mee eens. Zij stelt de overeenkomst te hebben opgezegd, zodat zij niets meer hoeft te betalen.
2.2.
De kantonrechter zal de meeste vorderingen afwijzen. Hierna wordt uitgelegd hoe tot dat oordeel is gekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen:
I. € 22.406,16 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf het moment van verzuim;
II. € 999,06 aan buitengerechtelijke incassokosten;
subsidiair
III. voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is opgezegd op 3 november 2023 vanaf 1 december 2023, althans op een datum welke de kantonrechter in goede justitie geraden acht;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen:
IV. € 1.600,44 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 1 december 2023;
V. € 240,07 aan buitengerechtelijke incassokosten;
primair en subsidiair:
VI. veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, verder ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
Op 5 oktober 2022 hebben partijen een overeenkomst gesloten die ziet op het door [eiseres] tegen betaling leveren van clouddiensten aan [gedaagde] , te weten [cloudienst 1] (hierna: [cloudienst 1] ) en [cloudienst 2] (hierna: [cloudienst 2] ).
4.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de afgesproken vergoeding van € 1.600,44 per termijn van vier weken niet heeft betaald. Zij vordert primair betaling van € 22.406,16, zijnde de achterstand over de termijnen 13-2023 tot en met 13-2024.
[gedaagde] heeft de overeenkomst op 3 november 2023 opgezegd
4.3.
[gedaagde] stelt dat zij de overeenkomst bij e-mail van 3 november 2023 heeft opgezegd, zodat zij geen vergoedingen meer aan [eiseres] verschuldigd is. [eiseres] betwist dat de overeenkomst is opgezegd. Zij stelt dat [gedaagde] slechts het traject tot opzegging van de overeenkomst, of tot het afschalen van de gebruikers, is gestart, maar dat [gedaagde] onvoldoende informatie heeft gegeven om tot opzegging over te gaan.
4.4.
Op pagina 4 van de overeenkomst van 5 oktober 2022 is ten aanzien van [cloudienst 1] het volgende bepaald:
Looptijd
[cloudienst 1] -user
Voor [cloudienst 1] -users hanteren wij een contractperiode per 4 weken/maand. Met ingang van de eerstvolgende volle periode/maand kunt u de [cloudienst 1] -Users op- en afschalen of volledig opzeggen. (…)”
4.5.
In de dagvaarding heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde] ten aanzien van [cloudienst 2] – in afwijking van de overeenkomst – maandlicenties heeft afgenomen, waarbij per maand gebruikers kunnen worden op- en afgeschaald. Feitelijk factureert [gedaagde] ook [cloudienst 2] per periode van vier weken.
4.6.
Vanwege deze afspraken was [gedaagde] bevoegd om de overeenkomst ten aanzien [cloudienst 1] en [cloudienst 2] steeds met ingang van een nieuwe periode van vier weken op te zeggen.
4.7.
Bij e-mail van 3 november 2023 heeft [gedaagde] het volgende aan [eiseres] gestuurd:
Onderwerp: opzegging [eiseres]
Naar aanleiding van het gesprek bij ons op kantoor vanochtend. Graag het traject starten tot opzegging zodat we even een proforma krijgen waar we mee te maken krijgen.”
4.8.
Bij e-mail van 9 november 2023 heeft [eiseres] gereageerd. In deze mail wordt verwezen naar een bijlage die “Bevestiging opzegging” is genoemd. In deze brief staat het volgende:
“Uw opzegging van 3 november 2023 hebben wij in goede orde ontvangen.
(…)
Huidige voorwaarden overeenkomst [eiseres]
U kunt uw [eiseres] users per periode/maand op- en afschalen. (…)
Huidige voorwaarden Ms Office licenties
U heeft met uw Ms Business Premium licentie gekozen voor een contractperiode van 1 maand. U kunt deze licentie per maand op- en afschalen. (…)”
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat de wilsverklaring in de e-mail van 3 november 2023 van [gedaagde] kan worden gekwalificeerd als opzegging, en dat uit de e-mail van 9 november 2023 volgt dat [eiseres] dit ook als opzegging heeft begrepen. [eiseres] noemt de brief in de bijlage bij haar e-mail van immers “Bevestiging opzegging”, schrijft in die brief dat zij de opzegging in goede orde heeft ontvangen en bevestigt daarin dat de overeenkomst ten aanzien [cloudienst 1] en [cloudienst 2] steeds per nieuwe periode kan worden op- en afgeschaald. Op grond hiervan mocht [gedaagde] er redelijkerwijs op vertrouwen dat zij de overeenkomst per de eerstvolgende periode correct had opgezegd, dat alle gebruikers van de clouddiensten zouden worden ‘afgeschaald’ en dat daarvoor geen aanvullende handelingen nodig waren.
4.10.
[eiseres] stelt dat een van haar medewerkers bij [gedaagde] heeft aangegeven dat de opzegging schriftelijk per aangetekende brief moet plaatsvinden, en dat dit niet is gebeurd. [eiseres] heeft niet gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat opzegging slechts bij aangetekende brief kan plaatsvinden. De kantonrechter gaat hier daarom aan voorbij. De opzegging is niet aan een bepaalde vorm gebonden.
4.11.
[eiseres] stelt dat zij na haar e-mail van 9 november 2023 onvoldoende instructies van [gedaagde] heeft ontvangen ten behoeve van de opzegging van de overeenkomst. Zij wijst erop dat [gedaagde] niet heeft aangegeven op welke wijze haar data moet worden overgedragen en aan welke partij en verwijst naar artikel 6.6 van de toepasselijke [eiseres] Service- en onderhoudsvoorwaarden 2022 (productie 3 bij dagvaarding). Daarin is het volgende bepaald:
“Beëindiging Cloud (hardware) overeenkomstDe opdrachtgever is eigenaar van de data. Bij opzegging van de overeenkomst dient opdrachtgever aan te geven wanneer en op welke wijze zijn data dient te worden overgedragen en aan welke partij. Na beëindiging van de overeenkomst zal [eiseres] nog gedurende 2 maanden de data ter beschikking houden voor overdracht aan opdrachtgever. Als opdrachtgever hieraan geen gehoor geeft dan zal [eiseres] de data na deze 2 maanden verwijderen. (…)”
4.12.
Hoewel in dit artikel is bepaald dat [gedaagde] bij de opzegging moet aangeven hoe met haar data moet worden omgegaan, staat hier niet dat de opzegging pas rechtsgeldig is zodra dit daadwerkelijk is gedaan. In het artikel staat bovendien dat als hier niet aan wordt voldaan, de data na twee maanden wordt verwijderd. Aan een rechtsgeldige opzegging staat dit dus niet in de weg.
4.13.
In randnummer 11 van de dagvaarding citeert [eiseres] artikel 6.6 van de Service- en onderhoudsvoorwaarden. In dit citaat staat dat de opzegging van de overeenkomst pas definitief is na ontvangstbevestiging van de data. Dit citaat komt echter niet overeen met de inhoud van artikel 6.6. zoals hiervoor geciteerd uit productie 3 bij de dagvaarding. De kantonrechter gaat hier daarom aan voorbij.
4.14.
De conclusie is dat [gedaagde] de overeenkomst op 3 november 2023 per de eerstvolgende periode (periode 12-2023) heeft opgezegd. Daarmee is de overeenkomst geëindigd. Dit betekent dat [gedaagde] vanaf periode 12-2023 geen betalingen meer hoeft te doen voor [cloudienst 1] en [cloudienst 2] . De primaire vordering van [eiseres] ziet op betaling van de periodes 13-2023 tot en met 13-2024 en wordt afgewezen.
De subsidiaire vordering wordt grotendeels afgewezen
4.15.
Subsidiair vordert [eiseres] betaling van € 1.600,44. Zij stelt dat dit bedrag ziet op de periode tot 1 december 2023. Dit strookt niet met de wijze van factureren. [eiseres] factureert immers per periode van vier weken (zie productie 5 bij dagvaarding) en niet per maand. Het is de kantonrechter niet duidelijk op welke periode dit bedrag ziet. [eiseres] verwijst ook niet naar een openstaande factuur. Omdat [eiseres] niet voldoende heeft onderbouwd dat er nog een bedrag openstaat, zal de kantonrechter ook de subsidiair gevorderde geldsom afwijzen.
4.16.
[eiseres] vordert subsidiair ook een verklaring voor recht dat de overeenkomst is opgezegd op 3 november 2023 vanaf 1 december 2023. De datum van 1 december 2023 strookt niet met de facturering per periode van vier weken en daarom ook niet met de datum van het einde van de overeenkomst. Wel is de overeenkomst geëindigd met ingang van periode 12-2023. De vordering wordt in zoverre toegewezen.
De rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen
4.17.
Omdat de primaire en subsidiaire vorderingen tot betaling van een geldsom worden afgewezen, komen ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten als nevenvorderingen niet voor toewijzing in aanmerking.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
4.18.
[eiseres] is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
(1 punt × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
678,00
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is opgezegd op 3 november 2023 per periode 12-2023;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
45353