ECLI:NL:RBMNE:2025:4339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
11234179
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van rijlessen door werknemer aan werkgever afgewezen wegens gebrek aan bewijs van afspraak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen [eiseres], en een gedaagde partij, H.O.D.N. [handelsnaam], die procedeerde in persoon. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot terugbetaling van kosten voor rijlessen die door de gedaagde partij zijn ontvangen. In een eerder tussenvonnis van 24 oktober 2024 is [eiseres] opgedragen bewijs te leveren van een afspraak over de terugbetaling van deze kosten.

Tijdens de bewijsvoering heeft [eiseres] getuigen laten horen, maar de kantonrechter oordeelt dat [eiseres] niet is geslaagd in het bewijs dat er een afspraak was gemaakt over de terugbetaling van de rijlessen. De getuigenverklaringen gaven geen voldoende steun voor de stelling dat de gedaagde partij had moeten begrijpen dat hij de kosten voor de rijlessen moest terugbetalen. De kantonrechter concludeert dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt en dat de gedaagde partij niet op de hoogte was van enige terugbetalingsverplichting.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen en [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 150,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de proceskosten dienen binnen veertien dagen na aanschrijving te worden betaald, met de mogelijkheid van betekening indien [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11234179 \ UC EXPL 24-5082
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Van Loon Incasso Advocaten,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
woonachtig in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
In het tussenvonnis van 24 oktober 2024 heeft [eiseres] een bewijsopdracht gekregen. [eiseres] heeft op 12 februari 2025 getuigen laten horen en [gedaagde] heeft op 20 mei 2025 getuigen laten horen. Er zijn processen-verbaal opgemaakt van wat de getuigen hebben verklaard. [eiseres] en [gedaagde] hebben hierna nog schriftelijk gereageerd.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt gewezen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[eiseres] heeft de gelegenheid gekregen om te bewijzen dat is afgesproken of dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat hij het geld voor de rijlessen moest terugbetalen aan [eiseres] . De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] niet is geslaagd in dat bewijs, waardoor de vordering wordt afgewezen. De kantonrechter kan niet met een redelijke mate van zekerheid vaststellen dat tussen partijen is afgesproken of dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat hij het geld voor de rijlessen moest terugbetalen aan [eiseres] .
2.2.
Uit de verklaringen van de getuigen die [eiseres] heeft laten horen volgt dat [eiseres] vaker leningen verstrekt aan personen die voor haar werken en dat dit op de werkvloer bekend is. Dit betekent echter niet automatisch dat [gedaagde] daarom had moeten begrijpen dat hij zijn rijlessen moest terugbetalen aan [eiseres] , laat staan dat dit is afgesproken met hem.
2.3.
Verder is van belang dat alle getuigen die [eiseres] heeft opgeroepen, behalve [A] , niet aanwezig waren bij de gesprekken tussen [eiseres] en [gedaagde] over het groot rijbewijs.
2.4.
[A] heeft zelf verklaard dat tijdens het gesprek met [gedaagde] in juni 2023 over het halen van het groot rijbewijs, niet is gesproken over terugbetaling. Er is toen alleen gesproken over waar [gedaagde] zou gaan lessen en hoeveel dat zou kosten. Ook [B] heeft op de mondelinge behandeling van 24 oktober 2024 gezegd dat in juni 2023 niets is afgesproken over het eventueel terugbetalen van de kosten voor het halen van het rijbewijs en dat zij toen alleen offertes heeft opgevraagd.
2.5.
[A] verklaarde daarnaast dat in oktober 2023 over de kosten van het rijbewijs zou zijn gesproken tijdens een etentje waar hij, [B] , [gedaagde] en diens schoonouders ( [C] en [D] ) en partner ( [E] ) aanwezig waren. [D] heeft hierover echter verklaard dat het etentje was gepland zodat zij en haar man [A] . en [B] konden ontmoeten. Tijdens dat etentje zijn volgens haar verder geen belangrijke zaken besproken en dus ook niet het rijbewijs.
2.6.
[E] heeft op haar beurt verklaard dat zij pas voor het eerst hoorde dat [eiseres] wilde dat [gedaagde] de kosten van het rijbewijs terug zou betalen, toen [gedaagde] stopte met werken voor [eiseres] rond april 2024. Zij heeft daarnaast verklaard dat [gedaagde] nooit zo’n lening zou aangaan, omdat ze daar het geld niet voor hadden. [F] heeft tijdens het getuigenverhoor toegelicht dat hij mee kon luisteren met een telefoongesprek tussen [gedaagde] en [B] , toen hij op bezoek was bij [gedaagde] . Tijdens dat telefoongesprek heeft [B] gezegd dat [gedaagde] het rijbewijs van [eiseres] had gekregen.
2.7.
Dat de afspraak is gemaakt dat [gedaagde] de rijlessen zou terugbetalen door minder bij [eiseres] in rekening te brengen, komt ook niet vast te staan. [A] heeft weliswaar verklaard dat hij tijdens het werk met [gedaagde] heeft afgesproken dat [gedaagde] de kosten voor het rijbewijs aflost door € 300,00 per dag te factureren in plaats van € 400,00, maar wanneer die afspraak zou zijn gemaakt weet hij niet meer. Hij heeft verder verklaard dat [gedaagde] € 400,00 per dag is blijven factureren en dat die facturen ook betaald zijn.
[G] (ZZP’er bij [eiseres] ) verklaarde ook dat [gedaagde] tegen hem zou hebben gezegd dat hij een bedrag van de facturen af zou halen, maar tijdens het getuigenverhoor heeft hij aangegeven dat hij verder niet weet wat [eiseres] en [gedaagde] hebben afgesproken.
2.8.
Volgens [A] is de factuur van € 400,00 betaald omdat zijn boekhouder, [H] , had gezegd dat er een leningsovereenkomst met aflosschema moest worden opgesteld. [H] heeft hierover verklaard dat hij in oktober 2023 de opdracht heeft gekregen van [eiseres] om de leningsovereenkomst op te stellen. Hij heeft niet bij [gedaagde] nagevraagd of de terugbetalingsafspraken daadwerkelijk waren gemaakt en hij was ook niet aanwezig bij de gesprekken tussen [eiseres] en [gedaagde] . De leningsovereenkomst is niet ondertekend door [gedaagde] .
2.9.
Verder volgt uit het dossier en wat partijen over en weer hebben gezegd dat [A] . en [B] en [gedaagde] destijds een goede verstandhouding hadden die verder ging dan een zakelijke relatie. Dit maakt het minder onaannemelijk dat [eiseres] de kosten voor het halen van het rijbewijs voor zijn rekening nam.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.10.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- verletkosten
150,00
Totaal
150,00
2.11.
De nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 150,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
61312