In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 3 januari 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiseres heeft op 10 april 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat dit kan gebeuren zodra het bestuursorgaan in gebreke is. In deze zaak is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 20 januari 2025 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 24 maart 2025, beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder dit besluit uiterlijk op 27 februari 2026 moet bekendmaken. Daarnaast moet verweerder een dwangsom van € 50,- betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2025.