ECLI:NL:RBMNE:2025:4384

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 25/1061 t/m UTR 25/1063, UTR 25/1068 en UTR 25/1069
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting en naheffingsaanslagen in Utrecht; beoordeling van de communicatie en handhaving door de gemeente

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil over vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen, elk ter hoogte van € 81,70, zijn opgelegd wegens het parkeren van een auto zonder betaling van de verschuldigde parkeerbelasting op de Aziëlaan in Utrecht. De heffingsambtenaar had op 3 en 8 januari 2025 de naheffingsaanslagen opgelegd, nadat per 1 november 2024 betaald parkeren was ingevoerd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, maar deze zijn door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente voldoende heeft gecommuniceerd over de invoering van betaald parkeren en dat eiser op de hoogte had kunnen zijn van de nieuwe regels. De rechtbank oordeelt dat de waarschuwing die op 18 november 2024 op de auto van eiser is achtergelaten, voldoende was om eiser te informeren over de nieuwe situatie. Eiser heeft aangevoerd dat de gemeente onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de invoering van betaald parkeren en dat de opeenstapeling van naheffingsaanslagen onevenredig is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gevolgen van de handhaving, aangezien eiser en zijn zoon de auto gedurende langere tijd in het gebied hebben geparkeerd zonder de nodige aandacht voor de parkeerregels.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eiser ongegrond verklaard, waarmee de naheffingsaanslagen zijn gehandhaafd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1061 t/m UTR 25/1063, UTR 25/1068 en UTR 25/1069

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
De heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. W.G. Vos).

Inleiding

1.1
De heffingsambtenaar heeft op 3 en 8 januari 2025 aan eiser vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting (de naheffingsaanslagen), elk voor een bedrag van € 81,70 opgelegd wegens het parkeren met een auto met het kenteken [kenteken] zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald:
  • Op 2 december 2024 om 07:04 uur aan de Aziëlaan in Utrecht (UTR 25/1068);
  • Op 3 december 2024 om 06:56 uur aan de Aziëlaan in Utrecht (UTR 25/1063);
  • Op 6 december 2024 om 08:18 uur aan de Aziëlaan in Utrecht (UTR 25/1061);
  • Op 10 december 2024 om 07:17 uur aan de Aziëlaan in Utrecht (UTR 25/1069);
  • Op 16 december 2024 om 07:19 uur aan de Aziëlaan in Utrecht (UTR 25/1062);
1.2
De heffingsambtenaar heeft in de uitspraken op bezwaar van 22 januari 2025 de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslagen gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
Partijen hebben toestemming verleend om uitspraak te doen zonder zitting. [1] De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De feiten
2. Niet in geschil is dat op de data en tijdstippen waarop de naheffingsaanslagen betrekking hebben de auto geparkeerd stond op de Aziëlaan in Utrecht en dat daarvoor parkeerbelasting verschuldigd was.
2.1
Per 1 november 2024 is ter plaatse betaald parkeren ingevoerd. Op 2 december 2024 is gestart met het handhaven op niet betaalde parkeerbelasting.
2.2
Op 18 november 2024 is er een waarschuwing op de auto van eiser achtergelaten.
2.3
In de periode tussen 2 december 2024 en 16 december 2024 heeft eiser in totaal vijf naheffingsaanslagen opgelegd gekregen.
De gronden van beroep
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de gemeente onvoldoende en onduidelijk heeft gecommuniceerd waar en wanneer betaald parkeren zou worden geïntroduceerd op de plaats waar zijn auto stond. Er zijn snel achter elkaar vijf naheffingsaanslagen opgelegd waarvan er vier pas op zaterdag 21 december 2024 in een keer zijn medegedeeld, waardoor geen gelegenheid was om de fout te herstellen. Eiser stelt dat er dus ook maar van één overtreding sprake is in plaats van vijf.
3.1
De rechtbank stelt vast dat per 1 november 2024 betaald parkeren is ingevoerd op de plek waar eisers auto geparkeerd stond. De gemeente Utrecht is niet gelijk overgegaan tot het naheffen van parkeerbelasting, maar heeft in dit gebied gewaarschuwd dat sprake is van een betaald parkeergebied. In verband met problemen rondom de vergunningverlening is besloten om nog een week langer te waarschuwen. De rechtbank is van oordeel dat eiser had kunnen en moeten weten dat er betaald parkeren was ingevoerd. Op 18 november 2024 is er immers een waarschuwing op de auto achtergelaten. De heffingsambtenaar heeft naar het oordeel van de rechtbank bovendien voldoende kenbaar gemaakt dat aan de Aziëlaan betaald parkeren werd ingevoerd per 1 november 2024 middels wijk- en nieuwsberichten.
3.2
De rechtbank volgt eiser niet in het standpunt dat de nadelige gevolgen van de reeks van naheffingsaanslagen, opgelegd voor feiten die voortvloeien uit dezelfde vergissing, onevenredig zijn in verhouding tot de met die naheffingsaanslagen te dienen doelen. Parkeerbelasting is volgens vaste rechtspraak een objectieve belasting waardoor er in de regel geen ruimte is voor een afweging van persoonlijke omstandigheden of belangen. Een naheffingsaanslag parkeerbelasting is niets meer dan het alsnog voldoen van de verschuldigde parkeerbelasting en het in rekening brengen van de daarvoor gemaakte kosten. De handelswijze van (de zoon) van eiser komt in dit geval voor zijn rekening en risico. De zoon van eiser heeft de auto gedurende langere tijd geparkeerd in het gebied waar per 1 november 2024 betaald parkeren van kracht is. Er is vier weken niet gehandhaafd maar alleen gewaarschuwd. Dat (de zoon van) eiser deze waarschuwing niet op tijd heeft gezien, kan de heffingsambtenaar niet tegengeworpen worden. Eiser, althans zijn zoon, heeft de auto een lange tijd geparkeerd zonder daarnaar om te kijken en dat komt voor zijn rekening en risico. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser aanvoelt als één overtreding, maar het parkeren is geconstateerd op vijf verschillende data en tijdstippen in een periode van twee weken. De rechtbank is het dus niet met eiser eens dat sprake is van één overtreding in plaats van vijf.
4. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de beroepen van eiser ongegrond zijn.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen in de zaken UTR 25/1061 t/m UTR 25/1063, UTR 25/1068 en UTR 25/1069 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Barmentlo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
13 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.