In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil over vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen, elk ter hoogte van € 81,70, zijn opgelegd wegens het parkeren van een auto zonder betaling van de verschuldigde parkeerbelasting op de Aziëlaan in Utrecht. De heffingsambtenaar had op 3 en 8 januari 2025 de naheffingsaanslagen opgelegd, nadat per 1 november 2024 betaald parkeren was ingevoerd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, maar deze zijn door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente voldoende heeft gecommuniceerd over de invoering van betaald parkeren en dat eiser op de hoogte had kunnen zijn van de nieuwe regels. De rechtbank oordeelt dat de waarschuwing die op 18 november 2024 op de auto van eiser is achtergelaten, voldoende was om eiser te informeren over de nieuwe situatie. Eiser heeft aangevoerd dat de gemeente onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de invoering van betaald parkeren en dat de opeenstapeling van naheffingsaanslagen onevenredig is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gevolgen van de handhaving, aangezien eiser en zijn zoon de auto gedurende langere tijd in het gebied hebben geparkeerd zonder de nodige aandacht voor de parkeerregels.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eiser ongegrond verklaard, waarmee de naheffingsaanslagen zijn gehandhaafd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.