ECLI:NL:RBMNE:2025:4399
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (Pw). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, die zijn bijstandsuitkering hadden opgeschort en ingetrokken. Na een heroverweging heeft het college de besluiten herroepen en de bijstandsuitkering hersteld voor een bepaalde periode. Verzoeker heeft vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat hij zich in een acute financiële noodsituatie bevond door het beëindigen van zijn bijstandsuitkering per 27 maart 2025.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat hij van oordeel was dat er geen spoedeisend belang was. Hij oordeelde dat verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd van een acute financiële noodsituatie, aangezien hij naast een nabetaling van het college ook diverse toeslagen ontving. Bovendien was er geen bewijs van huurachterstanden of een gedwongen uithuiszetting. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was en dat de belangenafweging in het nadeel van verzoeker uitviel. Het verzoek werd daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen zonder zitting.