ECLI:NL:RBMNE:2025:4463

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
UTR 24/8200
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een bewonersparkeervergunning vanwege een parkeerplaats op eigen terrein

Op 7 augustus 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in Hilversum, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. Eiser had een aanvraag ingediend voor een bewonersparkeervergunning, welke door het college op 9 mei 2024 was afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de woning van eiser beschikt over een oprit die kan worden aangemerkt als parkeerplaats op eigen terrein (POET). Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde zijn besluit in het bestreden besluit van 19 november 2024. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 25 juli 2025 heeft eiser aangevoerd dat de oprit te smal is om als parkeerplaats te dienen, vooral omdat hij af en toe een rolstoel gebruikt. Hij stelde dat de oprit van 2,90 meter niet voldoet aan de vereiste breedte van 3,50 meter voor een gehandicaptenparkeerplaats. Eiser was van mening dat het college geen rekening hield met zijn situatie en dat de mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerplaats aan te vragen niet acceptabel was, omdat hij niet wil dat zijn kwetsbaarheid bekend wordt in de buurt.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de oprit voldoet aan de normen voor een parkeerplaats en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oprit te smal is voor zijn rolstoel. De rechtbank concludeerde dat de oprit van eiser, die 2,90 meter breed is, voldoende ruimte biedt om zijn rolstoel uit de auto te halen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen bewonersparkeervergunning krijgt. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien het beroep ongegrond was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/8200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum

(gemachtigde: B. Kurnaz).

Procesverloop

1. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een bewonersparkeervergunning. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 9 mei 2024 afgewezen omdat de woning van eiser beschikt over een oprit die kan worden aangemerkt als parkeerplaats op eigen terrein (POET). Met het bestreden besluit van 19 november 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat de POET in zijn geval niet als zodanig voldoet. De oprit is te smal om als parkeerplaats te dienen omdat er te weinig ruimte overblijft om zijn rolstoel (die hij zo nu en dan gebruikt) uit te laden. Volgens eiser moet er gelet op de normen voor een gehandicaptenparkeerplaats in dat geval uit worden gegaan van een breedte van 3,50 meter, en de oprit is slechts 2,90 meter breed. Hij wijst erop dat hij over een gehandicaptenparkeerkaart beschikt. Verder voert eiser aan dat het bevreemding wekt dat het college als alternatief voor een parkeervergunning wijst op de mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerplaats aan te vragen. Eiser vindt dat geen optie omdat hij niet wil dat de buurt bekend wordt met zijn kwetsbaarheid. Daarnaast drukt een dergelijke parkeerplaats zwaarder op de parkeerproblematiek omdat er op die plek dan nooit meer een andere auto mag staan.
3. De rechtbank overweegt dat de woning van eiser gelegen is in vergunningsgebied Oost, in de Schil Centrum (tarieven zone 2). Uit artikel 20, eerste lid, van de Nadere Regels Parkeervergunningen 2024 Hilversum (hierna: Nadere Regels) volgt dat er in dit rayon één parkeervergunning wordt verleend per adres. In het derde lid van hetzelfde artikel staat dat het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein in mindering wordt gebracht op het aantal te verlenen vergunningen.
4. In geschil is of de oprit van eiser kan worden aangemerkt als een POET. Volgens eiser is de oprit – mede gelet op zijn rolstoelgebruik – te smal. De rechtbank volgt dit betoog van eiser niet. Uit de Parkeerverordening en de Nadere Regels volgt dat een oprit op het adres van de aanvrager in ieder geval wordt beschouwd als een POET. Qua afmetingen moet worden aangesloten bij de maten van gangbare personenauto’s en bij die beoordeling kunnen de NEN 2443-norm en de CROW-norm worden betrokken. Volgens die normen dient een oprit tenminste 2,40 meter breed te zijn. Niet in geschil is dat de oprit van eiser aan deze normen voldoet.
5. De vraag die partijen verdeeld houdt is of de POET ook in het specifieke geval van eiser geschikt is, en met name of hij breed genoeg is. Eiser maakt regelmatig gebruik van een rolstoel om de afstand tussen zijn geparkeerde auto en zijn voordeur te overbruggen. De rolstoel vervoert hij op de achterbank van zijn auto. De oprit is 2,90 meter breed en 20 meter diep. De rechtbank vindt dat eiser met de overgelegde stukken en zijn toelichting op de zitting niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oprit te smal is om zijn rolstoel uit de auto te halen en uit te klappen. Uit de door eiser gemaakte foto’s volgt dat daar voldoende ruimte voor is als eiser op een geschikte manier parkeert. Anders dan eiser stelt komt uit de overgelegde stukken dus niet naar voren dat daar een bredere parkeerplaats van in totaal 3,50 meter voor nodig is. De rechtbank begrijpt dat eiser bij het uitstappen enig ongemak ervaart omdat de ruimte bij het parkeren vlakbij de voordeur beperkt is, maar dat heeft het college op zichzelf onvoldoende reden hoeven vinden om in afwijking van de geldende regelgeving aan eiser een bewonersvergunning te verlenen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen bewonersparkeervergunning krijgt.
7. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025.
De rechter is verhinderd
om de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.