In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker behandeld. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), die op 27 juni 2025 was gedaan. De ongeldigverklaring was het gevolg van het niet (volledig) meewerken aan een cursus over verantwoord rijgedrag. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker het griffierecht van € 194,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had de verzoeker per aangetekende brief op 11 juli 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De brief werd op 17 juli 2025 afgehaald, maar de verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd voldaan en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.