ECLI:NL:RBMNE:2025:4488

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
11612249
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten na fietsongeluk en geschil over zorgvergoeding

In deze zaak heeft gedaagde, na een fietsongeluk waarbij zij haar arm heeft gebroken, thuiszorg ontvangen van eiseres. Gedaagde heeft de zorg stopgezet toen bleek dat haar zorgverzekering (DSW) slechts € 852,86 vergoedde, terwijl eiseres meer zorg in rekening had gebracht dan geleverd. Gedaagde betwist de vordering van eiseres en stelt dat zij eerder een bedrag van € 245,72 had betaald op basis van een afspraak dat zij daarna niets meer verschuldigd zou zijn. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij recht heeft op de gevorderde bedragen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde een geslaagd beroep op rechtsverwerking heeft gedaan, omdat eiseres te lang heeft gewacht met het indienen van de vordering. Eiseres is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, inclusief wettelijke rente, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11612249 \ AC EXPL 25-774
Vonnis van 27 augustus 2025
in de zaak van
DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP [eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.A. Rila.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 februari 2025,
- de conclusie van antwoord van 13 mei 2025.
1.2.
Op 30 juli 2025 heeft er een zitting plaatsgevonden. Hierbij waren mevrouw [gedaagde] en haar gemachtigde, mr. Rila, aanwezig. Namens [eiseres] was er niemand aanwezig. Mevrouw [gedaagde] en haar gemachtigde hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft door een fietsongeluk haar arm gebroken. Omdat ze daarna niet alles zelf meer kon, heeft ze thuiszorg ontvangen van [eiseres] . Toen [gedaagde] zag dat zij niet alle zorg van haar zorgverzekering (DSW) vergoed zou krijgen, heeft zij de zorg stopgezet. DSW heeft in totaal € 852,86 van de zorg vergoed. Meer wil zij niet vergoeden, omdat zij zegt dat [eiseres] meer zorg in rekening heeft gebracht dan dat zij heeft geleverd. [eiseres] wil dat [gedaagde] de rest van de zorg die zij in rekening heeft gebracht, betaalt. [gedaagde] wil dit niet. Zij zegt ook dat [eiseres] veel meer zorg in rekening heeft gebracht dan dat zij heeft ontvangen. Dit heeft zij onderbouwd met brieven van DSW. Ook zegt zij dat [eiseres] in 2022 tegen haar heeft gezegd dat zij nog € 245,72 moest betalen en dat het daarna klaar zou zijn. [gedaagde] heeft dit bedrag toen betaald en heeft daarna niets meer van [eiseres] gehoord, totdat zij de dagvaarding ontving. Zij vindt dat [eiseres] na zo’n lange tijd niet alsnog geld van haar kan eisen.
2.2.
De kantonrechter geeft [gedaagde] gelijk en zal de vorderingen van [eiseres] afwijzen.

3.De beoordeling

3.1.
Het eerste verweer dat [gedaagde] tegen de vordering van [eiseres] heeft gevoerd, is een beroep op rechtsverwerking. Dat betekent dat zij vindt dat [eiseres] het recht dat zij heeft op betaling niet meer mag inroepen, omdat [eiseres] ten eerste tegen haar heeft gezegd dat ze niets meer hoefde te betalen als zij die € 245,72 zou betalen en ten tweede daarna te lang heeft gewacht met de dagvaarding.
3.2.
Voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking is nodig dat [eiseres] zich heeft gedragen op een manier die het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maakt dat zij nu nog betaling van haar facturen vordert omdat (i) bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiseres] geen betaling meer zou vragen of (ii) de positie van [gedaagde] onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard als [eiseres] haar recht of bevoegdheid alsnog zou uitoefenen.
3.3.
Abedeni zegt dat van de eerste situatie sprake is, maar dat heeft zij onvoldoende onderbouwd. Zij heeft verwezen naar twee chats/mails van 18 november 2022. Daaruit blijkt inderdaad dat [gedaagde] en [eiseres] hebben afgesproken dat [gedaagde] nog € 245,72 zou betalen (en dat ook heeft gedaan). Maar in de chats/mails staat niet dat [gedaagde] daarna niets meer zou hoeven te betalen. Dat [gedaagde] daarna lang niets meer van [eiseres] heeft gehoord, is onvoldoende voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking: tijdsverloop alleen is namelijk niet genoeg. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van rechtsverwerking door [eiseres] .
3.4.
Verder voert [gedaagde] als verweer dat [eiseres] zorg in rekening brengt die zij niet heeft gekregen. Zij onderbouwt dat onder andere met de brief die DSW op 5 januari 2022 aan haar heeft gestuurd en naar een brief van dezelfde datum van DSW aan [eiseres] . In deze brieven staat:
- dat op verschillende dagen zorgmomenten in rekening zijn gebracht door [eiseres] terwijl niet blijkt dat er toen zorg is verleend,
- dat er door [eiseres] zorgmomenten zijn geregistreerd die op 5 januari 2022 nog niet officieel waren gedeclareerd, maar waarvan al wel duidelijk was dat niet op al die momenten zorg was verleend
- dat [eiseres] teveel minuten aan zorg in rekening heeft gebracht als [gedaagde] te laat liet weten dat ze die dag geen zorg wilde: [eiseres] declareerde het volledige zorgmoment, terwijl er in zo’n geval maar maximaal 10 minuten mag worden gedeclareerd.
3.5.
[eiseres] eist in deze procedure geld van [gedaagde] en [eiseres] moet duidelijk maken dat zij daar recht op heeft. Dat is [eiseres] niet gelukt. [eiseres] heeft onder andere facturen en zorgrapportages bij de dagvaarding toegevoegd, maar die kloppen onderling niet. Precies zoals [gedaagde] heeft gezegd en zoals ook blijkt uit de brieven van DSW van 5 januari 2022. [eiseres] had in de dagvaarding moeten uitleggen dat zij geen onterechte minuten in rekening heeft gebracht en dat zij alle zorg die in de facturen staat, ook echt heeft verleend. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. Ook op de zitting heeft [eiseres] hier geen duidelijkheid over gegeven, want zij was niet bij de zitting. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] niet aan haar zogenoemde stelplicht heeft voldaan. Daarom krijgt zij geen bewijsopdracht. [gedaagde] hoeft de door [eiseres] gevorderde bedragen niet te betalen.
3.2.
Omdat [eiseres] de partij is die ongelijk krijgt, moet zij de kosten van de rechtszaak (proceskosten), inclusief de kosten na deze procedure, betalen. Hiervoor gelden vaste tarieven. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
595,00
3.3.
[gedaagde] vraagt ook de wettelijke rente over de proceskosten. Dat is een vergoeding die [eiseres] moet betalen, wanneer zij de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving betaalt. De wettelijke rente wordt toegewezen.
3.4.
[gedaagde] heeft gevraagd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De kantonrechter wijst dit verzoek toe. Dit betekent dat de beslissing ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.
62938