Op 15 augustus 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over een omgevingsvergunning voor een dakkapel. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Pool, had beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, vertegenwoordigd door mr. B. van den Bosch, waarin de aanvraag voor de dakkapel was geweigerd. De rechtbank had eerder op 30 april 2025 een tussenuitspraak gedaan, waarin het college de gelegenheid kreeg om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het college heeft deze gelegenheid benut door een schriftelijke motivering te geven, waarop eiser een zienswijze heeft ingediend. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.
In de tussenuitspraak had de rechtbank vastgesteld dat het college het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) niet voldoende had gemotiveerd. De CRK had aangegeven dat de woning waarvoor de dakkapel was aangevraagd, niet als 'gelijke woning' kon worden beschouwd in de zin van de welstandsnota. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had onderbouwd waarom de verschillen tussen de woningen relevant waren voor de welstandsbeoordeling. Na de tussenuitspraak heeft het college zijn standpunt gewijzigd en gesteld dat de aangevraagde dakkapel en de dakkapel op een andere woning niet gelijk waren, wat de rechtbank heeft gevolgd.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het college met de aanvullende stukken voldoende had aangetoond dat de aangevraagde dakkapel niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit bleven in stand. Eiser kreeg het betaalde griffierecht vergoed en ook een vergoeding voor de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. ing. A. Rademaker, in aanwezigheid van griffier mr. S.N. van Ooijen.