In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag van 31 december 2023 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank heeft op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan. Eiseres heeft op 18 maart 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en is tot een oordeel gekomen.
De rechtbank overweegt dat er tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft op 4 februari 2025 de Dienst Toeslagen in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 10 maart 2025 beroep ingesteld. De rechtbank constateert dat de beslistermijn is overschreden en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom opgelegd van € 50,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de Dienst Toeslagen moet worden betaald, en het door haar betaalde griffierecht wordt eveneens vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.