In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 19 augustus 2025, is het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen behandeld. Eiseres, woonachtig in België, had op 6 mei 2024 een aanvraag ingediend voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiseres stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn was overschreden en dat eiseres verweerder op 13 mei 2025 in gebreke had gesteld. Verweerder betwistte de ontvangst van de ingebrekestelling, maar de rechtbank achtte het aannemelijk dat deze correct was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was en dat verweerder alsnog een besluit moest nemen, met een uiterlijke datum van 30 juni 2026. Tevens werd een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelde de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen waren verstreken. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moest door verweerder worden vergoed.