Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van 14 mei 2025, met producties,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een bedrag van € 4.894,10 van de gedaagde partij, eveneens een besloten vennootschap, wegens geleverde producten voor zonweringen. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat er afspraken waren gemaakt op basis waarvan de betaling van de vordering niet direct opeisbaar was. De kantonrechter moest beoordelen of de vordering van eiseres al dan niet opeisbaar was, rekening houdend met een crediteurenakkoord dat tussen partijen was gesloten.
De procedure begon met een dagvaarding op 19 maart 2025, gevolgd door een conclusie van antwoord op 14 mei 2025 en een mondelinge behandeling op 23 juli 2025. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de gedaagde in financiële problemen verkeerde en een regeling met haar schuldeisers had voorgesteld, waarbij 25% van de vordering zou worden betaald na goedkeuring van een kredietverstrekker. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres nog niet opeisbaar was, omdat de voorwaarden voor betaling volgens het crediteurenakkoord nog niet waren vervuld.
De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde al 25% van de vordering had betaald, maar dat de resterende 75% pas na afwikkeling van het crediteurenakkoord zou worden betaald. De eiseres had geen bewijs geleverd dat de vordering eerder opeisbaar was. De kantonrechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 813,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moest worden nageleefd, ook als er hoger beroep werd ingesteld.