ECLI:NL:RBMNE:2025:4566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
11594303
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een deel van de vordering afgewezen op basis van crediteurenakkoord

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een bedrag van € 4.894,10 van de gedaagde partij, eveneens een besloten vennootschap, wegens geleverde producten voor zonweringen. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat er afspraken waren gemaakt op basis waarvan de betaling van de vordering niet direct opeisbaar was. De kantonrechter moest beoordelen of de vordering van eiseres al dan niet opeisbaar was, rekening houdend met een crediteurenakkoord dat tussen partijen was gesloten.

De procedure begon met een dagvaarding op 19 maart 2025, gevolgd door een conclusie van antwoord op 14 mei 2025 en een mondelinge behandeling op 23 juli 2025. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de gedaagde in financiële problemen verkeerde en een regeling met haar schuldeisers had voorgesteld, waarbij 25% van de vordering zou worden betaald na goedkeuring van een kredietverstrekker. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres nog niet opeisbaar was, omdat de voorwaarden voor betaling volgens het crediteurenakkoord nog niet waren vervuld.

De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde al 25% van de vordering had betaald, maar dat de resterende 75% pas na afwikkeling van het crediteurenakkoord zou worden betaald. De eiseres had geen bewijs geleverd dat de vordering eerder opeisbaar was. De kantonrechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 813,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moest worden nageleefd, ook als er hoger beroep werd ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11594303 \ UC EXPL 25-2196
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V., TEVENS HANDELEND ONDER DE NAAM [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: mr. O. Zaïr.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 maart 2025, met producties,
- de conclusie van antwoord van 14 mei 2025, met producties,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 23 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] vordert na eisvermindering € 4.894,10 inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten van [handelsnaam] , omdat zij producten voor zonweringen aan haar heeft geleverd. [handelsnaam] voert aan dat zij met [eiseres] afspraken heeft gemaakt, op grond waarvan nog niet betaald hoeft te worden. De vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
3. De beoordeling
De vordering van [eiseres] is nog niet opeisbaar
Partijen hebben afspraken gemaakt voor een crediteurenakkoord
3.1.
[handelsnaam] heeft op 7 november 2023 aan [eiseres] een brief gestuurd waarin zij heeft uitgelegd in betalingsproblemen te verkeren en zij in gesprek is met een kredietverstrekker om de continuïteit van de onderneming te waarborgen en een deel van haar schulden af te kunnen betalen. [handelsnaam] wilde een regeling met al haar schuldeisers treffen (een crediteurenakkoord) en heeft haar schuldeisers, waaronder [eiseres] , voorgesteld een percentage van de vordering te betalen. [eiseres] heeft de brief op 8 december 2023 ondertekend. [eiseres] en [handelsnaam] zijn het erover eens dat daarmee is afgesproken dat bij uitvoering van het crediteurenakkoord 25% van de vordering van [eiseres] door [handelsnaam] zal worden betaald.
3.2.
[eiseres] en [handelsnaam] verschillen van mening over de voorwaarden waaronder hun overeenkomst tot stand is gekomen, met name het moment van betalen. De kantonrechter moet daarom de gemaakte afspraken uitleggen op grond van de ‘Haviltex-norm’. Dat betekent dat het bij de vraag wat [eiseres] en [handelsnaam] zijn overeengekomen niet alleen gaat om de taalkundige bewoordingen van de tekst van de overeenkomst. Er moet ook worden gekeken naar de zin die [eiseres] en [handelsnaam] over en weer in redelijkheid aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en naar wat ze in redelijkheid van elkaar mochten verwachten. Bij de vraag wat [eiseres] en [handelsnaam] dan precies van elkaar mochten verwachten is de maatschappelijke positie, rechtskennis en de wijze van totstandkoming van de overeenkomst van belang.
3.3.
In het crediteurenakkoord staat dat 25% van de vordering van de schuldeisers door [handelsnaam] wordt betaald nadat een kredietverstrekker een lening heeft gegeven aan [handelsnaam] . De kredietverstrekker zal het krediet volgens het crediteurenakkoord verstrekken na instemming van de Belastingdienst met het akkoord. Volgens de overeenkomst stemt de Belastingdienst op haar beurt in met het akkoord, als alle schuldeisers van [handelsnaam] instemmen met betaling van hetzelfde percentage van hun vordering (25%).
[handelsnaam] heeft 25% van de vordering op basis van het crediteurenakkoord bevrijdend betaald
3.4.
De betaalafspraken volgen uit het crediteurenakkoord (zie 3.3). Aan de voorwaarde voor betaling van 25% van de vordering is (nog) niet voldaan. Er is namelijk nog geen krediet verstrekt aan [handelsnaam] . Dat het voor [eiseres] sinds ondertekening van het crediteurenakkoord onduidelijk is of dit daadwerkelijk van de grond komt en uitbetaling plaats kan vinden is vervelend, maar maakt niet dat de vordering op [handelsnaam] tussentijds opeisbaar wordt. De stelling van [eiseres] dat betaling van de 25% in 2023 plaats zou vinden of (op enig moment) terstond opeisbaar zou zijn, is door [handelsnaam] gemotiveerd betwist en door [eiseres] niet nader onderbouwd. Daarom is niet vast komen te staan dat [eiseres] eerdere opeisbaarheid met [handelsnaam] overeen is gekomen. [handelsnaam] heeft de 25% inmiddels betaald. Deze betaling strekt in mindering op de hoofdsom en niet (eerst) op wettelijke rente en incassokosten, aangezien de hoofdsom nog niet opeisbaar was. [handelsnaam] is voor dit deel van haar betalingsverplichting bevrijd.
75% van de vordering is opeisbaar na afwikkeling van het crediteurenakkoord
3.5.
[eiseres] en [handelsnaam] zijn het eens dat [handelsnaam] heeft toegezegd dat zij ook de andere 75% van de vordering van [eiseres] zou betalen om [eiseres] over de streep te trekken om in te stemmen met het crediteurenakkoord. Volgens [handelsnaam] was [eiseres] namelijk de enige crediteur die niet instemde met het akkoord en dat zou het slagen hiervan volledig belemmeren.
3.6.
In haar processtukken zegt [eiseres] dat er is afgesproken dat de 75% zou worden betaald in 2024. [handelsnaam] heeft dit betwist en stelt zich op het standpunt dat de afspraak was dat de 75% betaald zou worden zodra de doorstart rond was. Dit volgt ook uit de e-mails die bij de dagvaarding zitten. [eiseres] heeft daartegenover gezet dat, voor zover de voorwaarde was gesteld dat betaling van de 75% na de doorstart zou plaatsvinden, van een doorstart helemaal geen sprake kan zijn omdat de onderneming van [handelsnaam] nooit is gestaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] het standpunt ingenomen dat daarom geen termijn is afgesproken en de vordering per direct, dus al in 2023, opeisbaar was geworden. [handelsnaam] heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat zij met ‘doorstart’ bedoelde dat de kredietverstrekker geld beschikbaar heeft gesteld aan haar en alle crediteuren op basis van het crediteurenakkoord hun geld hebben ontvangen. Met andere woorden: na afwikkeling van het crediteurenakkoord. Ook deze nadere overeenkomst moet de kantonrechter uitleggen aan de hand van de Haviltex-norm.
3.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst op basis waarvan de 75% moet worden betaald, zo uitgelegd moet worden dat dit deel door [handelsnaam] betaald wordt ná afwikkeling van het crediteurenakkoord. De financiële situatie van [handelsnaam] maakte betaling nu juist onmogelijk en een crediteurenakkoord noodzakelijk om faillissement te voorkomen. [handelsnaam] heeft weliswaar haar lopende belastingverplichtingen betaald, maar dit was nodig om niet failliet te gaan. Faillissement voorkomen was de doelstelling zowel bij het treffen van het crediteurenakkoord als bij de nadere toezegging van [handelsnaam] aan [eiseres] dat 75% van de vordering na de doorstart zou worden betaald.
De nevenvorderingen van [eiseres] worden ook afgewezen
3.8.
Omdat de hoofdvordering van [eiseres] wordt afgewezen, worden de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten ook afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
3.9.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [handelsnaam] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
3.10.
Namens [handelsnaam] is in de conclusie van antwoord geen wettelijke rente over de proceskosten gevorderd, zodat dit niet wordt meegenomen in de proceskostenveroordeling.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.11.
De kantonrechter verklaart deze uitspraak wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, zoals [handelsnaam] heeft gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
61312