ECLI:NL:RBMNE:2025:4609

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11621223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door verhuurbedrijf na ongeval met gehuurde auto

In deze zaak vordert [eiseres] B.V., een verhuurbedrijf van auto's, schadevergoeding van [gedaagde] in verband met een ongeval dat heeft plaatsgevonden met een gehuurde auto. De huurovereenkomst bevatte specifieke voorwaarden die de verantwoordelijkheden van de huurder, [gedaagde], vastlegden. Op 29 april 2024 huurde [gedaagde] een auto van [eiseres]. Tijdens de huurperiode vond er op 15 mei 2024 een ongeval plaats, waarbij schade aan de auto ontstond. [eiseres] stelt dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de algemene voorwaarden heeft geschonden, met name door het niet tijdig indienen van een schadeformulier en het niet melden van het ongeval. [gedaagde] betwist echter dat hij de bestuurder was ten tijde van het ongeval en stelt dat zijn zoon de auto bestuurde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] de bewijslast heeft om aan te tonen dat [gedaagde] de auto bestuurde tijdens het ongeval. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11621223 \ MC EXPL 25-1863
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Bosveld Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T.C. Warnsinck.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De dagvaarding van 17 maart 2025 met 8 producties;
  • De conclusie van antwoord met 3 producties;
  • De conclusie van repliek met producties 9 tot en met 11;
  • De conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is besloten dat er vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft op 29 april 2024 een auto gehuurd van [eiseres] . Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing. In de algemene voorwaarden staat onder andere:
Artikel 7: Kosten verbonden aan het gebruik van het voertuig
Gedurende de huurperiode zijn de aan het gebruik van het voertuig verbonden kosten, waaronder, doch niet uitsluitend begrepen (…) de kosten voor (…) verkeersovertredingen en parkeren voor rekening van huurder.
Artikel 8: Gebruik van het voertuig
3.
Alleen personen die in de huurovereenkomst als bestuurder – eventueel tevens in de hoedanigheid van huurder – zijn aangeduid, mogen het voertuig besturen. Het is huurder niet toegestaan het voertuig ter beschikking te stellen aan een persoon die niet als bestuurder is vermeld op de huurovereenkomst. (…).
15.
In geval van enige gebeurtenis die tot schade heeft geleid of kan leiden, is huurder verplicht:

verhuurder hiervan onmiddellijk in kennis te stellen,

de instructies van verhuurder op te volgen;

de politie ter plaatse te waarschuwen;

gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen en alle bescheiden die op de gebeurtenis betrekking hebben aan verhuurder of aan diens verzekeraar te verstrekken;

binnen 48 uur een volledig ingevuld en ondertekend schadeaangifteformulier aan verhuurder te overleggen;

zich van erkenning van schuld in enigerlei vorm te onthouden;

het voertuig niet achter te laten zonder het behoorlijk tegen het risico van (verdere) beschadiging of vermissing beschermd te laten;

de verhuurder en door de verhuurder aangewezen personen alle gevraagde medewerking te verlenen ter verkrijging van schadevergoeding van derden of ten verweren tegen aanspraken van derden.
|Artikel 9: Aansprakelijkheid van de huurder voor schade
2.
Huurder is aansprakelijk voor alle schade die is ontstaan tijdens de huurperiode, met inachtneming van de navolgende bepalingen in dit artikel.
3.
Indien er een eigen risico in de huurovereenkomst is overeengekomen, is de aansprakelijkheid van huurder voor schade per schadegeval beperkt tot het bedrag van het eigen risico, tenzij:

de schade is ontstaan ten gevolge van handelen of nalaten in strijd met artikel 8 (gebruik van het voertuig),

(…).

het compleet ingevulde schadeformulier niet binnen 48 uur wordt aangeleverd bij de verhuurder.
2.2.
Op 15 mei 2024 is er schade aan de auto ontstaan. In het proces-verbaal van de politie staat dat het gaat om een ‘botsing met een ander voorwerp’ en bij ‘betrokkene’ is de zoon van [gedaagde] genoemd (hierna: zoon).
2.3.
De auto is gerepareerd. Dit kostte € 5.725,34 inclusief btw (hierna: het schadebedrag). [eiseres] heeft deze kosten bij factuur van 11 juni 2024 aan [gedaagde] doorbelast.
2.4.
Verder heeft [eiseres] op 30 mei 2024 en 8 augustus 2024 facturen van
€ 98,33 en € 93,63 aan [gedaagde] toegezonden omdat er geen of onvoldoende parkeerbelasting zou zijn betaald.
2.5.
[gedaagde] heeft de hiervoor genoemde drie facturen niet betaald.
Wat vordert [eiseres] ?
2.6.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] het schadebedrag en de parkeerbelasting betaalt. [eiseres] vordert ten slotte de wettelijke rente over deze bedragen, een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 670,87 en de proceskosten. [eiseres] verzoekt het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.7.
Volgens [eiseres] moet [gedaagde] het schadebedrag betalen, omdat [gedaagde] meerdere verplichtingen uit artikel 8.3 en artikel 8.15 van de algemene voorwaarden heeft geschonden. Zo stelt [eiseres] dat zoon tijdens het schadeveroorzakende ongeval in de auto reed, in strijd met artikel 8.3. Dit blijkt volgens [eiseres] uit de omstandigheid dat zoon als enige betrokkene in het proces-verbaal van de politie is genoemd en zoon bovendien mee moest gaan naar het politiebureau, waar hij als verdachte - en dus als bestuurder - werd gezien. Ook stelt [eiseres] dat [gedaagde] in strijd met artikel 8.15 heeft gehandeld. Ter onderbouwing verwijst [eiseres] bijvoorbeeld naar de omstandigheid dat [gedaagde] [eiseres] niet op de hoogte heeft gebracht van het ongeval, dat [gedaagde] het schadeformulier niet binnen 48 uur na het ongeval - maar een volle week daarna - heeft aangeleverd en dat [gedaagde] een aantal dagen in de auto is blijven rijden nadat [eiseres] hem heeft gevraagd de sleutels in te leveren. Volgens [eiseres] rechtvaardigen deze omstandigheden dat [gedaagde] , gelet op artikel 9 lid 3 van de algemene voorwaarden, het schadebedrag vergoedt.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.8.
[gedaagde] vindt dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, de wettelijke rente daarover en de nakosten. [gedaagde] verzoekt het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.9.
[gedaagde] verklaart dat hij in de auto reed en dat zijn zoon bijrijder was. Hij stelt dat zoon als betrokkene in het proces-verbaal staat, omdat [gedaagde] op dat moment hulp was gaan zoeken om de auto van de verkeersheuvel af te halen. [gedaagde] verwijst verder naar zijn eigen schriftelijke verklaring en de verklaringen van een vriendin en een collega van zoon. De collega van zoon verklaart bijvoorbeeld dat [gedaagde] hem die dag samen met zoon van het werk heeft opgehaald en dat [gedaagde] hem heeft afgezet. Een vriendin van zoon verklaart dat zoon haar heeft gebeld na het ongeval en dat zij toen naar [gedaagde] en zoon is toegegaan. Zij schrijft dat [gedaagde] en zoon uitlegden dat [gedaagde] een paal had geraakt. Zoon en zijzelf zijn bij de auto gebleven, toen [gedaagde] hulp ging zoeken. Zij schrijft verder dat de politie vervolgens is gekomen en zoon hebben gevraagd mee te gaan naar het politiebureau.
2.10.
Volgens [gedaagde] heeft hij het schadeaangifteformulier verder tijdig, na overleg met [eiseres] hierover in de e-mail van 21 mei 2024, ingeleverd. [gedaagde] vindt het beding bovendien onredelijk, omdat [eiseres] geen nadeel heeft van het late indienen. De overige verplichtingen is [gedaagde] nagekomen, zo stelt hij. Zoon is namelijk bij de auto gebleven omdat [gedaagde] alles netjes wilde afhandelen en [gedaagde] heeft zijn medewerking niet onthouden aan het krijgen van een schadevergoeding. Ten slotte stelt [gedaagde] dat de schade niet is ontstaan
als gevolg vaneen handelen of nalaten in strijd met artikel 8.15, maar door een eenzijdige aanrijding, waardoor het onredelijk zou zijn als hij het schadebedrag moet betalen.

3.De beoordeling

De parkeerbelasting
3.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij de parkeerbelasting moet betalen. Deze betalingsverplichting volgt ook uit artikel 7 van de algemene voorwaarden. De vordering tot betaling van de parkeerbelasting - van € 98,33 en € 93,63 - zal daarom worden toegewezen.
3.2.
[gedaagde] heeft de parkeerbelasting niet na ontvangst van de facturen en ook niet na de betalingsherinnering betaald. Dat had hij wel moeten doen. Daarom moet [gedaagde] wettelijke rente betalen over de tijd dat hij in verzuim is. Het verzuim treedt in nadat de betalingstermijn uit de brief van 16 augustus 2024 is verstreken, omdat er niet is gebleken dat er een andere betaaltermijn tussen partijen is afgesproken. [gedaagde] moet daarom wettelijke rente betalen over de parkeerbelasting vanaf 1 september 2025 tot de dag dat hij de bedragen volledig betaald heeft.
Het schadebedrag
3.3.
In artikel 8.3 van de algemene voorwaarden staat dat alleen de persoon die de huurovereenkomst heeft gesloten, de auto mag besturen. In artikel 8.15 staat - onder meer - dat de huurder van de auto bij schade onmiddellijk contact met de verhuurder moet opnemen en het schadeaangifteformulier binnen 48 uur moet indienen bij de verhuurder. In artikel 9.3 van de algemene voorwaarden staat dat de aansprakelijkheid van de huurder beperkt is tot het bedrag van het eigen risico, tenzij de schade is ontstaan als gevolg van handelen of nalaten in strijd met artikel 8 van de algemene voorwaarden.
3.4.
De vraag is of [gedaagde] is strijd heeft gehandeld met artikel 8 en zo ja, of dit tot gevolg heeft dat [gedaagde] het volledige schadebedrag aan de auto moet vergoeden.
De overtreding van artikel 8.15
3.5.
De kantonrechter overweegt allereerst dat [gedaagde] niet kan worden aangesproken voor het volledige schadebedrag als hij heeft gehandeld in strijd met de verplichtingen uit artikel 8.15 van de algemene voorwaarden. De kantonrechter legt deze beslissing uit.
3.6.
Het had op de weg van [eiseres] gelegen om toe te lichten waarom de gevolgen van een schending van artikel 8.15 in dit geval zo groot zijn, dat dit rechtvaardigt dat [gedaagde] het schadebedrag moet betalen. De aard van de verplichtingen in artikel 8.15 en de ernst van de schending staan namelijk niet in verhouding tot het grote gevolg, namelijk dat [gedaagde] het schadebedrag moet betalen en niet alleen zijn eigen risico. Bovendien heeft [eiseres] [gedaagde] in eerste instantie alleen aangesproken voor het schadebedrag omdat zoon in de auto zou hebben gereden. Voor het eerst in de conclusie van repliek voert [eiseres] aan dat ook de schending van artikel 8.15 moet leiden tot vergoeding van het schadebedrag. Dit alles maakt dat het onredelijk is als [gedaagde] vanwege een schending van artikel 8.15 het schadebedrag moet betalen.
De overtreding van artikel 8.3
3.7.
[eiseres] heeft gesteld dat niet [gedaagde] - maar zoon - achter het stuur zat tijdens het ongeval. [eiseres] verwijst terecht naar het proces-verbaal, waarin alleen zoon als betrokkene is genoemd. Dit doet vermoeden dat [gedaagde] niet bij het ongeval betrokken was. Het proces-verbaal is echter summier en [gedaagde] heeft hiertegenover uitgelegd waarom alleen zoon in het proces-verbaal staat. Ook verklaart de collega van zoon dat [gedaagde] hen ophaalde van het werk en reed. Gelet op deze toelichting en verklaring heeft [gedaagde] voldoende omstandigheden aangevoerd tegenover de stelling van [eiseres] . Dit is reden om aan [eiseres] een bewijsopdracht te geven, want [eiseres] heeft de stelplicht en de bewijslast van de stelling dat [gedaagde] niet reed en daarom het schadebedrag moet betalen.
De bewijsopdracht aan [eiseres]
3.8.
De kantonrechter zal een bewijsopdracht aan [eiseres] geven, om te bewijzen dat [gedaagde] de auto niet bestuurde ten tijde van het ongeval. Slaagt [eiseres] erin dit bewijs te leveren, dan komt de vordering voor toewijzing in aanmerking. Slaagt zij hier niet in, dan zal de vordering naar alle waarschijnlijkheid worden afgewezen.
3.9.
De zaak zal worden verwezen naar de rol van
17 september 2025zodat [eiseres] zich kan uitlaten over de manier waarop zij bewijs wil leveren. In de beslissing geeft de kantonrechter nadere instructies.
3.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen dat [gedaagde] de auto niet bestuurde ten tijde van het ongeval,
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 17 september 2025zodat [eiseres] zich kan uitlaten of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
4.3.
bepaalt dat, als [eiseres] geen bewijs wil leveren door het horen van getuigen maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
4.4.
bepaalt dat, als [eiseres]
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
oktobertot en met
januaridan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
4.5.
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. R.M. Berendsen, in het gerechtsgebouw te Almere, De Diagonaal 37,
4.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
4.7.
bepaalt dat partijen in persoon op de getuigenverhoren moeten verschijnen en dat een rechtspersoon tijdens de getuigenverhoren vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging, omdat de kantonrechter aansluitend aan het getuigenverhoor een mondelinge behandeling
kanhouden om inlichtingen over de zaak te vragen, om partijen gelegenheid te geven hun standpunten nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
4.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
51144