ECLI:NL:RBMNE:2025:4624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11656328 \ UC EXPL 25-3409
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen risico op basis van bromfietsverzekering en bewijsopdracht aan de verzekeraar

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap N.V. UNIVÉ SCHADE, gevestigd in Assen, op basis van de polisvoorwaarden een bedrag van € 1.000,00 aan eigen risico van de gedaagde partij, die de zoon is van de gedaagde. De gedaagde betwist de aansprakelijkheid voor de schade en weigert het eigen risico te betalen. De kantonrechter heeft op 6 augustus 2025 een vonnis gewezen waarin hij oordeelt dat er onvoldoende bewijs is om de aansprakelijkheid van de gedaagde vast te stellen. De kantonrechter geeft Univé een bewijsopdracht om aan te tonen dat de toedracht van het ongeval, zoals vermeld op het schadeformulier, correct is. De procedure is gestart met een dagvaarding op 19 maart 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 juli 2025. De zaak draait om een aanrijding op 7 mei 2022 tussen een fietser en de bestuurder van een scooter, waarbij de zoon van de gedaagde betrokken was. Univé heeft de schade aan de fietser vergoed en vordert nu het eigen risico van de gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het schadeformulier dwingend bewijs kan opleveren, maar dat de gedaagde voldoende heeft betwist dat de toedracht correct is. Univé moet nu bewijzen dat de handtekening van de zoon op het schadeformulier is gezet toen de toedracht al was ingevuld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11656328 \ UC EXPL 25-3409
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ SCHADE,
gevestigd in Assen,
eisende partij,
hierna te noemen: Univé,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door [gemachtigde] , hierna te noemen: de zoon

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 maart 2025 van Univé met producties 1 tot en met 13,
  • het proces-verbaal van de rolzitting van 23 april 2025,
  • de brief van Univé van 26 juni 2025 met producties 14 tot en met 16.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juli 2025. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat daar is besproken. Daarna is bepaald dat op 6 augustus 2025 vonnis wordt gewezen.

2.De kern

2.1.
[gedaagde] heeft een bromfietsverzekering bij Univé. De zoon is met de verzekerde scooter betrokken geraakt bij een ongeval. Volgens Univé is de zoon aansprakelijk voor dat ongeval. Univé vordert daarom op grond van de polisvoorwaarden € 1.000,00 eigen risico van [gedaagde] . [gedaagde] betwist dat hij aansprakelijk is voor de schade en wil het eigen risico daarom niet betalen. De kantonrechter kan nog geen definitief oordeel geven en geeft Univé een bewijsopdracht.

3.Waar deze zaak over gaat

3.1.
Op 7 mei 2022 heeft op een vrijliggend fietspad in twee richtingen naast de rijweg van de Graadt van Roggenweg in Utrecht een aanrijding plaatsgevonden tussen een fietser en de bestuurder van de scooter, de zoon. Na het ongeval is een schadeformulier ingevuld. Op dat schadeformulier is aangekruist (in vakje 15) en getekend dat de zoon met de scooter op de verkeerde weghelft van het fietspad reed en daardoor in botsing is gekomen met de fietser. Univé is van deze toedracht uitgegaan en heeft de schade vergoed aan de fietser en vordert nu van [gedaagde] een eigen risico van € 1.000,00.
3.2.
[gedaagde] betwist niet dat hij dit eigen risico is verschuldigd als de zoon schuld heeft aan de aanrijding, maar dat is niet zo volgens [gedaagde] . [gedaagde] vraagt daarom om de vordering af te wijzen. Op de standpunten van partijen wordt bij de beoordeling verder ingegaan.

4.De beoordeling

Het schadeformulier is een onderhandse akte
4.1.
Het schadeformulier is een onderhandse akte omdat het bestemd is om tot bewijs te dienen, namelijk tot bewijs van de toedracht van het ongeval. [1] In beginsel levert het schadeformulier dus dwingend bewijs op dat het ongeval zo heeft plaatsgevonden als op dat formulier is beschreven. [2] Dat is niet zo als een van partijen die de akte zou hebben ondertekend stellig ontkent dat hij die akte heeft ondertekend. [3] In deze zaak ontkent [gedaagde] weliswaar niet dat zijn zoon het schadeformulier heeft ondertekend, maar hij stelt dat op het moment dat de zoon zijn handtekening zette het formulier verder nog helemaal blanco was. De tekening en het kruisje op het schadeformulier waaruit blijkt dat de zoon op de verkeerde weghelft zou hebben gereden, stonden er in elk geval nog niet op volgens [gedaagde] . Als dat zo is, levert het schadeformulier geen dwingend bewijs op dat het ongeval zo is gegaan als op het formulier is aangegeven. De zoon heeft dan immers niet voor die toedracht getekend.
[gedaagde] heeft voldoende onderbouwd dat de zoon niet voor de toedracht heeft getekend
4.2.
Volgens [gedaagde] heeft de zoon op het formulier alleen zijn eigen gegevens ingevuld en zijn handtekening gezet en het formulier daarna in zijn geheeld aan de fietser gegeven, zodat die het later verder kon invullen. De fietser kon op dat moment namelijk het formulier niet invullen omdat zij werd behandeld in de ambulance. Volgens [gedaagde] hebben hij en de zoon het formulier daarna niet meer gezien, tot het moment van de dagvaarding. Univé erkent dat de fietser in de ambulance is behandeld na het ongeval, wat het betoog van [gedaagde] niet volstrekt ongeloofwaardig maakt. Univé heeft niet het originele schadeformulier, maar een kopie daarvan overgelegd. Daarnaast heeft Univé een e-mail overgelegd waaruit blijkt dat zij het schadeformulier niet in zijn geheel naar [gedaagde] heeft gemaild. Univé schrijft immers: ‘
bijgaand het gedeelte van het schadeformulier dat door de bestuurder van de scooter is ingevuld’. Ook dat maakt dat de stelling van [gedaagde] , dat hij alleen zijn eigen gegevens heeft ingevuld en de tekening op het formulier voor het eerst bij de dagvaarding heeft gezien, niet ongeloofwaardig. Daarmee betwist [gedaagde] voldoende onderbouwd de toedracht van het ongeval en zijn aansprakelijkheid.
4.3.
Als komt vast te staan dat de tekening en het kruisje in vakje 15 al wel op het formulier stonden op het moment dat [gedaagde] het schadeformulier heeft ondertekend, heeft dat formulier dwingende bewijskracht ten aanzien van de toedracht van het ongeval
Univé krijgt een bewijsopdracht
4.4.
Op Univé rust de bewijslast dat [gedaagde] aansprakelijk is en dus krijgt Univé een bewijsopdracht. Univé zal in eerste instantie moeten bewijzen dat de tekening met de toedracht van het ongeval en het kruisje in vakje 15 al op het schadeformulier stonden, toen [gedaagde] zijn handtekening op het formulier zette.
4.5.
Als Univé in dat bewijs slaagt kan haar vordering in beginsel worden toegewezen. Als Univé in dat bewijs niet slaagt, wordt haar vordering in beginsel afgewezen, tenzij Univé een uitdrukkelijk en gespecificeerd bewijsaanbod doet.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt Univé op te bewijzen dat de tekening en het kruisje, zoals beschreven in 4.4 op het schadeformulier stonden toen de zoon dat formulier ondertekende,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 20 augustus 2025voor uitlating door Univé of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als Univé geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als Univé
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
oktober tot en met december 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. I.L. Rijnbout, in het gerechtsgebouw te Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
63076

Voetnoten

1.Artikel 156 Rv
2.Artikel 157 Rv
3.Artikel 159 Rv