2.2.De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht 60 maanden prestatiebeurs heeft omgezet in een gift. Dat MijnDUO 67 maanden vermeldt, geeft geen recht op extra omzetting. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is verweerder terecht uitgegaan van 60 maanden bij de omzetting van de prestatiebeurs in een gift?
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Op grond van de artikelen 5.2, 5.3 en 5.7 van de Wsf heeft verweerder terecht 60 maanden van de ontvangen prestatiebeurs omgezet in een gift.
4. Eiseres verwijst naar berichten van verweerder van juni 2023 waaruit zou blijken dat zij vanaf september 2023 nog recht heeft op 7 maanden prestatiebeurs. Deze verwijzing van eiseres naar berichten van DUO uit juni 2023 leidt niet tot een ander oordeel. Deze berichten dateren van vóór haar niet-inschrijving voor de opleiding Biomedische Wetenschappen met ingang van 1 september 2023 en bevatten op dat moment juiste informatie.
5. Eiseres wijst er op dat haar huidige registratie in MijnDUO nog steeds vermeldt dat zij recht heeft op 67 maanden prestatiebeurs. Verweerder heeft toegelicht dat die registratie op zich onjuist is, maar wel wordt gehandhaafd om te voorkomen dat de aanvullende beurs van de zussen van eiseres nadelig wordt beïnvloed. Deze registratie leidt niet tot een aanspraak op extra omzetting omdat verweerder op grond van de Wsf niet meer maanden prestatiebeurs kan omzetten dan 60 maanden. Eiseres heeft wel 67 maanden prestatiebeurs ontvangen. Deze zeven extra maanden prestatiebeurs, zullen niet van haar worden teruggevorderd. De rechtbank kan deze toelichting van verweerder volgen en is van oordeel dat de registratie in MijnDUO geen aanspraak geeft op studiefinanciering of op omzetting van de betreffende maanden in een gift.
6. Deze beroepsgronden slagen niet.
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Verweerder heeft terecht 60 maanden prestatiebeurs omgezet in een gift. Verweerder heeft gezegd dat het hem alleszins redelijk voorkomt om het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht.
8. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
- verklaart beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Gomes de Jorge, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.