In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om de eigendom van een Franse buldog. Eisers, [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], hebben geprobeerd de hond op te halen bij gedaagde, maar deze weigerde medewerking. De eisers vroegen de kantonrechter om te bepalen dat gedaagde de hond binnen twee dagen na het vonnis aan hen moest afgeven, omdat zij claimen eigenaar te zijn. De rechtbank oordeelt echter dat gedaagde de eigenaar is van de hond. De procedure begon met een dagvaarding op 15 juli 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 augustus 2025. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat gedaagde de hond op 16 oktober 2019 van een fokker heeft gekocht. Eisers stelden dat gedaagde de hond in januari 2022 aan hen heeft geschonken, maar dit werd door gedaagde betwist. De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een geldige eigendomsoverdracht. De eisers worden in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van gedaagde betalen, die zijn begroot op € 881,50. De kantonrechter adviseert partijen om een mediationprocedure te overwegen voor een goede afwikkeling van hun onderlinge conflicten.