ECLI:NL:RBMNE:2025:4650

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
16-031869-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen uit woningen met DNA-bewijs en camerabeelden

Op 25 augustus 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee diefstallen uit woningen. De eerste diefstal vond plaats in Maarssen tussen 31 december 2024 en 1 januari 2025, waarbij de verdachte samen met een ander goederen heeft gestolen van aangever 1. De rechtbank baseerde de bewezenverklaring op DNA-bewijs en camerabeelden van de woning. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest. De tweede diefstal vond plaats in Breukelen tussen 25 en 27 oktober 2023, waarbij de verdachte ook goederen van aangever 2 heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de feiten had gepleegd, maar sprak hem vrij van het medeplegen van de diefstal. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor woninginbraken. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, met een schadevergoeding van € 3.774,35, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16-031869-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 augustus 2025 in de strafzaak van:
[verdachte],
geboren op [1964] in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 19 mei 2025, waarna het onderzoek op de terechtzitting is gesloten. Op 2 juni 2025 heeft de rechtbank het onderzoek op de terechtzitting heropend, om twee getuigen te horen bij de rechter-commissaris. Op 11 augustus 2025 is de strafzaak van de verdachte nogmaals inhoudelijk behandeld op een openbare zitting.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie mr. M. van Aalderen;
  • de advocaat van de verdachte mr. H.C. Meijer (hierna: de advocaat).

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1:zich in de periode van 31 december 2024 tot en met 1 januari 2025 in Maarssen, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een woning en daarbij goederen van [aangever 1] heeft gestolen;
feit 2:zich in de periode van 25 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023 in Breukelen, al dan niet samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een woning en daarbij goederen van [aangever 2] heeft gestolen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage bij dit vonnis.

4.Bewijs en bewezenverklaring

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten die aan hem ten laste zijn gelegd. Voor zover van belang voor de beoordeling, zal hieronder nader op de standpunten worden ingegaan.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feit 1 – Diefstal uit een woning in Maarssen
4.3.1.1. Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat feit 1 is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , opgemaakt op 1 januari 2025, voor zover inhoudende:
Ik ben bewoner van de [adres] te [woonplaats] . Er is in mijn woning ingebroken en er zijn spullen weggenomen. Wij waren 31 december 2024 om 20.30 uur van huis gegaan. Op 1 januari 2025 om 02.30 uur kwam ik samen met mijn vrouw thuis. We hebben een ronde gemaakt beneden in de woning en hadden door dat er ingebroken was.
Ik keek toen op de ringdeurbel en zag dat er twee personen in de woning zijn geweest. Ik zag dat de personen op 31 december 2024 om 22.59 uur de woning verlieten. Een van de personen is goed te zien op de beelden. We weten tot nu toe dat er geld en een PlayStation 5 met twee controllers weggenomen zijn. [2]
Een proces-verbaal bijlage goederen, opgemaakt op 9 januari 2025, voor zover inhoudende:
Goednummer: PL0900-2025000269-3464703
Object: Geld
Eigenaar: [aangever 1]
Goednummer: PL0900-2025000269-3464708
Object: Parfumerieën
Eigenaar: [aangever 1] [3]
Goednummer: PL0900-2025000269-3464710
Object: Computer (Spel)
Merk/type: PlayStation 5
Bijzonderheden: Met controller
Eigenaar: [aangever 1]
Goednummer: PL0900-2025000269-3464712
Object: Sieraad
Eigenaar: [aangever 1]
Goednummer: PL0900-2025000269-3464713
Object: Ring
Eigenaar: [aangever 1] [4]
Goednummer: PL0900-2025000269-3464721
Object: Horloge
Eigenaar: [aangever 1]
Goednummer: PL0900-2025000269-3464733
Object: Horloge
Eigenaar: [aangever 1]
Goednummer: PL0900-2025000269-3464736
Object: Bril (Zonne)
Eigenaar: [aangever 1] [5]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 januari 2025, voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van een woninginbraak zijn ringdeurbel camerabeelden beschikbaar. Op de ringdeurbelcamera zag ik de volgende start dag/datum/tijd van de opname: 31/12/2024 - 22:59:26 uur.
Op de ringdeurbelcamera zag ik het volgende:
Ik zag dat er een deur open ging.
Ik zag er een persoon naar buiten kwam lopen. Vanaf nu te noemen NN1.
Ik zag dat NN1 recht in de ringdeurbelcamera keek.
Ik zag dat NN1 dit doorhad en direct zijn beide armen richting zijn hoofd bracht om
zijn gezicht te bedekken.
Ik zag dat er vervolgens nog een persoon naar buiten kwam lopen. Vanaf nu te noemen
NN2.
Ik zag dat NN2 een voorwerp in zijn handen had lijkend op een witte doos. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , opgemaakt op 8 januari 2025, voor zover inhoudende:
Ik kreeg kennis van een woninginbraak gepleegd aan de [adres] te [woonplaats] . De daders van deze inbraak waren door een beveiligingscamera gefilmd op het moment dat zij met de buit van de inbraak naar buiten kwamen lopen.
Ik heb deze beelden bekeken. Ik zag op de genoemde camerabeelden een man die uit de toegangsdeur van [adres] te [woonplaats] komt. Ik zag dat deze man van binnenuit de deur open deed en naar buiten kwam lopen.
Ik herken deze man als de mij ambtshalve bekende [verdachte]
, [1964] ). Ik herkende [verdachte] aan zijn brede gezicht, zijn vierkante kaaklijn, zijn oogopslag en zijn gedrongen, korte figuur. Ik heb in de periode van 1 mei 1990 tot 1 januari 2001 als brigadier in de stad Utrecht gewerkt waar ik meerdere keren in contact ben geweest met [verdachte] . Ook heb ik in de periode van september 2024 tot en met december 2024 een onderzoek ingesteld vanwege een gepleegde woninginbraak in Breukelen waarbij het DNA van [verdachte] was aangetroffen. Tijdens dit onderzoek heb ik diverse keren foto's van [verdachte] bekeken waardoor ik [verdachte] ook nu direct herkende van de camerabeelden. [7]
4.3.1.2. Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met een ander op 31 december 2024 verschillende goederen heeft gestolen uit de woning op het adres [adres] in [woonplaats] . Dat de verdachte één van de twee personen is geweest die de diefstal heeft gepleegd, stelt de rechtbank vast op basis van de camerabeelden van de ringdeurbel van dat adres en één van een daaraan gerelateerd proces-verbaal van herkenning van de verdachte door een politieagent.
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenningen van de verdachte door de drie verbalisanten - dus ook die van verbalisant [verbalisant 1] - als niet betrouwbaar dienen te worden beschouwd en dat deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Hij heeft betoogd dat de door de verbalisanten genoemde kenmerken slecht waar te nemen zijn op de beelden en dat zij alleen algemene en geen specifieke kenmerken van de persoon op de camerabeelden hebben genoemd. Daarnaast heeft het er volgens de advocaat alle schijn van dat verbalisant [verbalisant 1] de persoon niet ambtshalve direct heeft herkend, maar dat zijn herkenning bewust of onbewust is gestuurd en beïnvloed doordat hij kort daarvoor foto’s van [verdachte] heeft bekeken ten behoeve van een andere zaak. Ook heeft verbalisant [verbalisant 1] de verdachte sinds 1999 niet meer in levenden lijve gezien.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken. Daarvoor is in de eerste plaats de kwaliteit van de videobeelden waarop de herkenning is gebaseerd van belang en de zichtbaarheid van de dader op de beelden. De beelden maken deel uit van het procesdossier en zijn door de rechtbank in raadkamer bekeken. De rechtbank stelt vast dat op de videobeelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn en dat de kwaliteit van de beelden voldoende is om een herkenning op te baseren. Het gaat namelijk om bijzonder scherpe, goed belichte beelden die ook nog eens in kleur zijn weergegeven. Ook is één van de personen die de diefstal heeft gepleegd, en waar het in deze zaak om gaat, duidelijk zichtbaar op de beelden. De persoon komt met zijn gehele lichaam volledig in beeld en ook zijn gezicht is goed waarneembaar, omdat hij vanaf een korte afstand recht in de camera kijkt.
Daarnaast is van belang in welke hoedanigheid en frequentie de waarnemer en de door hem herkende persoon elkaar eerder hebben getroffen, en of herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken. Verbalisant [verbalisant 1] heeft kort voor de herkenning recente foto’s van de verdachte gezien, maar hij is in het verleden vanuit zijn rol als brigadier in de stad Utrecht meerdere keren in contact gekomen met de verdachte. Het gaat hierbij dus niet uitsluitend om een herkenning op basis van een politiefoto. Het enkele feit dat de verbalisant de verdachte langer geleden in persoon heeft gezien, maakt zijn herkenning niet onbetrouwbaar. Verder heeft verbalisant [verbalisant 1] in zijn proces-verbaal duidelijk beschreven op grond van welke kenmerken hij tot zijn herkenning is gekomen. De verbalisant herkent de verdachte direct en hij is niet van tevoren over de mogelijke betrokkenheid van de verdachte geïnformeerd. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier die wijzen op een bewuste dan wel onbewuste beïnvloeding van de verbalisant.
Tot slot ziet de rechtbank steun voor de herkenning van verbalisant [verbalisant 1] in het dossier, gelet op verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] die, ieder afzonderlijk, de verdachte ook herkennen als één van de personen op de camerabeelden.
De rechtbank concludeert dat daarmee buiten redelijke twijfel vaststaat dat het de verdachte was die de diefstal uit de woning heeft gepleegd. De rechtbank vindt feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.
Feit 2 – Diefstal uit een woning in Breukelen
4.3.2.1. Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat feit 2, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen, is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen: [8]
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , opgemaakt op 28 oktober 2023, voor zover inhoudende:
Op 25 oktober 2023 ben ik vertrokken bij mijn woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Ik heb bij het vertrekken van mijn woning alle deuren en ramen op slot gedaan. Ik had alle rolluiken gesloten. Op 27 oktober 2023 kwam ik aanrijden bij de woning.
Ik zag dat de tussendeur kapot was. Ik zag dat alle kasten in mijn woning openstonden. Ik zag de kamers op de bovenverdieping ook overhoop liggen. Ik zag de kasten ook openstaan. Ik liep mijn slaapkamer in, deze is voorzien van twee ruiten, als deze openstaan is er toegang tot het balkon. Deze ruiten zijn voorzien van een rolluik. Ik zag glas op de grond in de slaapkamer liggen. [9] Ik zag dat dit glas afkomstig was van het raam. Ik zag dat het rolluik van dit raam eruit was. [10]
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [aangever 2] , opgemaakt op 8 november 2023, voor zover inhoudende:
De aangever verklaarde: “Ik heb een overzicht van de goederen die weggenomen of vernield zijn.”
De weggenomen goederen:
- 1 x Sonos speaker;
- 1x PlayStation PS5 controller;
- Cash geld;
- horloge;
- Labelprinter;
- Gouden Kalf beeld;
- Tot 1940 gestempelde/gebruikte postzegels en series en vanaf 1940- medio jaren 90 postfrisse/ongebruikte postzegels en series;
- 1840- medio jaren 90 met verzameling gebruikte/gestempelde zegels waaronder veel oudere zegels van voor
1930, met een Michel, Duitse postzegelcatalogus;
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), opgemaakt op 9 november 2023, voor zover inhoudende:
Ik hoorde de heer [aangever 2] zeggen dat men waarschijnlijk via de jacuzzi het balkon op de eerste verdieping was geklommen. Op het balkon had men het rolluik van de muur getrokken en de ruit van de slaapkamer ingeslagen. Via het gat in de ruit was men de woning ingekropen.
Ik hoorde de heer [aangever 2] zeggen dat er een luidspreker buiten op het balkon stond. Deze luidspreker behoorde bij de audio set in de slaapkamer en was verplaatst. Op de luidspreker zag ik vegen in de vorm van vingers. Deze veegsporen zijn door mij bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen en veiliggesteld voor eventueel aanvullend onderzoek:
SIN AAQD2702NL.
Een geschrift, te weten een TMFI-deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 16 november 2023, voor zover inhoudende:
Tabel 1 – Resultaat van het DNA-onderzoek [11]
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Luidspreker, stond op balkon, uit slaapkamer AAQD2702NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
De additionele DNA-kenmerken van de minder
prominent aanwezige donoren zijn niet geschikt
voor vergelijkend DNA-onderzoek.
[verdachte]
(DNA-hoofdprofiel)
4.3.2.2. Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op enig moment tussen 25 en 27 oktober 2023 verschillende goederen heeft gestolen uit de woning op het adres [adres] in [woonplaats] . Dat de verdachte de persoon is geweest die de diefstal heeft gepleegd, stelt de rechtbank vast aan de hand van het aangetroffen DNA-materiaal op de luidspreker. De rechtbank is van oordeel dat dit DNA-spoor kan worden aangemerkt als een daderspoor, omdat de luidspreker een voorwerp is dat tijdens de diefstal uit de woning is gehaald. De luidspreker is na de inbraak aangetroffen op het balkon en was afkomstig uit de slaapkamer waaraan het balkon grenst.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat op de luidspreker vegen in de vorm van vingers zijn aangetroffen en dat deze veegsporen zijn bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen. Uit dit DNA-mengprofiel kon een relatief grote hoeveelheid DNA worden onderscheiden waaruit een DNA-profiel van één persoon kon worden afgeleid. Het afgeleide DNA-hoofdprofiel heeft een frequentie van minder dan één op één miljard. Dit hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de verdachte donor is van een relatief groot deel van het celmateriaal op de luidspreker.
De advocaat heeft gesteld dat, gezien het mengprofiel, de mogelijkheid niet kan worden uitgesloten dat een persoon waarmee de verdachte contact heeft gehad, celmateriaal van de verdachte op zich heeft gekregen en dit vervolgens bij de inbraak heeft achtergelaten.
De rechtbank vindt het scenario van de advocaat echter niet aannemelijk. In het mengprofiel is het DNA van de verdachte te onderscheiden als hoofdprofiel, dat bekent dat in de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA van de verdachte is aangetroffen ten opzichte van de overige donoren. Bij die conclusie past dat een aanraking van de luidspreker door de donor van het celmateriaal zélf heeft plaatsgevonden en dat het onwaarschijnlijk is dat het DNA-spoor door secundaire overdracht, zoals door de advocaat bepleit, op deze plek terecht is gekomen.
Bij de politie en op de zitting heeft de verdachte zich volledig op zijn zwijgrecht beroepen. Het scenario van de advocaat is niet concreet gemaakt en op geen enkele wijze verder onderbouwd. Het dossier biedt voor het overige ook geen aanknopingspunten voor de stelling dat er sprake is van secundaire overdacht. De rechtbank blijft daarom bij haar conclusie dat de verdachte de inbreker is..
Vrijspraak medeplegen
Niet kan worden bewezen dat de verdachte de diefstal samen met één of meer anderen heeft gepleegd. De rechtbank spreekt de verdachte van dat onderdeel van de beschuldiging vrij.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
Feit 1
hij op 31 december 2024 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander in een woning, te weten [adres] te [woonplaats] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een geldbedrag, een PlayStation 5, parfum, sieraden, horloges, een bril en controllers voor de Playstation 5, die aan [aangever 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2
hij in de periode van 25 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023 te [woonplaats] , in een woning, te weten [adres] te [woonplaats] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geldbedrag, een controller voor de PlayStation 5, een Sonos speaker, een Gouden Kalf beeldje, een horloge, een labelprinter en een postzegelverzameling, die aan [aangever 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid

5.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
Feit 2: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
5.2
Strafbaarheid feiten en de verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.Straf

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat heeft verzocht een lagere straf op te leggen. Er moet rekening mee worden gehouden dat feit 2 een oudere zaak uit 2023 betreft.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning, waarbij hij goederen met een grote (emotionele) waarde heeft weggenomen. Eén van de diefstallen heeft hij samen met een ander gepleegd. Deze diefstallen maken een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en gestolen. De verdachte heeft bij allebei de inbraken de woningen compleet overhoop gehaald, zo blijkt uit de foto’s in het dossier. Dergelijke feiten veroorzaken, naast schade, vooral gevoelens van angst en onveiligheid, zowel bij de aangevers als binnen de maatschappij.
Persoonlijke omstandigheden en het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de feiten eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een woninginbraak, een poging daartoe en voor het medeplegen van schuldheling. Daarnaast heeft hij zich in het verdere verleden nog meerdere malen schuldig gemaakt aan woningbraken. De eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw diefstallen uit woningen te plegen. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Uit zijn verklaring afgelegd op de zitting blijkt dat de verdachte mantelzorger is voor zijn moeder die COPD heeft.
Strafkader
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten waarop naar het oordeel van rechtbank slechts kan worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en op het strafblad van de verdachte. Alles afwegende legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden op.
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma.

7.Vordering benadeelde partij

7.1.
Vordering van de benadeelde partij
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 15.189,82 aan materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Een deel hiervan, namelijk € 725,47 voor de vervanging van de sloten van de auto, is al vergoed door de leasemaatschappij. De benadeelde partij heeft voor deze post alleen een bedrag van € 125,00 aan eigen risico moeten betalen. In aanvulling op de vordering heeft de benadeelde partij op de zitting van 19 mei 2025 verklaard dat er door de verzekering inmiddels een bedrag van € 1.500,00 is uitgekeerd als vergoeding voor de gestolen sieraden.
7.2.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan volgens de officier van justitie worden toegewezen voor zover de schade niet is vergoed door de verzekering. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank, voor de posten die niet zijn onderbouwd met stukken door de benadeelde partij, gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid. De officier van justitie heeft verzocht om de wettelijke rente te bepalen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de posten ‘weggenomen geld’ en ‘sieraden’, omdat deze onderdelen van de vordering onvoldoende zijn onderbouwd en de behandeling van deze onderdelen een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
Schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘braakschade raam’, ‘vervangen cilinders sloten woning’ en ‘vervangen cilinders sloten auto’, is namens de verdachte inhoudelijk niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag van (€ 968,00 + € 181,35 + € 125,00 =) € 1.274,35.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier, in het bijzonder de aangifte en de verklaring van de benadeelde partij, en het onderzoek op de terechtzitting eveneens worden vastgesteld dat de benadeelde partij door de diefstal een PlayStation, een contant geldbedrag, een jas en verschillende sieraden is verloren. Omdat de omvang van de geleden schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid voor de schade van de PlayStation, het contante geldbedrag en de jas. De rechtbank stelt deze schade naar billijkheid vast op € 2.500,00. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze posten voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Ook zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering van de schade voor de sieraden, omdat de verzekering inmiddels een bedrag van € 1.500,00 heeft uitgekeerd als vergoeding hiervoor en de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij meer schade heeft geleden dan dit bedrag. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van (€ 1.274,35 + € 2.500,00 =) € 3.774,35. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank vindt de wettelijke rente eveneens toewijsbaar. De rechtbank stelt de ingangsdatum van de wettelijke rente als volgt vast:
  • het bedrag van € 181,35 (vervangen cilinders sloten woning), vanaf 7 januari 2025, omdat de kosten op die datum zijn gemaakt;
  • het bedrag van € 125,00 (vervangen cilinders sloten auto), vanaf 16 januari 2025, omdat de kosten op die datum zijn gemaakt;
  • het bedrag van € 968,00 (braakschade raam) en het bedrag van € 2.500,00 (PlayStation, contante geldbedrag en jas), vanaf 31 december 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Omdat de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt daarbij de schadevergoedingsmaatregel en de bijbehorende dagen gijzeling op, zoals hierna in de beslissing is vermeld.

8.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de artikelen 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 9 (negen) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 1] (feit 1) en de schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 3.774,35;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
  • bepaalt dat de wettelijke rente als volgt wordt berekend:
het bedrag van € 181,35: vanaf 7 januari 2025, tot de dag van algehele voldoening;
het bedrag van € 125,00: vanaf 16 januari 2025, tot de dag van algehele voldoening;
het bedrag van € 3.468,00: vanaf 31 december 2024, tot de dag van algehele voldoening;
  • verklaart dat de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 3.774,35 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de data zoals hiervoor bepaald tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 47 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en mr. drs. G. Boonzaaijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2024 tot en met 1 januari 2025 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] te [woonplaats] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een geldbedrag, een Playstation 5, parfum, sieraden, horloge(s), een bril en/of controllers voor de Playstation 5, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] te [woonplaats] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een geldbedrag, een controller voor de Playstation 5, een Sonos speaker, een Gouden Kalf beeldje, een horloge, een zonnebril, een labelprinter en/of een postzegelverzameling, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2025030883, doorgenummerd pagina 1 tot en met 202. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Pagina 70.
3.Pagina 81.
4.Pagina 82.
5.Pagina 84.
6.Pagina 74
7.Pagina 128.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2025030883, doorgenummerd pagina 1 tot en met 202. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
9.Pagina 18.
10.Pagina 19.
11.Pagina 55.