In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 23 mei 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiser heeft op 28 juli 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft verweerder op 30 mei 2025 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 20 juni 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen, met een uiterlijke datum van 17 juli 2026. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 53,- moet door verweerder aan eiser worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg op 20 augustus 2025.