In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 18 maart 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Eiser heeft op 28 juli 2025 een verweerschrift ontvangen van de Dienst Toeslagen, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet gehoord te worden op een zitting, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de beslistermijn in deze zaak is overschreden. Eiser heeft de Dienst Toeslagen op 4 juni 2025 in gebreke gesteld, en heeft vervolgens op 30 juni 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen, met een uiterste datum van 12 juni 2026. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiser worden vergoed.