ECLI:NL:RBMNE:2025:4687

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
25/4143 en 25/4144
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.J. Woutersen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningurgentie op medische en sociale gronden met betrekking tot hardheidsclausule

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 27 augustus 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om woningurgentie op medische gronden behandeld. Eiseres, die met haar gezin dakloos dreigt te raken, heeft een aanvraag ingediend voor woningurgentie op basis van haar medische situatie, waarin zij lijdt aan spanning, angst- en paniekaanvallen. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders afgewezen, omdat de medische situatie van eiseres niet als onhoudbaar werd beschouwd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, waarbij zij ook verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het college de afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd, vooral met betrekking tot de medische situatie van eiseres en de toepassing van de hardheidsclausule. De voorzieningenrechter concludeert dat er onvoldoende is gekeken naar de impact van de huidige woonsituatie op de gezondheid van eiseres. Het college moet een nieuw besluit nemen, waarbij het de medische situatie van eiseres en de dreigende dakloosheid van haar gezin in overweging moet nemen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er op dat moment geen acute dreigende dakloosheid kon worden aangetoond. Eiseres krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/4143 en 25/4144
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 augustus 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.A. Verhoeven),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], het college
(gemachtigde: mr. H. Maaijen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om woningurgentie te krijgen. Eiseres heeft bij het college woningurgentie aangevraagd op medische gronden. Eiseres heeft namelijk last van spanning, angst- en paniekaanvallen. Deze klachten verergerden nadat zij met haar gezin uit huis werd gezet door haar vader, waar ze tot dan woonden. Het college heeft de urgentieaanvraag afgewezen omdat eiseres haar medische situatie niet dusdanig onhoudbaar was om woningurgentie toe te kennen. In bezwaar heeft eiseres ook aangevoerd dat zij met haar gezin dakloos dreigt te raken. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij heeft daarom beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de afwijzing van de woningurgentie onvoldoende heeft gemotiveerd. Het college heeft de medische situatie van eiseres namelijk onvoldoende meegewogen in zijn beoordeling bij de vraag of de hardheidsclausule moet worden toegepast. Het beroep is daarom gegrond. Dat betekent dat het college een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres zal moeten nemen. Dat betekent ook dat eiseres nu geen woningurgentie krijgt. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt. Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op het beroep, wijst hij het verzoek om een voorlopige voorziening af.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de relevante feiten en achtergrond voor deze zaak. De beoordeling door de voorzieningenrechter volgt vanaf 4. Daarbij gaat de voorzieningenrechter onder 4 in op de vraag of er sprake is van spoedeisend belang. Onder 5 beoordeelt de voorzieningenrechter of eiseres urgentie had moeten krijgen op basis van een medische indicatie en onder 6 op basis van een sociale indicatie. Onder 7 volgt een tussenconclusie en ten slotte wordt onder 8 de vraag behandeld of de hardheidsclausule had moeten worden toegepast. Aan het eind staat de beslissing van de voorzieningenrechter en de gevolgen daarvan.
Procesverloop
2. Eiseres heeft op 21 november 2024 een aanvraag ingediend voor woningurgentie op medische gronden. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 5 februari 2025 afgewezen (het primaire besluit). In bezwaar heeft eiseres naast haar medische situatie aangevoerd dat zij woningurgentie zou moeten krijgen op basis van een sociale indicatie, omdat zij met haar gezin dakloos dreigt te raken. Met de beslissing op het bezwaar van eiseres van 3 juli 2025 (het bestreden besluit) is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
2.2.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiseres daartegen. [1]

Feiten en achtergrond

3. Eiseres woonde (sinds 2011) met haar gezin (man en twee kinderen van vijf en vier jaar oud) bij haar vader in. Haar vader moet om medische redenen stress vermijden. Zijn ziekte verergerde in november 2024 en dat is de reden dat hij het gezin heeft gevraagd bij hem te vertrekken. Sindsdien verblijft het gezin afwisselend bij familie, vrienden of kennissen en huurt het gezin af en toe een accommodatie als het nergens terecht kan. De financiële mogelijkheden hiervoor raken echter uitgeput.
3.1.
Daarnaast kampt eiseres sinds 2021 met psychische klachten. Voor haar angst- en paniekklachten is eiseres in 2023 in behandeling gegaan, maar die behandeling is inmiddels ook weer stopgezet. Eiseres geeft zelf aan dat dat komt door een gebrek aan vastigheid en structuur vanwege haar woonsituatie.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang?
4. Omdat eiseres een verzoek om een voorlopige voorziening heeft gedaan, moet daarmee eerst de vraag worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening noodzakelijk maakt, in afwachting van een uitspraak in de beroepsprocedure.
4.1.
Eiseres heeft aangegeven sinds de uithuiszetting afwisselend bij vrienden of familie te verblijven. Eiseres heeft daarbij benadrukt dat dat steeds moeilijker wordt en dat ze steeds vaker in onzekerheid zit of zij met haar gezin ergens kan slapen. Ook de financiële mogelijkheden om in een noodgeval een accommodatie te huren, worden volgens eiseres steeds minder. Daarbij heeft deze onzekere situatie een negatieve impact op haar klachten en geeft ze aan dat ze geen goede behandeling kan volgen.
4.2.
Gelet op het voorgaande neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van eiseres aan.
Medische indicatie?
5. Eiseres vindt allereerst dat zij de urgentieverklaring had moeten krijgen op basis van een medische indicatie. Het college had niet alleen moeten kijken of sprake is van een medisch onhoudbare situatie, maar volgens de Huisvestingsverordening [plaats] 2022 (Hvv 2022) of haar medische situatie noodzaakt om in afwijking van de reguliere wachttijd haar huisvestingsprobleem sneller op te lossen. Bovendien had het college moeten uitgaan van haar werkelijke woonsituatie (en niet alsof zij nog bij haar vader woont). Na de medische advisering (het advies) aan het college zijn de klachten van eiseres verergerd. Dat blijkt uit recente medische informatie die volgens eiseres op zijn minst aanleiding had moet zijn voor aanvullend medisch onderzoek.
5.1.
Het college stelt dat er geen sprake is van een acuut medisch woonprobleem. Het college heeft, zoals de Hvv 2022 voorschrijft, medisch advies ingewonnen en daaruit blijkt dat er geen indicatie is dat een andere woonruimte vanuit medisch oogpunt noodzakelijk is. Daarnaast geeft het college aan dat de Hvv 2022 als voorwaarde stelt dat uit medisch oogpunt een snellere oplossing voor het huisvestingsprobleem noodzakelijk moet zijn dan de reguliere wachttijd, waarbij er een relatie dient te bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie. Dit vereist een inhoudelijke, medische beoordeling van de situatie en de gevolgen van het voortduren van de huidige woonsituatie. Ten slotte vindt het college de beoordeelde medische gegevens afdoende. Deze waren namelijk volledig en helder. Daarom zag het college geen aanleiding voor aanvullend medisch onderzoek.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat eiseres woningurgentie kan krijgen als zij haar woonruimte heeft of zal moeten verlaten in verband met bijvoorbeeld een medische indicatie. [2] Van een medische indicatie is sprake indien, op advies van een onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat in afwijking van de reguliere wachttijd een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem vanuit medisch oogpunt noodzakelijk is, waarbij een relatie moet bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie en naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen. [3] Het beoordelingsmoment voor de woningurgentie is dus het moment waarop iemand een woonruimte heeft of zal moeten verlaten.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat eiseres de woning van haar vader niet heeft moeten verlaten vanwege haar medische situatie. Eiseres heeft de woning van haar vader moeten verlaten omdat eiseres met haar gezin door haar vader uit huis is gezet. Daarmee ontbreekt de directe relatie tussen de medische problematiek van eiseres, die al sinds 2021 speelt, en haar huidige woonsituatie. De voorzieningenrechter erkent dat de huidige situatie van eiseres, waarin zij geen eigen woning heeft, niet ideaal is voor haar medische klachten en ziet ook dat een behandeling lastiger te volgen kan zijn als zij niet in een eigen woning een behandeling kan laten bezinken of tot rust kan laten komen. Haar huidige situatie is alleen niet het uitgangspunt voor de beoordeling of eiseres woningurgentie kan krijgen op grond van een medische indicatie. Het college is dus voor de beoordeling van de medische indicatie terecht uitgegaan van de vraag of eiseres de woning van haar vader heeft moeten verlaten gelet op haar medische problematiek. Ook uit het advies blijkt dat het verlaten van de woning niet komt door eiseres haar medische problematiek. Daaruit kon het college dus concluderen dat er geen relatie bestaat tussen eiseres haar medische problematiek en haar huidige woonsituatie. Om diezelfde reden was het college ook niet gehouden tot het laten uitvoeren van aanvullend medisch onderzoek. Het medisch onderzoek wat er ligt, is voldoende om tot voorgaande conclusie te kunnen komen. Er is dan ook geen sprake van een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming.
5.4.
Deze grond slaagt niet.
Sociale indicatie?
6. Eiseres vindt verder dat zij urgentie moet krijgen op grond van een sociale indicatie, omdat haar gezin dakloos dreigt te worden door de verbreking van de inwoning bij haar vader. Dat zij de woning van haar vader moest verlaten, is volgens eiseres daarnaast een situatie van overmacht. Op zitting heeft eiseres daarover toegelicht dat zij nooit had verwacht dat de situatie van haar vader zo zou verslechteren dat hij haar met haar gezin het huis uit zou zetten.
6.1.
Het college stelt dat, hoewel hij het belang van de woonzekerheid voor minderjarige kinderen onderschrijft en het belang van het kind altijd zwaar weegt, het op grond van de Hvv 2022 geen sociale indicatie kan afgeven omdat er geen sprake is van een beëindiging van het samenlevingsverband tussen ouders waarbij het hoofdverblijf van de kinderen bij de aanvrager ligt. Het college vindt daarnaast dat er geen sprake is van dakloosheid door overmacht. Het aangaan van een gezinsleven zonder eerst te voorzien in een eigen woonruimte, was namelijk een keuze van eiseres zelf en de gezondheidstoestand van haar vader was niet onverwacht. Daarnaast heeft verweerder op de zitting toegelicht dat dakloosheid door overmacht gaat over calamiteiten, zoals een brand, waardoor woningen plotseling onbewoonbaar zijn geworden.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat een andere reden om woningurgentie af te geven, kan zijn als eiseres haar woonruimte heeft of zal moeten verlaten in verband met een sociale indicatie. Van een sociale indicatie is bijvoorbeeld sprake bij dakloosheid door overmacht of een relatieverbreking, waaronder begrepen echtscheiding en verbreking in vorm van samenleving. [4] Urgentie op grond van relatieverbreking is slechts mogelijk indien het onder meer aantoonbaar is dat het minderjarige kind/de minderjarige kinderen zonder urgentie dakloos wordt/worden en zij hun hoofdverblijf hebben bij de ouder die urgentie aanvraagt.
6.3.
De voorzieningenrechter oordeelt dat uit de bewoordingen en de systematiek van de Hvv 2022 onder relatieverbreking of verbreking van een vorm van samenleving wordt bedoeld dat het moet gaan om verbreking van een relatie tussen ouders. In artikel 19 van de Hvv 2022, meer specifiek het tweede en het vijfde lid, wordt namelijk enkel gesproken over samenleving tussen ouders van minderjarige kinderen. Dit artikel is niet bedoeld om zo breed te worden uitgelegd dat verbreking van samenleving tussen een vader en haar inwonende dochter met haar gezin, zoals bij eiseres aan de orde is, ook onder die reikwijdte valt. Eiseres komt dus niet in aanmerking voor een sociale indicatie op grond van relatieverbreking of verbreking in vorm van samenleving.
6.4.
Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat eiseres ook geen sociale indicatie had moeten krijgen op grond van dakloosheid door overmacht. Eiseres heeft er namelijk zelf voor gekozen om te gaan inwonen bij haar zieke vader en daar een gezin te stichten. Door in te wonen bij haar zieke vader, neemt eiseres het risico dat de mogelijkheid bestaat dat zij op enig moment daar niet meer kan verblijven. Het is namelijk niet haar eigen woning. Daarmee kan de situatie van eiseres niet aan overmacht worden verweten en heeft zij een eigen aandeel in het ontstaan van die situatie. [5]
6.5.
Deze grond slaagt niet.
Tussenconclusie
7. Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat het college terecht heeft beslist dat eiseres geen woningurgentie kan krijgen op grond een medische of sociale indicatie. De vraag die dan nog openstaat, is of het college eiseres op basis van de hardheidsclausule woningurgentie had moeten verlenen.
Toepassing van de hardheidsclausule?
8. Eiseres stelt dat het college in ieder geval de hardheidsclausule had moeten toepassen omdat een afwijzing van de urgentieaanvraag in haar geval bijzonder hard is. Eiseres benadrukt daarbij dat haar eigen medisch situatie, samen met het feit dat haar oudste zoon waarschijnlijk ADHD heeft met prikkelverwerkingsproblemen, maakt dat een vaste verblijfplek noodzakelijk is. Het is voor zowel haarzelf als voor haar jonge kinderen van groot belang om structuur en regelmaat in hun leven te krijgen. Deze belangen, en het risico dat haar kinderen daadwerkelijk dakloos dreigen te raken, moeten zwaar wegen. Op de zitting heeft eiseres nog eens benadrukt dat de kans steeds groter wordt dat zij nergens meer terecht kan. Daarbij heeft ze ook de maatschappelijke opvang benaderd, maar daar kan ze ook niet terecht.
8.1.
Het college geeft aan dat het verblijven bij vrienden of familie niet automatisch betekent dat er sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Het college vindt dat de toepassing van de regelgeving niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen. Het college erkent dat de huidige situatie voor eiseres en haar gezin verre van ideaal is en ziet ook dat structuur en regelmaat goed zou zijn voor de oudste zoon van eiseres. Maar omdat er geen sprake is van een onveilige woonsituatie of een directe bedreiging van de kinderen van eiseres ziet het college geen aanleiding om af te weken van de regelgeving.
8.2.
De voorzieningenrechter benadrukt allereerst dat artikel 38 van de Hvv 2022 bepaalt dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ten gunste van eiseres af te wijken van deze verordening in gevallen waarin de toepassing van de Hvv 2022 naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt. Het toepassen van de hardheidsclausule is daarmee een discretionaire bevoegdheid van het college. De voorzieningenrechter zal het al dan niet gebruik maken van die bevoegdheid dus terughoudend toetsen.
8.3.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat er in [plaats] een grote woningnood is en dat het een uitdaging is om de woonplekken eerlijk en rechtvaardig te verdelen. Als er woningurgentie wordt afgegeven dan moet het college dat kunnen uitleggen aan de 20.000 mensen die op de reguliere wachtlijst staan. Iemand met de reguliere wachttijd schuift dan namelijk weer op en moet dus langer wachten op een woning. Er bestaat dus een groot algemeen belang bij rechtvaardige woonruimteverdeling. Het verlenen van urgentie is daarmee al een uitzondering op de reguliere wachttijd en wordt dus slechts in bepaalde gevallen verleend. Het toepassen van de hardheidsclausule is dan weer een uitzondering op die uitzondering. Dat betekent dat er sprake moet zijn van een zeer bijzondere situatie waarom in dit specifieke geval de toepassing van de regelgeving dusdanig hard uitpakt dat een uitzondering op de uitzondering moet worden gemaakt.
8.4.
Bij de beoordeling of de hardheidsclausule moet worden toegepast, heeft het college in het bestreden besluit in ieder geval gekeken of er sprake is van acuut dreigende dakloosheid. Het college vond dat daarvan geen sprake is omdat eiseres telkens tijdelijk onderdak kan vinden bij familie of vrienden. De voorzieningenrechter kan dat standpunt volgen, zeker nu eiseres geen inzicht heeft gegeven in waar zij heeft verbleven en hoe lang. Daarmee heeft eiseres dus niet inzichtelijk gemaakt dat haar stelling dat haar opties opraken klopt. De voorzieningenrechter begrijpt ook dat de situatie voor eiseres verre van ideaal is, maar vindt dat het college zich op het standpunt kon stellen dat van acuut dreigende dakloosheid geen sprake was.
8.5.
Daarnaast heeft het college de situatie van het oudste kind van eiseres meegewogen en geoordeeld dat er geen sprake is van een onveilige woonsituatie of een directe bedreiging van de gezondheid van de kinderen. Ook hier ziet het college dat de situatie voor het oudste kind niet ideaal is, maar het college heeft daarin geen aanleiding gezien om een uitzondering op de uitzondering te maken. Ook dat standpunt kan de voorzieningenrechter volgen. Het college heeft voldoende beargumenteerd dat ook met de huidige woonsituatie er mogelijkheden bestaan om het oudste kind van eiseres te voorzien van een bepaalde structuur en regelmaat. Zo adviseert de GZ-psycholoog dat een logopedist en sportactiviteiten daar een bijdrage in kunnen leveren. In ieder geval is de woonsituatie niet dusdanig onveilig dat de toepassing van de regelgeving in dit geval bijzonder hard zou uitpakken.
8.6.
Wat het college in het bestreden besluit echter niet bij de beoordeling van de hardheidsclausule heeft betrokken, is de medische situatie van eiseres zelf. Eiseres heeft in bezwaar aangegeven dat haar medische situatie niet vooruitgaat zolang zij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Eiseres heeft een rustige en ondersteunende omgeving nodig en het is extra belangrijk dat zij balans terugkrijgt in haar leven vanwege haar spanningsklachten. Zij moet een behandelplan volgen om terugval te voorkomen, maar zonder veilige thuisplek stelt zij de oefeningen niet te kunnen uitvoeren. Daarbij worden haar klachten verergerd door de stress die zij krijgt door de huidige woonsituatie, waarin zij telkens onderdak voor haar gezin moet zien te vinden. Eiseres vindt dat gelet op haar medische situatie afwijzing van urgentie bijzonder hard is. Het college is daar niet op ingegaan in het bestreden besluit. Het college is bij de medische indicatie in het bestreden besluit weliswaar ingegaan op de medische situatie van eiseres en waarom zij dan niet in aanmerking komt voor urgentie op grond van een medische indicatie, maar het college heeft bij de beoordeling of de hardheidsclausule moet worden toegepast de medische situatie van eiseres niet meegewogen, terwijl eiseres dit in bezwaar uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht. Ook op zitting was te zien dat eiseres zich veel zorgen maakt om zichzelf en haar gezin.
8.7.
Omdat het college hier in het bestreden besluit niet op is ingegaan, betekent dat dat er sprake is van een motiveringsgebrek. Het college zal een nieuw besluit moeten nemen.
8.8.
Voor de nieuwe beoordeling zal het college in ieder geval de huidige medische situatie van eiseres moeten betrekken in de beoordeling of de hardheidsclausule moet worden toegepast. Het ligt op de weg van het college om verder mee te wegen of er ten tijde van het nemen van het nieuwe besluit sprake is van dreigende dakloosheid waarin met name het belang van de minderjarige kinderen een grote rol kunnen spelen. Ondanks dat de Hvv 2022 [6] namelijk niet expliciet voorziet in de situatie van eiseres waarin minderjarige kinderen dakloos dreigen te raken buiten overmacht of relatieverbreking, kan dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel aanleiding zijn om de hardheidsclausule toe te passen omdat er klaarblijkelijk wel is geprobeerd te voorzien in het voorkomen van dakloosheid bij minderjarige kinderen. Zo kunnen gezinnen met meervoudige complexe problematiek volgens de Hvv 2022 wel in aanmerking komen voor urgentie. Het gaat dan bijvoorbeeld om gezinnen met minderjarige kinderen die dakloos dreigen te raken en die niet voor een reguliere urgentie in aanmerking komen. [7] Op zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat het bij meervoudige complexe problematiek moet gaan om situaties waarin meerdere problemen spelen naast het woonprobleem, zoals schulden en/of psychische problematiek. Volgens het college is er bij eiseres slechts sprake van een woonprobleem. De situatie van eiseres lijkt echter dicht tegen de wel geregelde gevallen in de Hvv 2022 aan te liggen. Gelet op de toelichting bij het artikel over meervoudige problematiek dat het dan bijvoorbeeld gaat om gezinnen met minderjarige kinderen die dakloos dreigen te raken en de psychische problemen van zowel eiseres als haar oudste kind, ligt het op de weg van het college om dit bij haar nieuwe besluit te betrekken. Uiteraard zal eiseres dan niet enkel kunnen stellen, maar ook inzichtelijk moeten maken dat zij dreigt dakloos te raken. Eiseres kan bijvoorbeeld inzichtelijk maken wat zij tot nu toe heeft geprobeerd en hoe lang zij bij wie heeft verbleven middels verklaringen, een adreslijst of boekingen van gehuurde accommodaties. Daarbij ligt het ook voor de hand dat eiseres inzicht geeft in haar financiële situatie aangezien eiseres op zitting heeft aangegeven af en toe wel gebruik te hebben gemaakt van een gehuurde accommodatie.
8.9.
Deze grond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. Dit betekent dat het college onvoldoende is ingegaan op een van de bezwaargronden van eiseres. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de woningurgentie te nemen omdat het aan het college is om daarover opnieuw te oordelen.
9.1.
De voorzieningenrechter bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De voorzieningenrechter geeft het college hiervoor zes weken. In afwachting daarvan is er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen, omdat de voorzieningenrechter nu geen aanleiding ziet om woningurgentie aan eiseres toe te kennen en eiseres ook onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een acuut dreigende dakloosheid op basis waarvan wel nu woningurgentie noodzakelijk zou zijn.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht van zowel het beroep als de voorlopige voorziening aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 388,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.J. Woutersen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.M.J. Kooistra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Artikel 16, tweede lid, onder d, punt i, van de Hvv 2022.
3.Artikel 19, eerste lid, onder a, van de Hvv 2022.
4.Artikel 19, tweede lid, onder a en c, van de Hvv 2022.
5.Zie ook artikel 17, negende lid, onder c, van de Hvv 2022.
6.Deze is gelet op artikel 5.2.1., tweede lid, van de Huisvestingsverordening gemeente [plaats] 2025 ook van toepassing van een nieuwe beslissing op bezwaar.
7.Artikel 16, tweede lid, onder c, jo. artikel 19, dertiende lid, onder d, van de Hvv 2022.