ECLI:NL:RBMNE:2025:4696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
25/621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Coulance bij naheffingsaanslag parkeerbelasting in verband met zorg voor pasgeboren zoon

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 13 januari 2025 beoordeeld. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen van € 83,20, omdat hij op 2 augustus 2024 zijn parkeerbelasting niet op de voorgeschreven wijze had voldaan. Eiser voerde aan dat hij door de aanwezigheid van een kraamhulp, die recht had op parkeerkorting, niet in staat was om tijdig de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de situatie van eiser, gezien de hectiek van de zorg voor zijn pasgeboren zoon, niet als een uitzonderlijk geval kan worden aangemerkt, maar dat er wel reden is voor coulance. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en oordeelt dat verweerder het betaalde griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak wijkt af van de huidige jurisprudentie, wat kan leiden tot hoger beroep door de heffingsambtenaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/621

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] te [plaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder
(gemachtigde: mr. W.G. Vos).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 13 januari 2025, waarbij verweerder het bezwaar van eiser niet ontvankelijk heeft verklaard.
Verweerder heeft aan eiser bij besluit van 14 augustus 2024 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter hoogte van € 83,20 (de naheffingsaanslag), vanwege het niet op de voorgeschreven wijze de verschuldigde parkeerbelasting voldoen.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft op basis van de stukken uitspraak gedaan.

Beoordeling

1. Op 2 augustus 2024 stond het voertuig van eiser met het kenteken [kenteken] geparkeerd op de [adres] te [plaats] , zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer] om 13:11 uur opgelegd.
2. Eiser voert aan dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Op de dag in kwestie, 2 augustus 2024, was de kraamhulp aanwezig om zorg te verlenen aan eisers’
pasgeboren baby. Conform de gemeentelijke regelgeving heeft een kraamhulp recht op parkeerkorting tijdens de kraamperiode. De kraamhulp arriveerde rond 13.00 uur bij eiser in de straat. Kort na binnenkomst gaf zij aan dat eiser deze parkeerkorting kon aanvragen. Om 13:19 uur heeft eiser gebeld met de Gemeente Utrecht om dit direct te activeren. Na goedkeuring heeft eiser de parkeer app om 13:55 uur aangezet. Aangezien eiser op dat moment druk bezig was met de zorg voor de pasgeboren zoon was eiser niet
eerder in staat om de korting aan te vragen.
3. Verweerder neemt in het verweerschrift het standpunt in dat het bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat eiser wél tijdig bezwaar had gemaakt. Om die reden is het beroep volgens verweerder dus al gegrond. De naheffingsaanslag is volgens verweerder wel terecht opgelegd, omdat er om 13:11 uur geen geldig parkeerrecht is aangetroffen.
4. De rechtbank overweegt dat het beroep, gelet op het gewijzigde standpunt van verweerder, reeds gegrond is. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil is dat om 13:11 uur geen parkeerrecht is aangetroffen. Er is niet gesteld of gebleken dat er op dat moment handelingen zijn verricht om de parkeerbelasting te betalen, zodat de naheffingsaanslag in beginsel terecht is opgelegd. De rechtbank ziet in het hetgeen eiser naar voren heeft gebracht wel reden om de naheffingsaanslag alsnog te vernietigen en zal hieronder uitleggen waarom.
5. Volgens vaste jurisprudentie, welke recent nog is bevestigd door de Hoge Raad (Zie: ECLI:NL:HR:2024:1535), geldt dat slechts in het uitzonderlijke geval dat de belastingplichtige niet in redelijkheid de gelegenheid heeft gehad om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen, de naheffingsaanslag achterwege dient te blijven. Een uitzonderlijk geval kan zich voordoen indien van de belastingplichtige door onvoorziene omstandigheden, zoals een acute noodsituatie, redelijkerwijs niet kan worden gevergd de verschuldigde parkeerbelasting te (laten) voldoen. Buiten deze gevallen bestaat voor de rechter geen mogelijkheid maatwerk te leveren en krijgt de rechter geen ruimte om rekening te houden met de mate van verwijtbaarheid van een gedraging die aan een naheffingsaanslag parkeerbelasting ten grondslag ligt.
6. De hierboven genoemde vaste rechtspraak leidt in bepaalde gevallen tot een onbevredigende uitkomst, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:ROOBR:2025:5). Immers, in zijn algemeenheid zijn wel situaties denkbaar waarbij een burger door omstandigheden een verkeerde keuze maakt (of vergeet te maken) die wel zeer goed voorstelbaar is, maar toch niet te beschouwen is als een hierboven genoemd uitzonderlijk geval omdat de lat daarvoor heel hoog ligt.
7. De door eiser in deze zaak geschetste situatie, namelijk de kraamhulp die recht heeft op korting; de omslachtige wijze waarop parkeerkorting voor bezoekers dient te worden aangevraagd; het feit dat eiser wél handelingen heeft verricht om betaling van parkeerbelasting mogelijk te maken en uiteindelijk die parkeerbelasting ook daadwerkelijk heeft betaald, afgezet tegen de hectiek van de zorg voor eisers’ pasgeboren zoon, kan niet worden aangemerkt als een uitzonderlijk geval, maar is menselijkerwijs zo goed voorstelbaar dat de rechtbank – in afwijking van het hierboven geschetste kader – coulance noodzakelijk acht. Het betoog slaagt.
8. De rechtbank is zich er van bewust dat deze uitspraak afwijkt van de huidige stand van zaken van de jurisprudentie en dat indien door heffingsambtenaar hoger beroep tegen deze uitspraak wordt ingesteld, de kans aanwezig is dat deze uitspraak niet wordt bevestigd.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond. De uitspraak op bezwaar wordt vernietigd. Gelet op het voorgaande wordt ook de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd. Verweerder dient het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting en
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.