In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 13 januari 2025 beoordeeld. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen van € 83,20, omdat hij op 2 augustus 2024 zijn parkeerbelasting niet op de voorgeschreven wijze had voldaan. Eiser voerde aan dat hij door de aanwezigheid van een kraamhulp, die recht had op parkeerkorting, niet in staat was om tijdig de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de situatie van eiser, gezien de hectiek van de zorg voor zijn pasgeboren zoon, niet als een uitzonderlijk geval kan worden aangemerkt, maar dat er wel reden is voor coulance. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en oordeelt dat verweerder het betaalde griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak wijkt af van de huidige jurisprudentie, wat kan leiden tot hoger beroep door de heffingsambtenaar.