ECLI:NL:RBMNE:2025:4729

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
11767937 \ MV EXPL 25-112
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning op basis van huurachterstand en overlast door de huurder

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting GoedeStede de bewindvoerder van mevrouw [onderbewindgestelde] in kort geding gedagvaard. De eisende partij, GoedeStede, vorderde ontruiming van de woning van [onderbewindgestelde] vanwege huurachterstand en overlast. De huurovereenkomst was in 2015 gesloten, maar vanaf 2020 ontving de politie meldingen van overlast. Na een explosie in mei 2024 vorderde GoedeStede ontruiming, maar de kantonrechter oordeelde toen dat de meldingen onvoldoende concreet waren. In juni 2025 bleek er echter een huurachterstand te zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 augustus 2025 was de bewindvoerder niet aanwezig, maar de kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor de ontruiming. De kantonrechter stelde vast dat de huurachterstand tot en met juli 2025 € 3.095,49 bedroeg en dat er geen aanknopingspunten waren dat de huurbetalingen zouden worden hervat. De kantonrechter oordeelde dat de ontruiming gerechtvaardigd was, mede gezien de ernstige overlast die door omwonenden was gemeld. De bewindvoerder werd veroordeeld om de woning binnen twee weken te ontruimen en de achterstallige huur te betalen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11767937 \ MV EXPL 25-112
Vonnis in kort geding van 29 augustus 2025
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING GOEDESTEDE,
gevestigd te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: GoedeStede,
gemachtigde: mr. T. Mulder,
tegen
[bewindvoerder] , tevens handelend onder de naam [beschermingsbewind] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder van mevrouw [onderbewindgestelde], hierna te noemen [onderbewindgestelde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoeder,
gemachtigde: mr. H.C. Meijer.

1.De procedure

1.1.
GoedeStede heeft de bewindvoerder in kort geding gedagvaard voor de kantonrechter. De bewindvoerder heeft niet op de dagvaarding geantwoord.
1.2.
Op 15 augustus 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens GoedeStede zijn aanwezig [A] en [B] (beiden consulent leefbaarheid), bijgestaan door mr. Mulder. Mr. Meijer is aanwezig namens de bewindvoerder en [onderbewindgestelde] . De bewindvoerder en [onderbewindgestelde] zijn niet verschenen. Mr. Meijer heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd. Deze zijn voorgehouden en aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.

2.Het geschil en de beoordeling

Waar het in deze zaak over gaat
2.1.
GoedeStede heeft met ingang van 11 mei 2015 met [onderbewindgestelde] en haar toenmalige partner een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde) gesloten. Vanaf 1 september 2024 huurt [onderbewindgestelde] het gehuurde alleen.
De huurprijs bedraagt laatst € 643,25. Vanaf 2020 ontvangt de politie meldingen van omwonenden van overlast afkomstig van het adres van [onderbewindgestelde] . Nadat op 19 mei 2024 een explosie bij het gehuurde plaatsvindt, vordert GoedeStede bij de kantonrechter de ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter oordeelde op dat moment dat de meldingen onvoldoende concreet waren en betrekking hadden op algemene ervaringen en niet op specifieke gevallen, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de overlast werd veroorzaakt door gedragingen van [onderbewindgestelde] . Politie en GoedeStede zijn daarna meldingen van omwonenden van overlast van het adres van [onderbewindgestelde] blijven ontvangen. In juni 2025 blijkt dat sprake is van een huurachterstand.
2.2.
GoedeStede vordert in dit kort geding ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand en betaling van de maandelijkse huur tot aan de dag dat het gehuurde wordt ontruimd, met rente en kosten. GoedeStede meent dat [onderbewindgestelde] zich niet als een goed huurster gedraagt, omdat [onderbewindgestelde] de huur niet betaalt en [onderbewindgestelde] en de personen die zij in en om het gehuurde toelaat langdurige, ernstige en structurele overlast veroorzaken. De situatie lijkt steeds ernstiger te worden en moet worden beëindigd voordat het echt mis gaat, aldus GoedeStede.
2.3.
Dat sprake is van (ernstige en structurele) overlast wordt door de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] betwist. De huurachterstand wordt erkend, maar kan volgens de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] niet tot een ontruiming leiden, omdat GoedeStede heeft nagelaten op grond van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening een vroegsignalering naar de gemeente te sturen.
Het oordeel van de kantonrechter
2.4.
De kantonrechter stelt GoedeStede in het gelijk. Dat betekent dat de vorderingen van GoedeStede worden toegewezen. Hierna wordt dit uitgelegd.
Spoedeisend belang
2.5.
Een voorziening in kort geding kan slechts worden getroffen als de partij die de voorziening vordert, daarbij een spoedeisend belang heeft. Van een spoedeisend belang van GoedeStede bij haar vordering tot ontruiming en betaling van de huurachterstand is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gebleken. Dat spoedeisend belang is ook niet betwist. Van GoedeStede kan niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
De huurachterstand
2.6.
GoedeStede vordert betaling van de huurachterstand tot en met juli 2025. GoedeStede heeft een overzicht van de actuele huurachterstand ingebracht (productie 30), waaruit volgt dat de huurachterstand tot en met juli 2025 € 3.095,49 (zonder rente en kosten) bedraagt. Dit is niet betwist. De vordering die strekt tot betaling van de huurachterstand is dan ook tot dit bedrag toewijsbaar.
Ontruiming van het gehuurde
2.7.
Uit het overzicht van de actuele huurachterstand blijkt dat ook de huur voor de maand augustus 2025 niet is betaald. Er is daardoor inmiddels sprake van een achterstand van ruim vijf maanden. Dat GoedeStede, zoals zij zegt, voor die huurachterstand een vroegsignalering naar de gemeente heeft gestuurd, blijkt niet uit het dossier. Volgens de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] heeft GoedeStede dat niet gedaan, had GoedeStede dat ondanks dat [onderbewindgestelde] wordt bijgestaan door een bewindvoerder wel moeten doen en kan de vordering tot ontruiming van het gehuurde daarom niet worden toegewezen op grond van de huurachterstand. De kantonrechter volgt dat verweer niet. [onderbewindgestelde] heeft al geruime tijd een bewindvoerder. De bewindvoerder is aangesteld om de financiële belangen van [onderbewindgestelde] te behartigen. Het doel van de vroegsignalering is dat een huurder bekend wordt bij de schuldhulpverlening, zodat zij in een vroeg stadium financiële hulp kan bieden bij het aflossen van de huurachterstand. Die financiële hulp krijgt [onderbewindgestelde] al van de bewindvoerder. De vroegsignalering heeft daarom in dit geval voor [onderbewindgestelde] geen toegevoegde waarde. De vroegsignalering was ook niet nodig om de gemeente ertoe te bewegen een voorschot op de huurachterstand te verstrekken. Een verzoek hiertoe kan door de bewindvoerder aan de gemeente worden gedaan. Dat de vroegsignalering niet is gedaan kan daarom in dit geval aan een toewijzing van de ontruimingsvordering op grond van de huurachterstand niet in de weg staan.
2.8.
Bij de beoordeling van de ontruimingsvordering stelt de kantonrechter het volgende voorop. Een in kort geding bevolen ontruiming is een maatregel die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daaraan verbonden huurbescherming voor de huurder. Bij de beoordeling van zo’n vordering moet – volgens vaste jurisprudentie – grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een procedure in kort geding geen plaats is voor een – diepgaand – onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, vaak onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding. De vordering tot ontruiming is alleen toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die vordering ook zal toewijzen.
2.9.
Gelet op het feit dat er in deze zaak geen discussie is over het bestaan van de huurachterstand en de hoogte van die huurachterstand en het feit dat er geen enkel aanknopingspunt bestaat op basis waarvan zou kunnen of moeten worden aangenomen dat de betaling van de huur wordt hervat en de huurachterstand wordt afgelost – terwijl een bewindvoerder betrokken is –, kan met grote mate van zekerheid worden vastgesteld dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Dat een bijstandsuitkering zou zijn aangevraagd en deze aanvraag bij de gemeente in behandeling is, wat zicht kan geven op betalingen, heeft de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] niet onderbouwd. De ontruimingsvordering in dit kort geding is daarom reeds op deze grond toewijsbaar. De bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] heeft verzocht om een termijn te verlenen om de achterstallige huur te voldoen en de ontruiming slechts toe te wijzen onder de voorwaarde dat de huurachterstand niet binnen die termijn wordt betaald, maar daar ziet de kantonrechter zonder zicht op hervatting van de betalingen geen aanleiding voor.
De overlast
2.10.
Over de door GoedeStede gestelde overlast overweegt de kantonrechter nog het volgende.
2.11.
GoedeStede onderbouwt haar stelling dat sprake is van langdurige, ernstige en structurele overlast met meerdere meldingen van omwonenden en drie bestuurlijke rapportages die de politie in opdracht van de gemeente heeft opgemaakt. GoedeStede en de politie ontvangen in de loop van de tijd steeds meer overlastmeldingen. Dat zijn volgens de politie meldingen van in ieder geval elf verschillende omwonenden. Uit de overlastmeldingen kan worden opgemaakt dat omwonenden structureel overlast ervaren van [onderbewindgestelde] . De (meer recente) meldingen zijn voldoende concreet en benoemen naast algemene ervaringen als geluidsoverlast, ruzie, inloop van onbekende personen en drukte, ook specifieke incidenten waarbij [onderbewindgestelde] en de personen die zij in en om het gehuurde toelaat bij betrokken zijn en waarbij de politie aanwezig is geweest. Dit wordt ook door de politie bevestigd. Uit de meldingen en de rapportages blijkt dat de overlast ernstig is. Er is zelfs sprake geweest van een vechtpartij waarbij messen en vuurwapens zijn gezien en waarbij de politie een arrestatieteam heeft ingezet. Op de zitting is namens de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] betwist dat [onderbewindgestelde] overlast geeft. Deze blote betwisting is niet onderbouwd en kan alleen al daarom niet worden gevolgd. Daarnaast strookt die betwisting niet met het feit dat [onderbewindgestelde] eerder zelf heeft erkend dat zij overlast veroorzaakt. In een
e-mail aan de afdeling Woonoverlast van de gemeente van 25 maart 2025 (productie 21) schrijft [onderbewindgestelde] dat zij verzekert dat er geen politie meer hoeft te komen naar haar adres, dat zij niemand meer bij haar thuis laat komen en dat zij haar excuses maakt voor de overlast die er is geweest. De overlast is daarna blijkens de meldingen en de berichten van de politie onverkort doorgegaan. [onderbewindgestelde] blijkt niet in staat de overlast die zij veroorzaakt te onderdrukken. De overlast rechtvaardigt ook een ontruiming van het gehuurde.
2.12.
De bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] zal worden veroordeeld om het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen. De bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] moet de maandelijkse huur aan GoedeStede blijven betalen tot aan de dag dat het gehuurde daadwerkelijk is ontruimd.
2.13.
De bewindvoeder/ [onderbewindgestelde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van GoedeStede worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.336,47
2.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
De bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] verzoekt het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat zij een zwaarwegend belang zou hebben bij behoud van het gehuurde zolang niet op een door haar ingesteld rechtsmiddel is beslist. GoedeStede heeft aangegeven dat de overlast zo ernstig is dat er snel tot ontruiming van het gehuurde moet kunnen worden overgegaan. In de bestuurlijke rapportage van de politie van 6 februari 2025 wordt geconcludeerd dat het aannemelijk is dat de overlastsituatie zonder ingrijpend optreden zal voortduren en het niet onaannemelijk is dat verdere escalatie van de situatie kan plaatsvinden. Dat dat anders zou zijn is uit de overlast die daarna heeft plaatsgevonden niet gebleken. De kantonrechter oordeelt daarom dat het belang van GoedeStede om direct te kunnen overgaan tot uitvoering van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten. Daarom zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
3.1.
veroordeelt de bewindvoerder om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van GoedeStede zijn, en de sleutels af te geven aan GoedeStede,
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder om te betalen aan GoedeStede:
a. a) € 3.095,49 aan achterstallige huur tot en met juli 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen, telkens te rekenen vanaf de vervaldata van die huurtermijnen tot de dag van voldoening,
b) € 643,25 per maand vanaf augustus 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
3.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 1.336,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder/ [onderbewindgestelde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.
41264