Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 12,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde], die een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte hadden gesloten. De huurovereenkomst, die op 15 juni 2017 inging, was aangegaan voor een periode van vijf jaar, met de mogelijkheid tot verlenging. In de eerste verlengingsperiode hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin werd afgesproken dat de huurovereenkomst per 15 februari 2023 voortijdig zou eindigen, tegen betaling van een schadeloosstelling door [gedaagde] aan [eiseres]. [eiseres] vorderde in deze procedure betaling van het afgesproken bedrag van € 3.791,86, alsook achterstallige huur. [gedaagde] voerde aan dat hij niet akkoord ging met de hoogte van de schadeloosstelling en stelde een tegenvordering in van € 53.000,00.
De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst moest nakomen. De rechter verwierp het verweer van [gedaagde] dat er sprake was van misbruik van omstandigheden, omdat de financiële situatie van [gedaagde] als gevolg van de coronacrisis niet als een bijzondere omstandigheid werd beschouwd. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiseres] toe en de tegenvorderingen van [gedaagde] af. [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van € 2.465,15, vermeerderd met wettelijke rente, en moest de proceskosten dragen. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie werden afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims.