Overwegingen
2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing.
3. In het verweerschrift en op de zitting heeft het college toegelicht dat de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend voor 36 wooneenheden. De aanvraag ziet op 35 wooneenheden en een nachtverblijf voor de medewerkers van het Leger des Heils. Het college zal de omgevingsvergunning hierop aanpassen met een gewijzigd besluit. In zoverre is sprake van een gebrek.
Is de verklaring van geen bedenkingen ter inzage gelegd?
4. Eiseres voert aan dat het college niet bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen, omdat geen ontwerpverklaring van geen bedenkingen ter inzage is gelegd. Op de zitting heeft zij toegelicht dat in de publicatie van 23 november 2023 (de publicatie) over de terinzagelegging van de ontwerpomgevingsvergunning alleen staat vermeld dat een ieder een zienswijze kan indienen bij het college. Er staat niet vermeld dat een ieder ook een zienswijze kan indienen over de ontwerpverklaring van geen bedenkingen bij de gemeenteraad. Eiseres heeft haar zienswijze ook aan de gemeenteraad gezonden. Voor haar is niet duidelijk of de gemeenteraad deze ook daadwerkelijk heeft beoordeeld.
5. De rechtbank acht het aannemelijk dat de ontwerpverklaring van geen bedenkingen ter inzage heeft gelegen en de gemeenteraad de zienswijze van eiseres ook heeft beoordeeld. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Bij het afgeven van de ontwerpverklaring van geen bedenkingen heeft de gemeenteraad bepaald dat deze alleen als definitief kan worden beschouwd als er geen zienwijzen worden ingediend. In de publicatie staat vermeld dat bij de ontwerpomgevingsvergunning ook de ontwerpverklaring van geen bedenkingen ter inzage wordt gelegd. In de definitieve verklaring van geen bedenkingen staat vermeld dat er zienswijzen naar voren zijn gebracht over de verklaring van geen bedenkingen en deze niet tot wijzigingen hebben geleid. Naar het oordeel van de rechtbank hoeven zienswijzen niet te zijn gericht aan de raad. Dit volgt niet uit artikel 3.11 van de Wabo.Van een onbevoegd genomen besluit is naar het oordeel van de rechtbank dus geen sprake.
Is de omgevingsvergunning in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
6. Het college kan de omgevingsvergunning alleen verlenen als de activiteit waarvoor deze wordt verleend niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
7. Eiseres voert aan dat de verplaatsing van Domus Almere naar het perceel juist wel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het college de omgevingsvergunning daarom niet had kunnen verlenen. Daarbij wijst eiseres erop dat zij naast eigenaar van de bestaande school die op korte afstand van het perceel staat, ook eigenaar is van een tussen de bestaande school en het perceel waar Domus Almere zal worden gerealiseerd gelegen perceel (hierna: het te ontwikkelen perceel). Dat te ontwikkelen perceel en het perceel waar Domus Almere zal worden gerealiseerd worden alleen van elkaar gescheiden door de tussenliggende busbaan. Op grond van het bestemmingsplan mag op het te ontwikkelen perceel ook een schoolgebouw worden gerealiseerd. Volgens eiseres was het bij het college bekend dat eiseres plannen heeft om op het te ontwikkelen perceel uit te breiden met de bouw van een school. Dat zal betekenen dat de afstand tussen de school en het perceel in de toekomst nog kleiner zal zijn dan dat deze nu al is. Eiseres voert aan dat het college in de omgevingsvergunning ten onrechte niet heeft beoordeeld of het leefklimaat, de gezondheid en de veiligheid van de studenten en leerlingen op de reeds bestaande en de toekomstige schoollocatie van eiseres in gevaar komt, omdat de bewoners van Domus Almere drugs (mogen) gebruiken. De studenten en leerlingen zullen hierdoor als gevolg van de omgevingsvergunning in aanraking komen met drugs(dealers) en dat is juist bij jongeren op deze leeftijd (vanaf twaalf jaar) ongewenst. In de omgevingsvergunning is volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd waarom de omgevingsvergunning in strijd met de uitgangspunten van de ‘Ruimtelijke locatiescan verplaatsing Domus’ is verleend. Daarin staat dat Domus Almere bij voorkeur niet in de nabijheid van een school moet worden gerealiseerd. Andere mogelijke locaties om Domus Almere naar toe te verplaatsen zijn (mede) om deze reden juist afgevallen. En ook de politie ziet risico’s van deze twee functies zo dicht bij elkaar.Volgens eiseres biedt het Basis Veiligheidsplan onvoldoende waarborgen voor het leefklimaat, de gezondheid en de veiligheid van de studenten en leerlingen. Bovendien kan het college hierop niet handhaven, omdat het veiligheidsplan geen onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning.
8. De rechtbank stelt voorop dat aan het college bij het nemen van de beslissing of hij wel of niet toepassing geeft aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toekomt. Daarbij moet het college alle betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of
verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de omgevingsvergunning in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
9. Op de zitting heeft het college onderkend dat sociale veiligheid een ruimtelijk belang is dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij het verlenen van een omgevingsvergunning moet worden meegewogen. In dit geval heeft het college het belang van eiseres, meer specifiek het belang van haar studenten en leerlingen, afgewogen tegen de behoefte aan een goede woonvoorziening waar passende herstelgerichte zorg kan worden gegeven aan de doelgroep van Domus Almere. Voor de motivering van deze belangenafweging verwees het college op de zitting naar het voorstel aan de raad voor het verlenen van de verklaring van geen bedenkingen. Het college heeft het belang van het realiseren van de wooneenheden belangrijker geacht dan wat door eiseres in haar zienswijze naar voren is gebracht over de sociale veiligheid. Volgens het college zal door de komst van Domus Almere naar het perceel geen sprake zijn van een onaanvaardbare aantasting van het leefklimaat, de gezondheid en de veiligheid van de studenten en leerlingen.
10. De rechtbank stelt vast dat het college in de omgevingsvergunning en de daarbij behorende ruimtelijke onderbouwing en Nota zienswijze onderkent dat gelet op de doelgroep die in Domus Almere zal komen wonen enige mate van overlast niet is uit te sluiten. Dit wordt ook bevestigd in het advies van de politie over de verhuizing van Domus Almere waarin een aantal potentiële risico’s wordt benoemd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in de omgevingsvergunning echter niet concreet gemaakt welke belangen van de kant van eiseres in aanmerking zijn genomen, welke gevolgen er naar verwachting zullen zijn voor het leefklimaat, de gezondheid en de veiligheid van de studenten en leerlingen van eiseres en hoe hij deze gevolgen in de belangenafweging heeft gewogen. Door het college is voorafgaand van de zitting het ‘Basis Veiligheidsplan Domus Almere Poort’ overgelegd. Daarin zijn maatregelen opgenomen om de overlast voor de omgeving zo veel als mogelijk te beperken. Door het college is verder niet inzichtelijk gemaakt of het in het kader van het borgen van een goede ruimtelijke ordening nodig is om aan de omgevingsvergunning een voorschrift te verbinden dat moet worden gehandeld conform dit veiligheidsplan. Omdat de sociale veiligheid van belang is voor een aanvaardbaar leefklimaat en dus ruimtelijk relevant is kunnen hierover naar het oordeel van de rechtbank voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden.
11. De conclusie van het voorgaande is dat aan de omgevingsvergunning een motiveringsgebrek kleeft.
12. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat – zoals reeds aangegeven onder 8 – het college beleidsruimte heeft bij het maken van een belangenafweging.
13. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen de gebreken zoals genoemd onder 3, 10 en 11 te herstellen. Dat herstellen kan met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het college met inachtneming van de hierboven opgenomen overwegingen inzichtelijk motiveren welke belangen er in aanmerking zijn genomen aan de kant van eiseres en welke gevolgen de komst van Domus Almere zal hebben voor het leefklimaat, de gezondheid en de veiligheid van de studenten en leerlingen van eiseres. En vervolgens moet het college de belangen van eiseres enerzijds inzichtelijk afwegen tegen anderzijds het belang van Domus Almere dat behoefte heeft aan een goede woonvoorziening waar passende herstelgerichte zorg kan worden gegeven aan de doelgroep van Domus Almere. Omdat voor de omgevingsvergunning een verklaring van geen bedenkingen is vereist, zal het college ook de gemeenteraad in de gelegenheid moeten stellen hierover eventuele bedenkingen naar voren te brengen en/of aan te geven of hij het nodig vindt om hierover voorschriften in de omgevingsvergunning op te nemen.
14. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college de gebreken kan herstellen op zes maanden na verzending van deze tussenuitspraak.
15. Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres en vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
16. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.