ECLI:NL:RBMNE:2025:4764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
UTR 25/4132 en 25/4291
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van een leerling van basisschool door gedrag van de moeder

Op 29 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en het bestuur van de Stichting Almeerse Scholen Groep (ASG). De zaak betreft de verwijdering van de dochter van verzoekster van basisschool [basisschool 1] te [vestigingsplaats] vanwege het gedrag van verzoekster. De ASG had op 12 juni 2025 besloten om de dochter met ingang van 12 juli 2025 van school te verwijderen, omdat de situatie tussen verzoekster en de leerkrachten als ernstig en uitzonderlijk werd ervaren. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld en geconcludeerd dat de ASG in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de verwijdering van de dochter.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de communicatie tussen verzoekster en de school ernstig verstoord was. Verzoekster had herhaaldelijk klachten ingediend tegen de leerkrachten en dreigde met juridische stappen, wat leidde tot een onwerkbare situatie. De belangen van de leerkrachten en de school werden zwaarwegend geacht, en de voorzieningenrechter concludeerde dat de verwijdering van de dochter van school gerechtvaardigd was. De uitspraak houdt in dat het beroep van verzoekster ongegrond is verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De dochter mag niet terug naar basisschool [basisschool 1] en verzoekster wordt aangeraden om contact op te nemen met basisschool [basisschool 2] voor een nieuwe start.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 25/4132 en 25/4291
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 augustus 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het bestuur van de Stichting Almeerse Scholen Groep, de ASG

(gemachtigde: mr. M.M. de Roon).

Inleiding

De ASG heeft met het besluit van 12 juni 2025 [dochter] (de dochter van verzoekster) met ingang van 12 juli 2025 verwijderd van basisschool [basisschool 1] te [vestigingsplaats] vanwege het gedrag van verzoekster. Hierbij heeft de ASG ook gezorgd voor een school die bereid is om [dochter] als leerling toe te laten, namelijk basisschool [basisschool 2] , ook in [vestigingsplaats] .
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Met het bestreden besluit van 09 juli 2025 op het bezwaar van verzoekster is de school bij de verwijdering gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening geldt dan automatisch als een verzoek tijdens het beroep bij de rechtbank. De ASG heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verzoekster is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van de ASG, schoolleider [A] en clusterdirecteur [B] .
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist zij niet alleen op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook op het beroep van verzoekster. [1] Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de ASG in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [dochter] van school te verwijderen en licht dat oordeel hierna toe.
2. Het gaat om de verwijdering van [dochter] op 12 juni 2025 van de basisschool [basisschool 1] door het bestuur van de ASG. Het gaat er daarbij niet om wat [dochter] heeft gedaan, maar om de verhouding tussen verzoekster en de juffen. Ook in het geval van misdragingen van ouders, en dus niet van de leerling zelf, bestaat er de bevoegdheid om een leerling van school te verwijderen. Het is daarbij van belang om te beoordelen of de situatie zo ernstig is, dat er geen andere oplossing mogelijk is en het duidelijk is dat het op deze manier niet verder kan. Omdat een verwijderingsbesluit wel een zeer ingrijpende maatregel is, mag de school dit alleen doen in zeer uitzonderlijke gevallen. Bovendien moeten de belangen van de leerling, ouders en school hierbij in overweging worden genomen.
2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de ASG in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [dochter] van school te verwijderen. Er is namelijk sprake van een uitzonderlijk geval, waarin het niet verder kan op deze manier. Uit het dossier blijkt dat er meerdere keren iets is voorgevallen op school. Dat is ook normaal, er gebeuren nou eenmaal dingen op een basisschool. Normaal gesproken is het zo dat ouders en de leerkracht dan even contact met elkaar hebben, telefonisch of dat de ouder even langs komt om te praten, maar dat is hier niet gebeurd. In plaats daarvan gebeuren er keer op keer vier dingen:
  • ten eerste vraagt verzoekster meteen om een schriftelijke reactie in plaats van eerst contact op te nemen met de juf;
  • ten tweede vraagt verzoekster meteen om (schriftelijke) excuses, zonder eerst te vragen wat er precies is gebeurd;
  • ten derde stapt verzoekster meteen naar de directie zonder eerst te praten met de juf;
  • en ten vierde dreigt ze met verdere juridische stappen en het inschakelen van onder meer de politie als de ASG iets niet doet zoals zij dat wil.
2.2.
Dit kan eenmalig gebeuren, dan zijn de gevolgen beperkt. Maar het is hier keer op keer zo dat verzoekster erg veel klachten indient tegen de leerkrachten en aangeeft dat ze het er niet mee eens is. Omdat dit zo vaak is gebeurd, hebben de juffen hier echt last van gekregen. In hun verklaringen komt ook naar voren dat ze bang zijn geworden om ergens iets van te zeggen, omdat ze bang zijn voor weer een klacht. Als het zo is dat de juffen [dochter] niet meer durven aanspreken, dan gaat het niet goed. De juffen geven aan dat ze hier veel energie en tijd aan kwijt zijn geraakt en hier mentaal last van hebben gehad. Niet alleen de juffen hebben hier last van gehad, maar ook [dochter] heeft hier nadelen van ondervonden. [dochter] is tussen de juffen en verzoekster in komen te staan. De juffen hebben namelijk aangegeven dat [dochter] soms zegt dat ze iets wat de juf doet aan haar moeder gaat vertellen en soms vraagt ze juist of de juffen iets niet aan moeder willen vertellen want daar komt gedoe van. Als een kind dat zegt, is dat niet goed. [dochter] zit tussen verzoekster en de juffen in en dat is echt een slecht teken.
2.3.
Verzoekster heeft tijdens de zitting aangegeven dat als de juffen zich vervelend behandeld voelden, ze verzoekster daarop hadden moeten wijzen. Er zijn echter verschillende keren signalen afgegeven. Bijvoorbeeld dat de directrice aangeeft dat de communicatie voortaan via haar gaat in plaats van de juffen, of dat ze eerder juist vroeg waarom verzoekster bij haar aanklopt en niet bij de juf. Het wordt heel lastig als verzoekster over die signalen dan meteen een klacht indient, het wordt daardoor heel moeilijk om daarover tot haar door te dringen.
2.4.
Kijkend naar de situatie is de voorzieningenrechter van oordeel dat het zo verkeerd is gelopen dat dit niet meer te herstellen is. Verzoekster geeft ook aan dat zij in die periode medicijnen innam vanwege de complicaties van haar zwangerschap en dat zij daardoor wellicht over de grens is gegaan. Momenteel is verzoekster van haar medicatie af, maar merkt de voorzieningenrechter dat de communicatie nog steeds niet goed verloopt. Het stoppen met de medicatie heeft daarin dus niet het juiste verschil gemaakt.
2.5.
Om tot een goede beslissing te komen heeft de voorzieningenrechter ook de betrokken belangen afgewogen. [dochter] wil natuurlijk graag op basisschool [basisschool 1] blijven, dat wil verzoekster ook graag. Daar tegenover staan de belangen van de leerkrachten en de school die aangeven dat het zo niet langer gaat. De voorzieningenrechter ziet dat het uit de hand is gelopen en het zo niet verder kan. De verwijdering van [dochter] van basisschool [basisschool 1] blijft daarom in stand.
2.6.
Op de zitting is duidelijk geworden dat [dochter] afgelopen week niet naar school is geweest, dat is echt heel onwenselijk. Daarom benadrukt de voorzieningenrechter dat het echt heel belangrijk is dat verzoekster zo snel mogelijk contact opneemt met basisschool [basisschool 2] , zodat [dochter] zo snel mogelijk naar school kan. Daarbij is het van belang dat verzoekster bij deze nieuwe school een goede start maakt, zodat dit niet nog een keer gebeurt. Het belangrijkste daarbij is dat de situatie voor [dochter] zo stabiel mogelijk blijft.
3. Dat betekent dat het beroep ongegrond is en de voorlopige voorziening wordt afgewezen. [dochter] mag dus niet meer terug naar basisschool [basisschool 1] en verzoekster krijgt geen gelijk. Er is geen aanleiding om het griffierecht of de proceskosten te vergoeden.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2025 door mr. M. van der Knijff, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.