ECLI:NL:RBMNE:2025:4777

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
10.190603.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot beroving in vereniging en vrijspraak van het medeplegen van voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die op 6 juni 2024 in Rotterdam samen met anderen heeft geprobeerd een horloge van een slachtoffer te stelen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 19 augustus 2025. De officier van justitie, mr. L.H.J. Verheijden, eiste een veroordeling voor poging tot beroving en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.A.C. van den Brink, pleitte voor vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de poging tot beroving wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had een actieve rol in de voorbereiding van de beroving, zoals blijkt uit een Snapchatgesprek waarin hij instructies gaf aan medeverdachten en hen informatie verschafte over de beroving. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 106 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 20 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die openstond voor begeleiding en ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 10.190603.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2008] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, en mevrouw W. Hop van Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
1.
op 6 juni 2024 te Rotterdam, samen met één of meer anderen, heeft geprobeerd om door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een horloge
en/of
op 6 juni 2024 te Rotterdam, samen met één of meer anderen, heeft geprobeerd om, door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] een horloge van hem te stelen;
Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan voornoemde feiten.
2.
op 6 juni 2024 te Rotterdam, samen met één of meer anderen, een pistool voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Van het onder 2 ten laste gelegde heeft zij vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde. [verdachte] heeft als tussenpersoon gefungeerd en zijn bijdrage is te beperkt geweest om dit als medeplegen aan te merken. De raadsman heeft zich gerefereerd wat betreft de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de poging tot beroving.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde, omdat het dossier onvoldoende bewijs biedt dat [verdachte] dit wapen, samen met anderen, voorhanden heeft gehad.
Bewijsmiddelen voor feit 1 [1]
Door aangever [slachtoffer] is verklaard dat hij een filmpje kreeg van de huismeester van het pand aan de [adres] in [woonplaats] dat hij huurt voor tijdelijke verkoop. Op het filmpje zag hij twee jongens vaag langs zijn pand lopen. Hij zag dat zij tien meter terugliepen en met iets bezig waren. Hij zag op de camerabeelden dat zij een bivakmuts ophadden en handschoenen aan hadden. De jongen die kleiner was, had iets in zijn handen dat leek op een wapen. De jongens liepen langs zijn winkel, keken naar binnen en liepen door. Aangever liep van zijn originele winkel aan de [straat] naar het huurpand. Toen hij bij de ingang van het huurpand stond, zag hij de twee jongens langs hem lopen. [2]
Op de camerabeelden van 6 juni 2024 van het industriegebouw zag verbalisant om 12.11.57 uur twee jongens langs de winkel [slachtoffer] lopen die hij herkende als medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Verbalisant zag [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kort in het 1e Goudsewagenhof rondlopen, bij een kantoor waarvan de deuren openstaan naar binnen kijken en terug lopen naar de toegang van het hof. Vervolgens zag hij dat de jongens bij de toegang van het hof handschoenen aandoen, iets over hun hoofden doen en daaroverheen hun capuchons op doen. Zij lopen het 1e Goudsewagenhof weer in en lopen naar hetzelfde kantoor waar zij eerder al naar binnen keken. Zij staan kort stil voor de openstaande deuren en kijken weer naar binnen. Verbalisant ziet dat [medeverdachte 1] iets in zijn handen heeft en dat de jongens vervolgens weer teruglopen naar de ingang van het hof. Verbalisant ziet dat [medeverdachte 2] de capuchon van zijn hoofd doet en dat wat hij eerder over zijn hoofd had gedaan er weer afhaalde. [medeverdachte 1] doet dat ook, maar laat zijn capuchon op. Verbalisant ziet dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de 1e Goudsewagenhof uitlopen en de Goudsewagenstraat inlopen in de richting van de [straat] . [3]
De iPhone van [medeverdachte 2] is onderzocht. Daarin is een Snapchatgesprek aangetroffen van 6 juni 2024 om 00.51 uur waarbij vijf deelnemers waren aangesloten, namelijk:
1) [deelnemer 1] (hierna te noemen: deelnemer 1);
2) [Snapaccount medeverdachte 2] (dit is [medeverdachte 2] );
3) [deelnemer 3] ;
4) [Snapchataccount medeverdachte 1] (dit is [medeverdachte 1] );
5) [deelnemer 5] .
In het gesprek voegt [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] toe aan het gesprek. [medeverdachte 1] vraagt wat het risico is. Deelnemer 1 vraagt wie de speler is. Vervolgens vraagt [deelnemer 3] wie er allemaal ‘fit’ zijn. Fit is een synoniem in straattaal voor ergens klaar voor zijn of in de gelegenheid zijn. [medeverdachte 1] reageert met [medeverdachte 2] en [deelnemer 5] dat ze fit zijn. Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] wat de job is. Deelnemer 1 antwoord: ‘tijd klemmen’ wat in straattaal een synoniem is voor een horloge roven. [medeverdachte 1] vraagt van wie. Deelnemer 1 vraagt vervolgens nogmaals wie er ‘fit’ is en zegt dat ze opgehaald worden. [medeverdachte 1] vraagt waar het is. Deelnemer 1 zegt dan ‘Rotje maar je gaat met whip’, dat is straattaal voor ‘Rotterdam maar je gaat met de auto’. Ook zegt deelnemer 1 dat er maar maximaal twee man mee mogen. [medeverdachte 1] neemt daarop initiatief en zegt dat hij en [medeverdachte 2] dan gaan. [medeverdachte 1] vraagt: ‘Krijge we een p ofz’. Dit is straattaal voor ‘krijgen we een pistool ofzo’. [medeverdachte 1] vraagt ook of ze worden opgehaald. Deelnemer 1 zegt dat ze een P krijgen en dat ze opgehaald worden. Deelnemer 1 vraagt of ze in de ochtend om 10 uur ‘tdv midden’ zijn. Dit bleek na onderzoek Tussen De Vaart Midden te zijn. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens: ‘Maar is die man actief die we gaan race, maar is het gewoon een cherry’, ‘hij is geen gekke kil ofz dat ie met pop straat loopt’, ‘gw een sukkel ofz toxh’. Deelnemer 1 zegt daarop ‘ja’ en vervolgens: ‘Komt goed boys. We doen alleen djoens als alles zeker is’. [medeverdachte 2] vraagt vervolgens: ‘Maar krijgen we daarna onze buit of niet gelijk’. Deelnemer 1 zegt: ‘Als jullie de klok hebben gaat die andere boy de koper meeten en dan meeten wij weer en verdelen we buit’. Het gesprek gaat verder in de ochtend van 6 juni waarbij deelnemer 1 vraagt of ze al wakker zijn en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangeven dat ze op de locatie zijn om opgepikt te worden. [4]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat als de man niet meewerkte, hij hem moest bedreigen met een vuurwapen en hem op zijn hoofd moest slaan. [5]
Tijdens de terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij degene is in het Snapchatgesprek met het nummer [deelnemer 1] en dat ‘tijd klemmen’ betekent ‘een horloge roven’. [6]
Bewijsoverweging voor feit 1
Een nauwe en bewuste samenwerking
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat [verdachte] betrokken was bij de poging tot beroving. Het is echter de vraag of zijn rol moet worden gekwalificeerd als
medeplegen, zoals primair ten laste is gelegd en door de officier van justitie is gevorderd, of als
medeplichtigheid, zoals subsidiair ten laste is gelegd en door de raadsman is bepleit.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook als het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat tussen [verdachte] en de medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De bijdrage van [verdachte] in de voorbereiding van de beroving was van zodanig gewicht dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Uit het chatgesprek blijkt dat [verdachte] een zelfstandige, proactieve en coördinerende rol had en als een onmisbare schakel diende in het geheel. [verdachte] onderhield tot en met de ochtend van de beroving het contact met de medeverdachten en voorzag hen (desgevraagd) van de benodigde informatie over de ophaallocatie, de plaats waar de beroving zou plaatsvinden, het vervoer, het wapen en de verdeling van de buit. Hij heeft daarbij ook geruststellende mededelingen gedaan, zoals dat alles goed komt en dat ze de beroving alleen zouden doen als alles zeker is. Verder heeft [verdachte] invloed gehad op de uitvoering door het aantal deelnemers te bepalen.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat [verdachte] slechts een tussenpersoon was. Het door de verdediging geschetste scenario dat [verdachte] door iemand is benaderd over het plan om aangever van zijn horloge te beroven, waarna [verdachte] de informatie van die persoon heeft doorgegeven aan een persoon die al in contact stond met de medeverdachten, is bovendien niet aannemelijk geworden. [verdachte] heeft dit voor het eerst pas ter zitting verklaard. Het lag op de weg van [verdachte] om duidelijkheid te verschaffen over door wie hij zou zijn benaderd en wat de rol van die persoon was, maar dat heeft hij niet gedaan. Door dit alles is zijn verklaring niet te verifiëren.
Verder volgt uit het chatgesprek dat [verdachte] de vragen van de medeverdachten steeds snel wist te beantwoorden en nergens blijkt uit dat hij de antwoorden bij iemand moest navragen. De rechtbank wijst er daarbij op dat [verdachte] in het chatgesprek heeft aangegeven dat ‘we’ de beroving alleen gaan doen als alles zeker is en dat ‘we’ na afloop de buit verdelen. Het gebruik van die woorden past niet bij iemand die slechts als doorgeefluik optrad.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is sprake van
medeplegen. De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna omschreven in rubriek 5.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
1
op 6 juni 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een horloge, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde,
- instructies heeft ontvangen over de te plegen afpersing,
- het bedrijfspand van die [slachtoffer] heeft geobserveerd,
- handschoenen heeft omgedaan,
- gezicht bedekkende kleding heeft gebruikt, en
- een vuurwapen voorhanden heeft gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
op 6 juni 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een horloge, dat aan [slachtoffer] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- instructies heeft ontvangen over de te plegen diefstal,
- het bedrijfspand van die [slachtoffer] heeft geobserveerd,
- handschoenen heeft omgedaan,
- gezicht bedekkende kleding heeft gebruikt, en
- een vuurwapen voorhanden heeft gehad
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
De eendaadse samenloop van
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 136 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden;
- een taakstraf in de vorm van een leerstraf van 20 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 10 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het advies van de Raad te volgen en daarnaast aan [verdachte] een voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Een voorwaardelijke jeugddetentie is niet passend gelet op het aandeel van [verdachte] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een poging tot beroving van een horloge van het slachtoffer [slachtoffer] . [verdachte] heeft in een Snapchatgesprek twee anderen – jongens van 13 en 14 jaar – geregeld die in Rotterdam het slachtoffer met behulp van een pistool van zijn horloge zouden beroven. Hij onderhield het contact met hen, gaf hen informatie over de persoon die beroofd moest worden, de plaats van de beroving en de locatie waar de medeverdachten opgehaald zouden worden, hij wist dat er een pistool zou worden geregeld en sprak over het verdelen van de buit. De twee medeverdachten zijn naar Rotterdam gebracht en zijn daar met gezichtsbedekkende kleding en handschoenen aan en met een vuurwapen op zak naar de winkel van het slachtoffer gelopen. Zij troffen hem daar echter niet aan en zijn weer weggegaan. Het vuurwapen dat zij bij zich hadden, betrof een goed functionerend gaspistool dat was omgebouwd en daardoor geschikt was gemaakt om kogelpatronen mee af te vuren.
De rechtbank vindt het heel kwalijk en zorgelijk dat [verdachte] , die zestien jaar oud was ten tijde van de feiten, twee zeer jonge jongens heeft geregeld om een dergelijk ernstig misdrijf te plegen. Hij heeft kennelijk op deze manier geld willen verdienen en met zijn handelen laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans persoon en eigendommen.
De persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 7 juli 2025 (strafblad) betreffende [verdachte] . Daaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 augustus 2025. Daarin staat dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag. [verdachte] staat open voor begeleiding en ondersteuning en is gemotiveerd om na de zomer te starten met een mbo-opleiding. Tegelijkertijd zijn er zorgen over de openheid van [verdachte] en het beperkte vermogen om uiting te geven aan zijn gevoelens en gedachten. In de begeleiding van Arti-Care wordt sinds kort gewerkt aan emotieregulatie. De Raad vindt het passend om [verdachte] te confronteren met de consequenties van zijn antisociale gedrag en hem tegelijkertijd vaardigheden aan te leren die bijdragen aan het voorkomen van nieuw delictgedrag. Een onvoorwaardelijke leerstraf, Tools4U, wordt daarom geadviseerd en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf waarbij het huidige toezicht- en begeleidingskader wordt voortgezet. Als bijzondere voorwaarden adviseert de Raad:
een contactverbod met de medeverdachten;
een contactverbod met het slachtoffer;
meewerken aan begeleiding van Arti-Care;
meewerken aan het afnemen van persoonlijkheidsonderzoek en het opvolgen van de eventueel daaruit voortvloeiende adviezen;
meewerken aan aanvullende behandeling en/of begeleiding;
zich inzetten voor een positieve daginvulling, waaronder schoolgang, en een positieve vrijetijdsbesteding.
Ter terechtzitting heeft de deskundige W. Hop verklaard dat [verdachte] goed meewerkt en zich aan de afspraken houdt. Het inschatten van de gevolgen van zijn gedragingen lijkt nog niet voldoende ontwikkeld te zijn bij [verdachte] , waardoor hij zich in situaties begeeft die zorgelijk zijn. Er is meer tijd nodig om dit te onderzoeken en dat kan via een persoonlijkheidsonderzoek.
De straf
Alles afwegende vindt de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 106 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De ernst van het feit rechtvaardigt deze straf. Een gedeelte van deze jeugddetentie, namelijk 60 dagen, zal voorwaardelijk worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Dit betekent dat [verdachte] nu niet opnieuw vast komt te zitten. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk gedeelte de door de Raad geadviseerde voorwaarden verbinden en hoopt dat [verdachte] daarmee enkel het goede pad zal (blijven) bewandelen en ervan zal worden weerhouden strafbare feiten te plegen.
Verder zal de rechtbank, conform het advies van de Raad, aan [verdachte] een taakstraf in de vorm van een leerstraf opleggen, namelijk Tools4U regulier, voor de duur van 20 uur.
De voorlopige hechtenis
Gelet op vorenstaande zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt [verdachte] tot een
jeugddetentie van 106 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat [verdachte] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 2] , geboren op [2010] , en [medeverdachte 1] , geboren op [2009] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1973] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* meewerkt aan begeleiding van Arti-Care of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten begeleiden, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij meewerkt aan het afnemen van persoonlijkheidsonderzoek en de eventuele daaruit voortvloeiende adviezen opvolgt;
* meewerkt aan aanvullende behandeling en/of begeleiding, indien de jeugdreclassering dit nodig acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zich inzet voor een positieve daginvulling, waaronder schoolgang, en een positieve vrijetijdsbesteding;
- waarbij de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering in Flevoland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt [verdachte] tot een taakstraf in de vorm van de
leerstraf Tools4U regulier van 20 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 10 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. B.F. Hammerle en mr. R.W. Nederveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 september 2025.
Mr. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 juni 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n),
- instructies heeft gegeven of ontvangen over de te plegen afpersing,
- het bedrijfspand van die [slachtoffer] heeft geobserveerd,
- handschoenen heeft omgedaan,
- gezicht bedekkende kleding heeft gebruikt, en/of
- een vuurwapen voorhanden heeft gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
hij op of omstreeks 6 juni 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- instructies heeft gegeven of ontvangen over de te plegen diefstal,
- het bedrijfspand van die [slachtoffer] heeft geobserveerd,
- handschoenen heeft omgedaan,
- gezicht bedekkende kleding heeft gebruikt, en/of
- een vuurwapen voorhanden heeft gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 6 juni 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
- instructies heeft gegeven of ontvangen over de te plegen afpersing,
- het bedrijfspand van die [slachtoffer] heeft geobserveerd,
- handschoenen heeft omgedaan,
- gezicht bedekkende kleding heeft gebruikt, en/of
- een vuurwapen voorhanden heeft gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 6 juni 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen dat onbekend gebleven persoon, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- instructies heeft gegeven of ontvangen over de te plegen diefstal,
- het bedrijfspand van die [slachtoffer] heeft geobserveerd,
- handschoenen heeft omgedaan,
- gezicht bedekkende kleding heeft gebruikt, en/of
- een vuurwapen voorhanden heeft gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 juni 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- informatie over het beoogde slachtoffer en weg te nemen goed te verschaffen,
- een vuurwapen te leveren,
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te vervoeren, en/of
- door voornoemde verdachten voor te houden dat zij een deel van de opbrengst
van het weg te nemen horloge zouden krijgen;
2
hij op of omstreeks 6 juni 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Retay, type P114, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 juni 2024, genummerd RT2R024019
2.Pagina 29.
3.Pagina’s 39 t/m 42.
4.Pagina’s 50 t/m 51 en 111 t/m 125.
5.Pagina 65.
6.Verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 19 augustus 2025.