ECLI:NL:RBMNE:2025:4784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
25/658
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Willemse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 4 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 14 januari 2025, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser het verschuldigde griffierecht van € 53,- niet heeft betaald. De rechtbank wijst erop dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is, wat betekent dat er geen goede reden is gegeven voor het verzuim.

De griffier heeft eiser herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met brieven van 27 januari en 22 mei 2025, maar eiser heeft geen actie ondernomen om het griffierecht te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brieven niet zijn afgeleverd, omdat eiser inmiddels op een ander adres stond ingeschreven. Ondanks deze omstandigheden heeft eiser geen verontschuldiging voor het niet betalen van het griffierecht gegeven.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet plaatsvindt en het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Willemse, in aanwezigheid van griffier M.S.D. de Weerd, en is openbaar uitgesproken op 4 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/658

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [plaats], verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 14 januari 2025.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft eiser het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft eiser bij brief van 27 januari 2025 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 25 februari 2025 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat PostNL de aangetekend verzonden brief op 25 februari 2025 heeft geprobeerd te bezorgen bij de eiser, maar dat dit niet is gelukt, waarna de brief naar een PostNL-punt is gebracht. De nota is niet afgehaald en op 15 maart 2025 retour afzender gestuurd.
5. Op 14 april 2025 heeft de griffier de adresgegevens van eiser opgezocht in de basisregistratie personen. Daaruit bleek dat eiser inmiddels staat ingeschreven op een ander adres. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 22 mei 2025 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat PostNL de aangetekend verzonden brief op 24 mei 2025 heeft geprobeerd te bezorgen bij de eiser, maar dat dit niet is gelukt, waarna de brief naar een PostNL-punt is gebracht. De nota is niet afgehaald en op 8 juni 2025 retour afzender gestuurd.
6. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
7. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M Willemse, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.