ECLI:NL:RBMNE:2025:4785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
16-118576-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op een Volkswagen Golf en de disproportionaliteit van het voortduren van het beslag in het kader van een strafrechtelijk onderzoek

Op 4 juli 2025 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager, geboren in 1996, had een Volkswagen Golf in beslag genomen gekregen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Het klaagschrift strekte tot teruggave van het voertuig, omdat klager van mening was dat het beslag hem onevenredig zwaar trof. De raadkamer heeft de inhoud van het dossier en het schriftelijk advies van de officier van justitie in overweging genomen. De officier van justitie stelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag, omdat er vermoedens waren van witwassen. Klager's raadsman voerde echter aan dat klager financieel in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen en dat de persoonlijke belangen van klager zwaarder wogen dan de strafvorderlijke belangen. De raadkamer oordeelde dat het voortduren van het beslag disproportioneel was, gezien de ernst van de verdenking en de waarde van het voertuig. Uiteindelijk werd het klaagschrift gegrond verklaard en werd de teruggave van de Volkswagen Golf aan klager gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer : 16-118576-25
Raadkamernummer : 25-008978
Datum : 4 juli 2025
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. A.W.J. van Galen, advocaat te Amsterdam ( [adres] ),
hierna te noemen: klager.

Procesgang

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het onder klager in beslag genomen voorwerp, te weten: een Volkswagen Golf (kenteken: [kenteken] ).
De raadkamer heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen klager als verdachte (met bovenvermeld parketnummer), van voornoemd klaagschrift en van het schriftelijk advies van de officier van justitie d.d. 16 juni 2025.
De raadkamer heeft op 20 juni 2025 klager, zijn raadsman, mr A.W.J. van Galen, advocaat te Amsterdam en de officier van justitie, mr. V.L. Thuijsman, in openbare raadkamer gehoord.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken:
onder klager is op 1 april 2025 op de voet van artikel 94 Sv in beslag genomen: een Volkswagen Golf (kenteken: [kenteken] );
klager heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen;
klager heeft gesteld rechthebbende te zijn van hetgeen in beslag is genomen;
het beslag is gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen klager als verdachte.
Op grond van de stukken uit het dossier met voormeld parketnummer moet [medeverdachte 1] B.V. als belanghebbende worden aangemerkt in de zin van artikel 552a Sv. [medeverdachte 1] B.V. is op de hoogte gebracht van het onderhavige klaagschrift, de behandeling in raadkamer en is gewezen op de mogelijkheid zelf de teruggave te vragen.

Standpunten

De raadsman van klager heeft ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat aangevoerd dat het inkomen van klager wel degelijk voldoende was voor het voldoen van de maandelijkse lease termijnen. Voorts heeft hij aangevoerd dat klager een niet op voorhand aannemelijke verklaring over de herkomst van het geld heeft afgelegd. Tot slot heeft de raadsman van klager aangevoerd dat de persoonlijke belangen van klager bij opheffing van het beslag zwaarder wegen dan enig strafvorderlijk belang.
De raadsvrouw van belanghebbende heeft betoogd dat [medeverdachte 1] B.V. rechthebbende is van het onder klager in beslag genomen goed. Zij heeft daartoe aangevoerd dat klager en belanghebbende op basis van financial lease een contract hebben, en dat belanghebbende dus de eigenaar is van de auto. Belanghebbende heeft geen vermoeden hoeven hebben dat klager deze financial lease afsloot door middel van witwassen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de feiten en omstandigheden waaronder de lease van het inbeslaggenomen voertuig plaats heeft gevonden c.q. wordt gefinancierd, het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van witwassen. Onder deze omstandigheden mag van klager worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de gelden waarmee hij de lease bekostigd heeft niet van misdrijf afkomstig zijn. De aangeleverde stukken zijn onvoldoende om deze verklaring te geven, en daarom stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard.

Beoordeling

De raadkamer stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de raadkamer niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofd- of ontnemingszaak zaak te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, doorgaans nog niet compleet is. Daarnaast moet worden voorkomen dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van in beslag genomen voorwerp. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv is daarbij in dit geval van belang of het voortduren van het beslag nodig is voor het aan de dag brengen van de waarheid in een strafzaak, het voortduren van het beslag nodig is voor het aantonen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en/of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voorwerp zal verbeurd verklaren of onttrekken aan het verkeer.
Op grond van de zich op dit moment in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de raadkamer van oordeel dat het belang van strafvordering zich in dit geval niet verzet tegen beëindiging van het beslag. Het klaagschrift wordt gegrond verklaard. Hierna wordt uitgelegd waarom de raadkamer tot dit oordeel komt.
Uit de stukken volgt dat het onderzoek van het openbaar ministerie zich als eerste op de leasemaatschappij en de bestuurders daarvan richt. Het betreft een strafrechtelijk onderzoek naar (gewoonte)witwassen ex artikel 420bis en 420ter Wetboek van Strafrecht. Het vermoeden bestaat dat de verdachten [medeverdachte 1] BV, [medeverdachte 2] BV en de (indirect) feitelijk bestuurder(s), [medeverdachte 3] en zijn zus [medeverdachte 4] een faciliterende rol vervullen bij georganiseerde criminaliteit en daarmee bijdragen aan de ondermijning van de rechtstaat.
In het kader van dit onderzoek is ook de overeenkomst met klager onderzocht. Het openbaar ministerie heeft zich vervolgens -kort samengevat- op het standpunt gesteld dat klager met deze lease overeenkomst boven zijn stand leeft, omdat zijn financiën niet toereikend zijn voor de verplichtingen die uit de leaseovereenkomst voortvloeien. Daarbij gaat het niet alleen om de maandelijkse termijnen, maar ook om de contante aanbetaling van bijna € 6.000 bij aanvang van de overeenkomst. Op grond daarvan vermoedt het openbaar ministerie dat sprake is van betalingen die afkomstig zijn van een misdrijf.
Klager heeft zich in eerste instantie op advies van zijn raadsman op zijn zwijgrecht beroepen en geen enkele verklaring gegeven. Inmiddels is door klager via zijn raadsman meer inzicht gegeven in de financiën en een verklaring aangedragen die met stukken is onderbouwd. Kort gezegd komt die verklaring er op neer dat klager, die bij de mondelinge behandeling van het klaagschrift verteld heeft dat hij nog thuis woont, weinig lasten heeft en dat zijn inkomen ruimer is dan het openbaar ministerie heeft becijferd. Verder zijn afschriften verstrekt waaruit volgt van contante opnames over een langere periode, die kunnen verklaren dat een contante aanbetaling van bijna € 6.000 aan de leasemaatschappij is gedaan.
Naar het oordeel van de raadkamer is deze verklaring niet op voorhand onaannemelijk of niet te controleren en zal daarnaar dus nader onderzoek moeten worden gedaan. Door de nu gegeven toelichting kan de financiële situatie van klager in elk geval beter onderzocht worden. Verder heeft te gelden dat de contant verrichte (aan)betaling weliswaar substantieel is, maar niet van dien aard dat meteen crimineel verkregen geld vermoed kan worden. Concreet ligt de vraag nu voor of klager hangende dit onderzoek heeft te accepteren dat het beslag op de leaseauto blijft liggen.
Het openbaar ministerie stelt dat er tijd nodig is voor het onderzoek en dat het op voorhand niet hoogst waarschijnlijk is dat de strafrechter op enig moment de verbeurdverklaring zal bevelen. Dat uitgangspunt is in beginsel juist. De feitelijke situatie roept vragen op en zou, afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek, op enig moment kunnen leiden tot het instellen van strafvervolging waarbij ook verbeurdverklaring aan de orde zou kunnen zijn.
Klager heeft echter ook aangevoerd dat het beslag hem onevenredig zwaar treft. Hij zit inmiddels in een dispuut met de leasemaatschappij over de maandelijkse termijnen. De leasemaatschappij stelt zich op het standpunt dat die betaald moeten worden, zonder dat klager kan beschikken over de auto. Het gaat bovendien om een auto die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt tegenover een beperkt verwijt. Verder heeft hij gewezen op de afhankelijkheid van de auto voor wat betreft het vervoeren van zijn zoontje naar school en logopedie, om zijn werk goed te kunnen doen en om bij te springen voor het vervoer van zijn zus.
Klager wordt in zijn vermogen getroffen (betalen zonder tegenprestatie) als het beslag blijft liggen, terwijl niet zeker is dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Dat uiteindelijk strafvervolging tegen verdachte ingesteld zal worden staat dan ook nog niet vast. Zou dat wel gebeuren, dan is het ook bepaald geen gegeven dat verbeurdverklaring volgt. Uit de leaseovereenkomst blijkt dat de auto onvervreemdbaar eigendom van de leasemaatschappij blijft gedurende de looptijd van het contract. Dit contract is in november 2024 aangegaan voor de duur van 60 maanden. Verbeurdverklaring lijkt dan het vermogen van de leasemaatschappij te treffen en niet het vermogen van klager en lijkt daarom niet zondermeer mogelijk. Vooralsnog lijkt bovendien de omvang van het financieel te maken verwijt beperkt, terwijl de lease auto een substantieel hogere waarde vertegenwoordigt. Alles afwegend prevaleren in dit geval de persoonlijke belangen van klager en is het laten voortbestaan van het beslag, ook rekening houdend met de ernst van de verdenking en de daarmee gemoeide bedragen, disproportioneel. Het klaagschrift is derhalve gegrond en de auto dient aan klager geretourneerd te worden.

Beslissing

De raadkamer:
- verklaart het beklag
gegrond;
-
gelast de teruggaveaan klager van de Volkswagen Golf (kenteken: [kenteken] ).
Deze beslissing is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M.L. den Hoedt, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van de enkelvoudige raadkamer in deze rechtbank van 4 juli 2025.
Tegen deze beslissing staat voor het openbaar ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na de dagtekening deze beslissing.