ECLI:NL:RBMNE:2025:4816

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
11719437
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en nakoming van afspraken over erfdienstbaarheid tussen eigenaar toegangsweg en agrarische onderneming

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een toegangsweg, dat gedaagde, die een agrarische onderneming uitoefent op aangrenzende akkers, schadevergoeding betaalt en afspraken over de erfdienstbaarheid nakomt. Eiser stelt dat gedaagde de gemaakte afspraken niet naleeft en schade heeft veroorzaakt aan zijn eigendommen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde twee waarschuwingsborden met lampen langs de toegangsweg moet plaatsen, maar wijst de overige vorderingen van eiser af. De rechter concludeert dat de vorderingen tot schadevergoeding onvoldoende zijn onderbouwd en dat gedaagde gerechtigd was om houten palen te verwijderen die de uitoefening van de erfdienstbaarheid belemmerden. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 11719437 \ LC EXPL 25-1190
voorheen bekend onder zaaknummer C/16/584087 / HL ZA 24-300
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [plaats] ,
3.
[eiseres sub 3],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseres sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. R.H. Broeksema,
tegen
[gedaagde] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. van Nee.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juni 2025, waarin de zaak is verwezen naar de kantonrechter;
- de mondelinge behandeling van 7 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres sub 1] c.s. is eigenaar van een toegangsweg. Hierop rust een erfdienstbaarheid van overweg ten behoeve van [gedaagde] . Partijen hebben in een eerdere rechtszaak afspraken gemaakt over de uitoefening van de erfdienstbaarheid, maar volgens [eiseres sub 1] c.s. komt [gedaagde] deze afspraken niet na. Ook zou hij schade hebben toegebracht aan eigendommen van [eiseres sub 1] c.s. In deze procedure vordert zij dat [gedaagde] de schade vergoedt en de afspraken over de erfdienstbaarheid alsnog nakomt.
2.2.
De kantonrechter zal bepalen dat [gedaagde] twee waarschuwingsborden met -lampen langs de toegangsweg moet plaatsen. De overige vorderingen worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dat oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

Inleiding
3.1.
[eiseres sub 1] c.s. is eigenaar van de woningen aan de [straat] [nummeraanduiding 1/letteraanduiding 1] en [nummeraanduiding 1/letteraanduiding 2] te [plaats] . De woningen worden via een toegangsweg ontsloten op de openbare weg. Deze toegangsweg bestaat uit de percelen kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [.] , nummers [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 3] en is ook in eigendom van [eiseres sub 1] c.s.
3.2.
[gedaagde] is eigenaar van vier percelen landbouwgrond gelegen direct naast de toegangsweg, kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [.] , nummers [nummeraanduiding 4] , [nummeraanduiding 5] , [nummeraanduiding 6] en [nummeraanduiding 7] .
3.3.
Ten laste van de toegangsweg en ten behoeve van de percelen van [gedaagde] is een erfdienstbaarheid van overweg gevestigd. [gedaagde] maakt gebruik van de toegangsweg voor zijn agrarische activiteiten.
[gedaagde] wordt veroordeeld om twee waarschuwingsborden te plaatsen
3.4.
Tussen partijen is een discussie ontstaan over de inhoud en uitoefening van de erfdienstbaarheid. Op 25 november 2022 hebben partijen bij het gerechtshof een schikking getroffen die is vastgelegd in een proces-verbaal. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

In verband met de mogelijke overgang door landbouwvoertuigen wordt een waarschuwingsteken geplaatst op het moment dat de werkzaamheden plaatsvinden.”
3.5.
In 2023 heeft [gedaagde] twee waarschuwingsborden geplaatst met de tekst ‘Pas op! Landbouwverkeer’: één aan het begin en één aan het einde van de toegangsweg. [eiseres sub 1] c.s. heeft aan hem te kennen gegeven dat deze borden niet volstaan, omdat afgesproken zou zijn dat alleen tijdelijk – op het moment dat er werkzaamheden worden uitgevoerd – waarschuwingsborden worden geplaatst. Een vast bord zou na verloop van tijd geen waarschuwend effect meer hebben. Enige tijd daarna zijn de borden verdwenen. Wie hiervoor verantwoordelijk is, blijft onduidelijk. Feit is dat de borden er nu niet meer staan.
3.6.
In deze procedure vordert [eiseres sub 1] c.s. veroordeling van [gedaagde] tot onvoorwaardelijke en onherroepelijke medewerking aan de in het proces-verbaal vastgelegde afspraken van partijen, waaronder het plaatsen van waarschuwingstekens bij de overgang door landbouwvoertuigen op het moment dat de werkzaamheden plaatsvinden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 100.000,-.
3.7.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat het permanent plaatsen van twee palen met een waarschuwingsbord, waaraan een waarschuwingslamp wordt gehangen zodra werkzaamheden worden uitgevoerd waarbij met (onderdelen van) een landbouwvoertuig over de toegangsweg wordt gehangen, voldoet aan de hiervoor genoemde afspraak uit het proces-verbaal. De lampen worden weer verwijderd of uitgeschakeld zodra van deze werkzaamheden geen sprake meer is. De kantonrechter sluit hierbij aan. Partijen zijn het er ook over eens dat deze borden op de grond van [gedaagde] moeten worden geplaatst: één bord aan het begin van de toegangsweg en één bord aan het einde van de toegangsweg. Ook hierbij sluit de kantonrechter aan. De borden moeten worden geplaatst in de noordwestelijke hoek van perceel [nummeraanduiding 4] (begin toegangsweg) en de zuidwestelijke hoek van perceel [nummeraanduiding 5] (einde toegangsweg) op 50 centimeter van de erfgrens.
3.8.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om een dwangsom op te leggen. Partijen zijn het er immers over eens dat er permanent twee waarschuwingsborden moeten worden geplaatst, dat deze moeten worden geplaatst op de grond van [gedaagde] en dat er waarschuwingslampen moeten worden opgehangen bij specifieke werkzaamheden. Bovendien heeft [gedaagde] in het verleden al eerder twee borden geplaatst en lampen aangeschaft.
3.9.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen het gehad over perceel [nummeraanduiding 8] . Deze smalle strook grond grenst ook aan de toegangsweg, maar is niet in eigendom van [gedaagde] . De kantonrechter kan daarover in deze zaak daarom geen uitspraak doen.
De algemene vordering tot het verlenen van medewerking aan het proces-verbaal wordt afgewezen
3.10.
De vordering van [eiseres sub 1] c.s. tot het verlenen van onvoorwaardelijke en onherroepelijke medewerking aan de in het proces-verbaal gemaakte afspraken wordt afgewezen. [gedaagde] is hiertoe al gehouden. De enige toegevoegde waarde van een veroordeling in deze procedure zou de gevorderde dwangsom zijn, maar daarvoor heeft [eiseres sub 1] c.s. onvoldoende onderbouwd welke afspraken uit het proces-verbaal (naast de waarschuwingsborden) niet worden nagekomen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres sub 1] c.s. voor het eerst aangevoerd dat [gedaagde] de afspraak over het plaatsen van grasbetonblokken niet is nagekomen, maar daarvoor acht de kantonrechter een dwangsom op dit moment niet nodig. Een dwangsom dient namelijk als prikkel tot nakoming en niet gebleken is dat [eiseres sub 1] c.s. al om nakoming van deze verbintenis heeft gevraagd of dat [gedaagde] heeft geweigerd aan deze verbintenis te voldoen.
De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen
3.11.
[eiseres sub 1] c.s. vordert betaling van een schadevergoeding van € 5.834,48, te vermeerderen met wettelijke rente. [gedaagde] zou schade hebben toegebracht aan eigendommen van [eiseres sub 1] c.s., namelijk de brievenbus, het metselwerk en de verlichting, houten palen, de berm van de toegangsweg en kadasterpaaltjes. [gedaagde] heeft dit betwist.
3.12.
De eerste post betreft schade aan de gemetselde brievenbus van [eiseres sub 1] c.s. aan het begin van de toegangsweg. Zij stelt dat [gedaagde] hier tegenaan is gereden met een landbouwvoertuig. [gedaagde] betwist dit. Als onderbouwing heeft [eiseres sub 1] c.s. een video overgelegd (nummer 3 in productie 7). Daarop is slechts te zien dat een landbouwvoertuig op het perceel van [gedaagde] in de buurt van de brievenbus rijdt, maar niet dat de brievenbus wordt geraakt. Dit is – bij betwisting door [gedaagde] – onvoldoende om vast te stellen dat [gedaagde] de schade heeft veroorzaakt. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
3.13.
De tweede schadepost betreft de verkleuring van het witte metselwerk van de palen bij de toegangsweg en de schade aan de bedrading/verlichting van het hekwerk bij de toegangsweg. Dit zou volgens [eiseres sub 1] c.s. zijn veroorzaakt door beregening met ijzerhoudend water vanaf het land van [gedaagde] . Ook deze vordering wordt afgewezen. De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat onvoldoende is onderbouwd dat de palen zijn verkleurd. Op de overgelegde foto (productie 11) is dit niet goed te zien. Ook blijkt nergens uit dat de bedrading/verlichting van de toegangspoort beschadigd is geraakt. Voor zover deze schade al zou komen vast te staan, dan heeft [gedaagde] terecht aangevoerd dat niet vaststaat dat dit is veroorzaakt door de beregening vanaf het land van [gedaagde] , en niet bijvoorbeeld door normale slijtage, regen, beregening van een ander perceel of een andere oorzaak. Een enkele video waarop beregening in werking is te zien, is daarvoor onvoldoende.
3.14.
De derde schadepost betreft houten palen langs de toegangsweg die [gedaagde] heeft omgezaagd. [gedaagde] heeft dit erkend, maar stelt dat hij daartoe gerechtigd was. De kantonrechter is het met hem eens. Vast staat dat de palen op of dicht bij de erfgrens tussen de toegangsweg en de percelen van [gedaagde] stonden en [gedaagde] belemmerden bij de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Dit was ook de reden dat [eiseres sub 1] c.s. de palen had geplaatst. In de vestigingsakte van de erfdienstbaarheid staat dat het verboden is om zaken op de weg te plaatsen anders dan voor het directe gebruik van de weg als zodanig vereist is, zodat dit gebruik ongehinderd en onverminderd zal kunnen plaatsvinden. Naar het oordeel van de kantonrechter moet hieronder in dit geval ook de berm worden begrepen. In artikel 6 van de in het proces-verbaal tussen partijen gemaakte afspraken staat bovendien dat de weg (waaronder ook de berm) van alle obstakels zal worden vrijgehouden. In de vestigingsakte staat verder dat als in strijd met deze bepaling wordt gehandeld, beide partijen bevoegd zijn om datgene wat zich op de weg (waaronder ook moet worden begrepen de berm) bevindt, zonder enige aanmaning te verwijderen. Omdat de palen [gedaagde] belemmerden bij het gebruik van de weg was hij bevoegd deze te verwijderen. Dit was daarom niet onrechtmatig, zodat er geen grondslag bestaat voor het toewijzen van een schadevergoeding. Deze vordering wordt afgewezen.
3.15.
De vierde post betreft schade aan de berm die door landbouwvoertuigen van [gedaagde] zou zijn veroorzaakt. De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat niet gebleken is dat de berm beschadigd is. Op de overgelegde video’s valt te zien dat de berm gemaaid wordt, en dat er met een landbouwvoertuig tegen de berm wordt gereden, maar dat de berm daardoor beschadigd is geraakt en wat die beschadiging precies inhoudt, is niet voldoende onderbouwd. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
3.16.
Uit productie 9 bij de dagvaarding leidt de kantonrechter af dat de vijfde schadepost ziet op een grensreconstructie door het Kadaster in verband met het verwijderen en overrijden van kadasterpaaltjes door [gedaagde] . In het lichaam van de dagvaarding is daarover echter niets gesteld. Bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing kan er niet vanuit worden gegaan dat [gedaagde] deze kosten heeft veroorzaakt. Dit betekent dat ook deze schadepost wordt afgewezen.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.17.
Omdat partijen over en weer op onderdelen in het (on)gelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis twee palen met waarschuwingsborden te plaatsen op zijn eigen percelen langs de toegangsweg naar de woningen van [eiseres sub 1] c.s. aan de [straat] [nummeraanduiding 1/letteraanduiding 1] en [nummeraanduiding 1/letteraanduiding 2] te [plaats] , en wel één waarschuwingsbord in de noordwestelijke hoek van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [.] , nummer [nummeraanduiding 4] (begin toegangsweg), en één waarschuwingsbord in de zuidwestelijke hoek van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [.] , nummer [nummeraanduiding 5] (einde toegangsweg), beide borden op 50 centimeter van de kadastrale erfgrens;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan beide onder 4.1 bedoelde waarschuwingsborden een waarschuwingslamp te hangen en in werking te stellen zodra er door hem, door derden die in zijn opdracht werken of door pachters van de in randnummer 3.2 genoemde percelen werkzaamheden worden verricht op deze percelen waarbij met (onderdelen van) landbouwvoertuigen over de toegangsweg wordt gehangen, en de lampen weer te verwijderen of uit te schakelen zodra van deze werkzaamheden geen sprake meer is;
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.
45353